Rechtspraak
Verzet. Op grond van artikel 46j lid 4 jo artikel 46h lid 1 Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld. De beslissing van de voorzitter is gegeven op 26 maart 2025 en op dezelfde dag per aangetekende post aan klager verzonden. Onderaan de beslissing is vermeld dat een verzetschrift moet worden ingediend binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van de beslissing. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad. Nu het verzetschrift van klager eerst op 29 april 2025 ter griffie van de raad is ontvangen, is het verzet te laat ingesteld. De raad overweegt verder dat, nu niet is gebleken dat de overschrijding van de verzet termijn door klager verschoonbaar is, deze termijnoverschrijding voor rekening van klager behoort te blijven. De conclusie is dan ook dat het door klager ingestelde verzet niet-ontvankelijk is.