Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-09-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2025:205

Zaaknummer

25-507/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Dat verweerder klager op intimiderende en bedreigende wijze telefonisch te woord heeft gestaan, kan de voorzitter niet vaststellen. Verweerder heeft van dat gesprek een andere lezing gegeven. Klager stelt nog dat hem niet eerder is overkomen dat een advocaat van de wederpartij rechtstreeks contact met hem heeft gelegd zonder te vragen of hij al dan niet werd vertegenwoordigd door een advocaat. De voorzitter leidt daaruit af dat klager zelf op het moment van het eerste telefoongesprek met verweerder op de hoogte was van zijn mogelijkheid om een advocaat in te schakelen. Daar komt bij dat klager op dat moment nog niet de wederpartij van de cliënt van verweerder was. Verweerder heeft niet in het formulier aan de rechtbank gelogen omdat hij klager feitelijk heeft gevraagd om opgave verhinderingen en die niet heeft gekregen. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 15 september 2025 in de zaak 25-507/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder

 

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 31 juli 2025 met kenmerk Z 2377904. 

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Medio 2022 heeft B BV een aannemingsovereenkomst gesloten met H BV voor de bouw van opslagunits op een bedrijventerrein in L (hierna: het bedrijventerrein). 

1.2    H BV houdt zich onder meer bezig met de exploitatie van onroerend goed. H BV heeft onder andere aan klager een perceel grond verkocht op het bedrijventerrein.

1.3    In maart 2023 heeft B BV een toegangshek geplaatst op het bedrijventerrein. Het hek heeft na plaatsing standaard open gestaan. Op 24 januari 2024 is deze toegangspoort verwijderd.

1.4    Op 2 september 2024 is een nieuw toegangshek - met inbelnummer - op het bedrijventerrein geplaatst door H BV en/of door de op te richten Vereniging van Eigenaren van de units op het bedrijventerrein. Klager was contactpersoon/voorzitter van de VvE i.o.

1.5    Verweerder heeft klager op 13 september 2024 gebeld en namens zijn cliënte, B BV, gevraagd om hem de inbelgegevens van het nieuwe toegangshek te geven. Klager heeft dit gesprek beëindigd. Verweerder heeft klager daarna in zijn e-mail van 12:06 uur de reden van zijn telefoongesprek toegelicht en klager zo nodig gesommeerd om de inbelgegevens af te geven en om verhinderdata door te geven voor een eventueel te starten kort geding. Omdat verweerder klager vervolgens niet telefonisch kon bereiken, heeft verweerder om 14:09 uur in een e-mail aan klager gemeld dat hij vanwege de spoed van de zaak een dagvaarding zal gaan maken. Om 16:40 uur heeft verweerder aan klager zijn bij de rechtbank ingediende aanvraagformulier voor de datumbepaling voor een kort geding toegestuurd alsmede de conceptdagvaarding van B Beheer BV en B BV tegen H BV en de Vereniging voor Eigenaren io.

1.6    Op zaterdag 14 september 2024 heeft klager aan verweerder het inbelnummer van het nieuwe toegangshek gemaild.  

1.7    Op zondag 15 september 2024 heeft verweerder aan de griffie kortgedingen van de rechtbank, in cc aan klager, gemaild:

Vrijdag is bijgaand aanvraagformulier ingediend. Inmiddels is voldaan aan de primaire vordering waardoor het hek kan worden bediend. Daarmee is niet langer nodig een verkorte dagvaardingstermijn te bepalen. Vooralsnog wordt het kort geding wel voorgezet i.v.m. de subsidiaire vordering. Ik verzoek u daarvoor een datum te bepalen.   

In het door verweerder bijgevoegde formulier ‘Aanvraag kort geding’ staat onder meer vermeld:  

Bijzonderheden/ motivering: Er is aan gedaagde om verhinderdata gevraagd, maar die zijn niet verkregen. Uit de conceptdagvaarding blijkt de gang van zaken en evidente spoedeisendheid. Ik verzoek u dan ook een verkorte dagvaardingstermijn te bepalen omdat eiseres evident toegang moet hebben tot het in de dagvaarding omschreven terrein.   

1.8    Op 24 september 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.9    Op 27 november 2024 heeft het kort geding plaatsgevonden. Bij vonnis van 11 december 2024 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland H BV onder meer veroordeeld om alle benodigde (technische) gegevens van het toegangshek aan eisers af te geven voor blijvende toegang van het bedrijventerrein.

 

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    op intimiderende en bedreigende wijze klager telefonisch te dreigen met kort gedingen en te op klager te verhalen schades, zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Toelichting: Op 13 september 2024 heeft verweerder klager op een ongelegen moment gebeld. Klager heeft meermaals geprobeerd uit te leggen dat het niet uit kwam en heeft aan verweerder gevraagd om hem een e-mail te sturen. Dat gesprek was niet empathisch terwijl klager verweerder niet kende. Verweerder bleef in dat telefoongesprek maar dreigen met een kort geding en schade die verhaald zou gaan worden. Klager heeft kort daarna een einde aan het gesprek gemaakt. Na dit intimiderende en grensoverschrijdende gesprek trof klager dezelfde dag na thuiskomst een kortgedingdagvaarding in zijn e-mail aan. Daarop heeft klager aan verweerder bericht alleen nog via e-mail contact met hem te willen hebben. Ondanks dit verzoek heeft verweerder daarna met een afgeschermd nummer klager nog tweemaal geprobeerd te bellen. Volgens klager was dit niet alleen een intimiderende en bedreigende houding maar ook ontoelaatbaar grensoverschrijdend gedrag van verweerder;

b)    te liegen in het aan de rechtbank gestuurde aanvraagformulier voor datumbepaling kort geding. Toelichting: Verweerder heeft daarin onder ‘bijzonderheden/motivering’ vermeld dat aan klager om verhinderdata is gevraagd maar dat die niet zijn verkregen. Verweerder heeft nimmer aan klager gevraagd om zijn verhinderdata door te geven. 

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de hem gemaakte verwijten. 

Klachtonderdeel a)

3.2    Op het moment van het eerste contact met klager was hij voor verweerder niet de wederpartij van zijn cliënt. Zijn cliënt had op dat moment geschillen met H BV. De advocaten van H BV gaven echter geen duidelijkheid over de vraag wie over de toegang van het nieuwe hek ging. Zij verwezen daarvoor naar klager maar ook naar iemand anders. Reden voor verweerder om daarom telefonisch contact met klager op te nemen om hierover duidelijkheid te krijgen.  

3.3    Hij betreurt het dat klager het eerste telefoongesprek als intimiderend en grensoverschrijdend heeft ervaren. Wat verweerder betreft was daarvan helemaal geen sprake. Dat gesprek werd door klager al beëindigd voordat verweerder kon uitleggen waarom hij belde en om een oplossing te bespreken over de toegang door het nieuwe hek. Het kan volgens verweerder zijn dat hij heeft aangegeven dat klager een kort geding riskeerde en ook aansprakelijkstelling als hij hieraan niet snel meewerkte. Volgens verweerder heeft hij juist geprobeerd escalatie en een kort geding te voorkomen door telefonisch contact met klager te blijven zoeken om gezamenlijk snel tot een oplossing te komen. Dat klager niet met hem wilde bellen, was zijn keuze. Daarom heeft verweerder met klager gemaild zonder zich daarbij grievend over klager te hebben uitgelaten.

3.4    In opmaat naar het kort geding heeft hij de advocaten van H BV nogmaals gevraagd welke partijen erbij betrokken waren en daarbij aangegeven klager privé een kort geding te willen besparen. Daarop is eindelijk duidelijkheid gekomen, waarna verweerder namens H BV en de Vereniging van Eigenaren, met klager als bestuurder, heeft gedagvaard. 

Klachtonderdeel b)

3.5    Volgens verweerder heeft hij klager in zijn e-mail van 13 september 2024 om 12:06 uur om verhinderdata gevraagd zodat van liegen geen sprake is geweest. 

 

4    BEOORDELING

Maatstaf

4.1    Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren.  Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.2    De voorzitter kan niet vaststellen hoe het telefoongesprek op 13 september 2024 tussen klager en verweerder is gegaan. Klager en verweerder hebben daar ieder een eigen beleving van. Voor de beoordeling of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, moeten eerst de daaraan ten grondslag gelegde feiten worden vastgesteld. Deze feiten kan de voorzitter, nu aan het woord van klager en dat van verweerder evenveel geloof wordt gehecht, niet vaststellen. De voorzitter ziet in de ná het telefoongesprek tussen verweerder en klager gevoerde correspondentie ook geen aanknopingspunten voor het door klager aan verweerder gemaakte verwijt. Verweerder heeft in zijn e-mails zakelijke bewoordingen gebruikt, gepoogd om met klager tot een snelle oplossing te komen en klager ook gewaarschuwd voor mogelijke rechtsmaatregelen. Dat klager dit alles als onaangenaam heeft ervaren, zo ook de pogingen van verweerder om hem toch telefonisch te spreken, kan verweerder tuchtrechtelijk niet worden verweten.  

4.3    Klager stelt nog dat hem niet eerder is overkomen dat een advocaat van de wederpartij rechtstreeks contact met hem heeft gelegd zonder te vragen of hij al dan niet werd vertegenwoordigd door een advocaat. De voorzitter leidt daaruit af dat klager zelf op het moment van het eerste telefoongesprek met verweerder op de hoogte was van zijn mogelijkheid om een advocaat in te schakelen. Daar komt bij dat klager, zoals verweerder heeft toegelicht, ten tijde van het eerste telefoongesprek niet de wederpartij van de cliënt van verweerder was. Volgens verweerder hebben de advocaten van H BV hem gemeld dat klager mogelijk beschikte over de inbelgegevens van het nieuwe hek. In deze omstandigheid hoefde verweerder naar het oordeel van de voorzitter dan ook niet aan klager te vragen naar eventuele bijstand door een advocaat omdat er op dat moment tussen B BV en klager geen geschil bestond. Klager is pas in aanloop naar het kort geding, niet in privé maar als bestuurder van de VvE, de wederpartij van de cliënt van verweerder geworden. Over die periode gaat het onderhavige verwijt niet. 

4.4    Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet de grenzen van de hem toekomende vrijheid heeft overtreden als advocaat of anderszins de belangen van klager onnodig of op een ontoelaatbare manier heeft geschaad. De voorzitter zal klachtonderdeel a) dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel b)

4.5    In de bij de stukken gevoegde e-mail van verweerder van 13 september 2024 om 12:06 uur heeft verweerder aan klager gevraagd om opgave van zijn verhinderdata voor het mogelijk te starten kort geding. Feitelijk is het verwijt van klager, dat verweerder daarover in het formulier aan de rechtbank heeft gelogen, dan ook onjuist. De voorzitter ziet dan ook niet in welk handelen van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar geacht moet worden. Dat betekent dat de voorzitter ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond zal verklaren. 

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart: 

de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 september 2025.

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op : 15 september 2025