Naar boven ↑

Rechtspraak

Behandeld in Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates - 2019-7

Raad heeft dekenbezwaar gegrond verklaard en aan verweerder een voorwaardelijke schorsing van twaalf weken opgelegd. Plaatselijke deken heeft hoger beroep ingesteld omdat hij de enkel voorwaardelijke schorsing een te lichte maatregel vindt. Het hof acht de plaatselijke deken ontvankelijk in zijn “strafmaatappel”. Met “de deken” als bedoeld in artikel 56 lid 1 sub b Advocatenwet wordt de plaatselijke deken bedoeld. De restricties die voor een klager gelden om hoger beroep in te stellen (omschreven in lid 1 sub a van genoemd artikel) gelden niet voor de plaatselijke deken in verband met zijn rol als toezichthouder en klachtbehandelaar.

Vast staat dat verweerder met zijn gedrag in privé het vertrouwen in de advocatuur en in zijn eigen beroepsuitoefening heeft geschaad en dat hij zijn toezegging om geen straf- en familiezaken meer te doen totdat (onherroepelijk) op het dekenbezwaar is beslist, niet is nagekomen.  Zijn gedrag zag op escalaties ten opzichte van een vrouw die destijds als stagiaire aan zijn kantoor verbonden was en ten opzichte van zijn (toenmalige) echtgenote. Kort daarvoor had de tuchtrechter aan verweerder (onherroepelijk) een voorwaardelijke schorsing van een week opgelegd, zodat hij zich in de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan onbetamelijk gedrag. Nu verweerder bovendien een aanmerkelijke snelheidsovertreding heeft begaan waarvoor hij zich strafrechtelijk nog moet verantwoorden, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een volledig voorwaardelijke schorsing. Gedeeltelijke vernietiging. Onvoorwaardelijke schorsing van vier weken en voorwaardelijke schorsing van acht weken met proceskostenveroordeling.