Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-09-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2025:132
Zaaknummer
25-095/DB/LI
Inhoudsindicatie
Verzet. Op grond van artikel 46j lid 4 jo artikel 46h lid 1 Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld. De beslissing van de voorzitter is gegeven op 26 maart 2025 en op dezelfde dag per aangetekende post aan klager verzonden. Onderaan de beslissing is vermeld dat een verzetschrift moet worden ingediend binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van de beslissing. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad. Nu het verzetschrift van klager eerst op 29 april 2025 ter griffie van de raad is ontvangen, is het verzet te laat ingesteld. De raad overweegt verder dat, nu niet is gebleken dat de overschrijding van de verzet termijn door klager verschoonbaar is, deze termijnoverschrijding voor rekening van klager behoort te blijven. De conclusie is dan ook dat het door klager ingestelde verzet niet-ontvankelijk is.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 29 september 2025 in de zaak 25-095/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 maart 2025 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 27 augustus 2024 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”).
1.2 Op 12 februari 2025 heeft de raad het dossier met kenmerk K24-092 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 26 maart 2025 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is op 26 maart 2025 per aangetekende post verzonden aan klager en blijkens het statusbiljet op 27 maart 2025 bezorgd.
1.4 Bij verzetschrift, gedateerd op 22 april 2025, maar ter griffie van de raad ontvangen op 29 april 2025, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzet tijdens de zitting van de raad op 18 augustus 2025. Verschenen is klager. Verweerder is niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de beslissing van de voorzitter is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden het volgende in:
De beslissing van de voorzitter is gebaseerd op onjuiste feiten en een onjuist criterium. Verweerder heeft ernstige onrechtmatige en onjuiste opmerkingen gemaakt en heeft klager beledigd, geïntimideerd en onheus bejegend.
4 BEOORDELING
Ontvankelijkheid
4.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet overweegt de raad als volgt. Op grond van artikel 46j lid 4 jo artikel 46h lid 1 Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld.
4.2 De beslissing van de voorzitter is gegeven op 26 maart 2025 en op dezelfde dag per aangetekende post aan klager verzonden. Onderaan de beslissing is vermeld dat een verzetschrift moet worden ingediend binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van de beslissing. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad. Nu het verzetschrift van klager eerst op 29 april 2025 ter griffie van de raad is ontvangen, is het verzet te laat ingesteld.
4.3 De raad overweegt verder dat, nu niet is gebleken dat de overschrijding van de verzet termijn door klager verschoonbaar is, deze termijnoverschrijding voor rekening van klager behoort te blijven. De conclusie is dan ook dat het door klager ingestelde verzet niet-ontvankelijk is.
BESLISSING
De raad van discipline: verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. V.E.J. Noelmans, voorzitter, mrs. A.A.M. Schutte, M.J. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier, en uitgesproken op 29 september 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 29 september 2025