Naar boven ↑

Rechtspraak

Behandeld in Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates 2023-4

Dekenbezwaar. De raad stelt vast dat verweerder blijkens twee uitspraken van het Hof van Discipline al eerder toezichtondermijnend heeft gehandeld jegens de deken door opgevraagde dossiers niet tijdig af te geven. Verweerder is met zijn toezichtondermijnende gedrag, weliswaar op een andere manier, doorgegaan. Hij heeft op drie momenten aan de deken gerichte e-mails met zeer grievende bewoordingen en aantijgingen (o.a. fraude, bedrog, manipulatie) over de (persoon van de) deken in steeds bredere kring verspreid en gedreigd met verdere verspreiding ook naar de pers. Naar het oordeel van de raad is dit een opstelling en wijze van handelen van verweerder zoals een behoorlijk advocaat absoluut niet betaamt. Met de door hem gekozen bewoordingen in bedoelde drie e-mails is hij naar het oordeel van de raad de grenzen van de hem toekomende vrijheid van meningsuiting ver te buiten gegaan, temeer daar de deken zich tegenover deze personen over de genoemde kwesties niet kon verdedigen vanwege haar geheimhoudingsplicht. Daarnaast heeft verweerder zich welbewust op de persoon van de deken gericht en heeft er, net als tegen de vorige deken, een persoonlijke vete van gemaakt met de intentie om haar te schaden. Zoals het hof al heeft overwogen in de beslissing van 7 november 2022 getuigt de houding van verweerder niet alleen van een gebrek van respect voor de onherroepelijke beslissingen van het hof, maar bovenal van gebrek aan respect voor het volstrekt gelegitimeerde toezicht van de deken waaraan ook verweerder zich dient te onderwerpen. Verweerder heeft in strijd met artikel 46 Aw en artikel 10a lid 1 sub d Aw volstrekt niet integer gehandeld. Gezien de uitlatingen van verweerder tijdens de zitting, dat hij zichzelf als klokkenluider ziet en niet zal stoppen tot de deken zijn waarheid zal vertellen, het niet inzien van het laakbare van zijn handelen, het niet willen toepassen van de regels die voor alle advocaten gelden en gezien zijn aanzienlijke tuchtrechtelijke verleden van recent een onvoorwaardelijke schorsing, is schrapping van verweerder noodzakelijk.