Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-07-2025
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2025:132
Zaaknummer
250052
Inhoudsindicatie
Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Het hof is van oordeel dat de deken het hernieuwde verzoek om aanwijzing van een advocaat op juiste gronden heeft afgewezen. Er is niet gebleken van een lopende procedure of het starten van een procedure waarvoor bijstand van een advocaat is vereist. Als vaste rechtspraak van het hof van discipline geldt dat een hernieuwd verzoek kan worden afgewezen als al een keer eerder een advocaat is aangewezen door een deken (zie HvD, 31-10-2017 ECLI:NL:TAHVD: 2017:209 en HvD, 14-02-2011, ECLI:NL:TAHVD: 2011:YA1409). Het hof benadrukt verder dat op klager een inspanningsverplichting rust om eerst zelf een advocaat te vinden die hem zou willen bijstaan. Eerst indien klager ten minste 5 serieuze doch vergeefse pogingen heeft gedaan om een advocaat te vinden èn de noodzaak van een nieuwe procedure in dezelfde zaak deugdelijk is onderbouwd, kan klager bij de deken om aanwijzing van een advocaat vragen.
Uitspraak
Beslissing van 11 juli 2025 in de zaak 250052
naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:
klager
tegen:
de deken
1 DE PROCEDURE
Bij de deken 1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.
1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen in de beslissing van 7 februari 2025. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat bijstand van een advocaat niet dwingend voorgeschreven is omdat er geen procedure loopt, klager eerst zelf een advocaat dient te zoeken en er sprake is van een hernieuwd aanwijzingsverzoek in dezelfde zaak waarin door zijn voorganger reeds een advocaat is aangewezen. Een aanwijzingsverzoek is éénmalig, aldus de deken.
Bij het hof 1.3 Klager heeft op 10 februari 2025 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
1.4 Verder bevat het dossier: - het verweer van de deken - de repliek - de dupliek
1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
2 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
2.1 Klager is in 2016 betrokken geweest bij een verkeersongeval met een scooter waarbij hij letsel heeft opgelopen. In het begin heeft mr. M. klager bijgestaan in deze kwestie die nog steeds loopt.
2.2 Klager heeft in 2021 en in 2023 een tweetal klachten bij de ambtsvoorganger van de deken ingediend tegen zijn voornoemde voormalig advocaat mr. M. Beide klachten hadden betrekking op voormelde letselschadezaak waar het thans bij dit aanwijzingsverzoek ook over gaat. Deze klachten zijn niet voorgelegd aan de tuchtrechter.
2.3 Na mr. M. heeft klager een andere advocaat in de arm genomen die zich na korte tijd aan de zaak heeft onttrokken.
2.4 Klager heeft in maart 2023 verzocht om aanwijzing van een advocaat. Op 25 april 2023 heeft de ambtsvoorganger van de deken mr. Q. als advocaat aangewezen. In de aanwijzing staat o.a.:
(…) Ik wijs u erop dat deze aanwijzing van een advocaat door de deken eenmalig is. U kunt dus niet nogmaals om aanwijzing van een advocaat verzoeken voor dezelfde zaak. (…)
2.5 Klager is er in e-mailberichten van 21 en 25 april 2023 van de ambtsvoorganger van de deken nogmaals op gewezen dat aanwijzing van een advocaat door de deken éénmalig is.
2.6 Op 4 september 2023 heeft klager een klacht tegen mr. Q. ingediend Deze klacht is ingetrokken na bemiddeling door de ambtsvoorganger van de deken. Er zijn afspraken gemaakt, onder andere over het starten van een verzoekschriftprocedure in het deelgeschil door mr. Q. De ambtsvoorganger van de deken heeft deze afspraken op 22 december 2023 bevestigd aan klager en mr. Q. Op 19 juli 2024 is een beschikking in het deelgeschil afgegeven door de rechtbank Rotterdam.
2.7 Mr. Q. heeft op 3 september 2024 klager geïnformeerd niet langer bereid te zijn diens belangen te behartigen omdat de wederzijdse verhoudingen teveel zijn getroebleerd. Mr. Q heeft klager geadviseerd een andere advocaat in te schakelen.
2.8 Op 5 september 2024 heeft klager opnieuw om aanwijzing van een advocaat verzocht. Dit verzoek is door de deken op 1 oktober 2024 afgewezen mede onder verwijzing naar e-mails van zijn voorganger van 21 en 25 april 2023.
2.9 Op 28 januari 2025 heeft klager andermaal om aanwijzing van een advocaat verzocht. Dit verzoek is door de deken afgewezen op 7 februari 2025.
2.10 Beide afgewezen aanwijzingsverzoeken betreffen dezelfde letstelschadezaak waarin op 25 april 2023 door de deken mr. Q was aangewezen.
3 BEKLAG EN VERWEER
Gronden van het beklag
3.1 Klager stelt dat de deken zijn verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Volgens klager is zijn zaak buitengewoon complex geworden door jarenlange nalatigheid van advocaten en een gebrekkige behandeling van zijn belangen. Klager acht aanwijzing van een nieuwe advocaat noodzakelijk vanwege de voortdurende problemen met het volgens klager gebrekkige dossierbeheer, de onmogelijkheid om zelf een advocaat te vinden, de structurele nalatigheid in de behandeling van zijn zaak wat leidt tot een onevenredige vertraging in de afhandeling ervan, en vanwege het belang van rechtsbijstand in deze fase. Klager stelt dat een eerlijke afhandeling onmogelijk is zonder juridische bijstand tijdens de onderhandelingen.
Verweer
3.2 De deken heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het beklag van klager. Dit verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
4.2 De advocaat die op 25 april 2023 aan klager is toegewezen door de ambtsvoorganger van de deken heeft in januari 2024 een deelgeschilprocedure aanhangig gemaakt. Met de beschikking van 19 juli 2024 is een einde gekomen aan die procedure. Klager bevindt zich nadien (opnieuw) in de fase van onderhandeling met de verzekeringsmaatschappij. Het aanwijzingsverzoek van klager van 28 januari 2025 is bedoeld om aan klager opnieuw een advocaat toe te wijzen die hem kan bijstaan in deze onderhandelingen.
4.3 Het hof is van oordeel dat de deken het hernieuwde verzoek om aanwijzing van een advocaat op juiste gronden heeft afgewezen. Het hof licht dit als volgt toe.
4.4 Het Hof begrijpt dat klager tijdens de onderhandelingen met de verzekeringsmaatschappij bijstand (en advies) van een advocaat wenselijk vindt, maar dat is geen wettelijk vereiste. Klager kan ook op andere wijze in bijstand en advies voorzien, bijvoorbeeld door het inschakelen van een letselschadejurist. Er is dan ook niet gebleken van een lopende procedure of het starten van een procedure waarvoor bijstand van een advocaat is vereist.
4.5 Daarbij geldt als vaste rechtspraak van het hof van discipline dat een hernieuwd verzoek kan worden afgewezen als al een keer eerder een advocaat is aangewezen door een deken (zie HvD, 31-10-2017 ECLI:NL:TAHVD:2017:209 en HvD, 14-02-2011, ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1409). De deken heeft dat in dit geval ook op die grond mogen doen. Hij mocht immers uit de uitlatingen van mr. Q afleiden dat de omstandigheden op grond waarvan hij de zaak van klager heeft neergelegd aan klager waren te wijten (zie de brief van 3 september 2024 van mr. Q waarin hij de reden voor onttrekking noemt). Het hof wijst er in dit verband op dat art. 13 Advocatenwet er niet in voorziet om een advocaat aan te wijzen die in alle opzichten aan de wensen van klager zal gaan voldoen.
4.6 En tot slot benadrukt ook het hof dat op klager een inspanningsverplichting rust om eerst zelf een advocaat te vinden die hem zou willen bijstaan. Eerst indien klager ten minste 5 serieuze doch vergeefse pogingen heeft gedaan om een advocaat te vinden èn de noodzaak van een nieuwe procedure in dezelfde zaak deugdelijk is onderbouwd, kan klager bij de deken om aanwijzing van een advocaat vragen. Klager heeft aan deze inspanningsverplichting niet voldaan. De stelling van klager dat hij geen andere advocaat kan vinden vanwege het volgens klager gebrekkige dossierbeheer door zijn eerste advocaat mr. M. blijkt volgens het Hof niet uit de door klager ingebrachte stukken.
4.7 De slotsom is dat het beklag ongegrond zal worden verklaard.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 7 februari 2025 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. R. van der Hoeven en M. van Roosmalen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.P.D. van Grondelle, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 11 juli 2025