Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-03-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2023:33

Zaaknummer

22-643/DB/OB

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft nadat uitspraak is bepaald, zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij, nog inhoudelijk gereageerd op de deskundigheid van de te benoemen deskundige, terwijl de rechtbank partijen enkel de gelegenheid had geboden om aan de rechtbank te berichten of overeenstemming was bereikt over de te benoemen deskundige en om indien (een van de) partijen zich niet kon(den) vinden in de door de rechtbank geformuleerde vraagstelling met een eenvormig alternatief te komen.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond, waarschuwing

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 13 maart 2023

in de zaak 22-643/DB/OB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerster

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 28 december 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 15 augustus 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48/21/0174/K van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 30 januari 2023. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

 

2 FEITEN

2.1 De cliënte van klager is betrokken geweest bij een verkeersongeval. Klager heeft zijn cliënte bijgestaan in de letselschadezaak. In dat kader heeft klager namens zijn cliënte een verzoek ingediend tot de benoeming van een deskundige. Dit verzoek is tijdens een zitting op 11 november 2021 behandeld. Verweerster heeft namens de wederpartijen (de bestuurder van de bij het verkeersongeval betrokken auto en zijn verzekeringsmaatschappij) verweer gevoerd, waarbij werd aangevoerd dat de wederpartij niet kon instemmen met de door klager namens zijn cliënte voorgestelde deskundige en vraagstelling. De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot 9 december 2021 en partijen in de gelegenheid gesteld om te onderzoeken of zij het eens konden worden over de persoon van de deskundige en om te reageren op de door de rechtbank op te stellen vraagstelling. 

2.2 De rechtbank schreef per e-mail van 8 december 2021 het volgende aan partijen:  

“Met inachtneming van dat wat partijen hierover in de stukken hebben geschreven en ook ter zitting van 11 november 2021 hebben opgemerkt, treft u bijgaand zoals besproken aan een door de rechtbank geformuleerde vraagstelling voor de nog te benoemen deskundige. Ter zitting is besproken dat partijen een eenstemmig voorstel voor een alternatief indienen in geval van op- of aanmerkingen van (een van) partijen op bijgaande vraagstelling. Wat dit betreft verneemt de rechtbank graag uiterlijk 17 december 2021 van u. Voorts maak ik van de gelegenheid gebruik u eraan te herinneren dat tijdens de zitting ook is besproken dat partijen de rechtbank op 9 december 2021 zullen berichten of het is gelukt overeenstemming te bereiken over de persoon van de deskundige ( en zo ja, of u al heeft kunnen nagaan of deze deskundige in staat en bereid is het onderzoek te verrichten + welk voorschot de deskundige op zijn honorarium verlangt).”

2.3 Klager heeft de rechtbank per e-mail van 9 december 2021 bericht dat hij, ondanks herhaalde verzoeken, nog geen reactie van verweerster had ontvangen over het gezamenlijk aanwijzen van een deskundige en dat hij daarom de rechtbank hierover niet kon informeren. Klager heeft deze e-mail in cc aan verweerster gestuurd en haar via die weg verzocht te reageren op zijn eerdere e-mails dan wel telefonisch contact met hem op te nemen. Klager stelde voor de rechtbank op uiterlijk 17 december 2021 te zullen informeren over de vraagstelling én de persoon van de deskundige.

2.4 De rechtbank heeft verweerster per e-mail van 9 december 2021 verzocht per omgaande contact op te nemen met klager ter uitvoering van de afspraken die partijen ter zitting van 11 november 2021 hebben gemaakt. De rechtbank berichtte voorts dat indien op 17 december 2021 geen eenstemmig voorstel ter zake van de persoon van de deskundige was ontvangen, de rechtbank daaruit de gevolgtrekking zou maken die zij geraden achtte.

2.5 Verweerster schreef per e-mail van 10 december 2021 het volgende aan klager:

“Mijn excuses dat u nog niet eerder van mij vernam. Mijn agenda liep wat over de laatste weken. Ik ben nog in overleg met mijn achterban. Ik kom in de eerste helft van vlg week inhoudelijk bij u op de kwestie terug.”

2.6 Verweerster heeft op 14 december 2021 aan klager bericht dat haar cliënte niet kon instemmen met de voorgestelde deskundige. Zij schreef dat, omdat de cliënte van klager niet instemde met  de voorstellen die zij namens haar cliënte had gedaan, er niets anders op zat dan de rechtbank te berichten dat er tussen partijen geen overeenstemming was bereikt over de persoon van de te benoemen deskundige. Zij schreef dit in de brief waarin zij zou reageren op de voorgestelde vraagstelling, en dat zij dat aan de rechtbank zal berichten. Klager antwoordde bij e-mail van 14 december 2021 aan verweerster dat de rechtbank hem had verzocht om de rechtbank namens beide partijen te informeren. Hij verzocht verweerster daarom om de reactie van haar cliënte aan hem toe te sturen. Klager schreef voorts de rechtbank namens beide partijen te zullen berichten dat geen overeenstemming over de persoon van de deskundige was bereikt. Klager berichtte dat zijn cliënte akkoord was met de vraagstelling.

2.7 Verweerster antwoordde per e-mail van 16 december 2021 als volgt :

“Dat maak ik niet op uit het laatste bericht van de Rechtbank, dus ik zal de Rechtbank zelf berichten. Overigens heeft cliënte evenmin bezwaar tegen de vraagstelling.”

2.8 Klager heeft de rechtbank per e-mail van 16 december 2021 bericht dat partijen geen overeenstemming hadden bereikt over de persoon van de deskundige en dat zijn cliënte geen bezwaar had tegen de door de rechtbank voorgestelde vraagstelling. Hij schreef voorts dat hij van verweerster had begrepen dat de wederpartij ook geen bezwaar had tegen de vraagstelling en dat verweerster de rechtbank ook nog zelf zou berichten.

2.9 Verweerster heeft per e-mail van 16 december 2021 de rechtbank bericht dat er namens haar cliënten geen bezwaar bestond tegen de door de rechtbank geformuleerde vragen en dat partijen geen overeenstemming hadden bereikt over de persoon van de deskundige. Verweerster schreef voorts het volgende :

“Om die reden verzoeken cliënten de Rechtbank een deskundige te benoemen. Wat betreft de expertise van de deskundige zou het in tegenstelling tot hetgeen eerder betoogd meer concreet moeten gaan om een vasculair geneeskundig internist of internist-hematoloog, nu zij over de deskundigheid beschikken om zich uit te laten over oorzaak en verloop van een trombose. De deskundigheid van een vaatchirurg is meer gelegen in het behandelen van een trombose. Mocht de rechtbank toch overgaan tot het benoemen van een vaatchirurg, dan verzoeken cliënten de Rechtbank een vaatchirurg te benoemen die kennis heeft van diep veneuze pathologie/obstruerend perifeer veneus vaatlijden.”

2.10 Klager heeft per e-mail van 17 december 2021 aan de rechtbank verzocht om geen acht te slaan op de inhoud van de e-mail van verweerster van 16 december 2021, omdat verweerster in strijd met de gemaakte afspraken van de gelegenheid gebruik had gemaakt om aanvullende verzoeken te doen omtrent de expertise, en aan verweerster verzocht klager om die e-mail in te trekken.

2.11 De rechtbank heeft partijen per e-mail van 20 december 2021 bericht zo spoedig mogelijk een beschikking te zullen afgeven ter zake de benoeming van een deskundige. De rechtbank berichtte tevens dat geen acht zal worden geslagen op het nadere verzoek van de cliënten van verweerster bij e-mailbericht van 16 december 2021, nu daarvoor geen gelegenheid was gegeven. De rechtbank berichtte de door de cliënte van klager in tweede instantie voorgestelde dr. B te zullen benaderen om na te gaan of hij in staat en bereid was het onderzoek te verrichten, en indien dat niet het geval zou zijn zelf een andere deskundige te benaderen.

2.12 Verweerster heeft per e-mail van 23 december 2021 aan de rechtbank bericht dat en waarom haar cliënten niet konden instemmen met de benoeming van dr. B tot deskundige en aan de rechtbank verzocht om op het besluit om dr. B te benoemen terug te komen en alsnog een deskundige te benoemen die niet reeds door (een van) partijen was voorgesteld.

2.13 Klager heeft verweerster per e-mail van 23 december 2021 verzocht haar e-mail van 23 december 2021 aan de rechtbank in te trekken. Verweerster heeft hierop bij e-mail van eveneens 23 december 2021 geantwoord dit niet te zullen doen.

2.14 De rechtbank heeft partijen per e-mail van 27 december 2021 bericht in het niet gemotiveerde bezwaar tegen een door de verzoekende partij voorgestelde deskundige van de cliënten van verweerster geen reden te zien terug te komen van de voorgenomen benoeming van deze deskundige en dienovereenkomstig te zullen beschikken.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

a) Verweerster heeft, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, zonder toestemming van klager de rechtbank benaderd nadat een uitspraak was bepaald (gedragsregel 21 lid 3);

b) Verweerster heeft in de periode van 11 november tot 9 december 2021 niet gereageerd op  herhaalde verzoeken van klager om hem te informeren over een mogelijke overeenstemming terzake van de te benoemen deskundige, zoals tijdens de zitting van 11 november 2021 was afgesproken.  

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht of een dekenbezwaar dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. (HvD 30 augustus 2019,ECLI:NL:TAHVD:2019:125).

5.2 Ingevolge het bepaalde in gedragsregel 21 lid 3 is het een advocaat, nadat uitspraak is bepaald, niet geoorloofd zich zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij tot de rechter te wenden.  

5.3 In de procedure tussen de cliënten van klager en verweerster heeft de rechtbank ter zitting van 11 november 2021 aan partijen de gelegenheid geboden om de rechtbank uiterlijk op 9 december 2021 te berichten of onderlinge overeenstemming over de te benoemen deskundige was bereikt. De rechtbank heeft voorts per e-mail van 8 december 2021, conform de ter zitting van 11 november 2021 gemaakte afspraak, de door de rechtbank geformuleerde vraagstelling aan partijen toegezonden en partijen in de gelegenheid gesteld uiterlijk op 17 december 2021 hierop te reageren. De rechtbank wees partijen er op dat ter zitting was besproken dat in geval van op- of aanmerkingen op de vraagstelling van (een van) partijen op de door de rechtbank opgestelde vraagstelling partijen een eenstemmig voorstel voor een alternatief zouden indienen.

5.4 De raad volgt verweerster niet in haar stelling dat het, gelet op het verloop van de procedure en de door de rechtbank aan partijen geboden gelegenheid om nog te reageren op de te benoemen deskundige en de vraagstelling, geoorloofd was om zich, zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij, nog inhoudelijk tot de rechter te wenden. Voor zover verweerster de deskundigheid van de te benoemen deskundige aan de orde had willen stellen, had zij dit ter zitting van 11 november 2021 naar voren moeten brengen. Dat de cliënten van verweerster ter zitting van 11 november 2021 niet aanwezig waren, waardoor overleg op dat moment niet mogelijk was, komt voor risico van (de cliënten van) verweerster. Dat, zoals verweerster stelt, het inhoudelijk debat ter zitting van 11 november 2021 niet was afgesloten, is door verweerster onvoldoende onderbouwd en volgt evenmin uit de aan de raad overgelegde stukken. De rechtbank heeft in haar e-mail van 8 december 2021 de mogelijkheid nog te reageren beperkt tot een bericht over de al dan niet bereikte overeenstemming over de te benoemen deskundige en het indienen van een eenstemmig voorstel voor een alternatief in geval van op- of aanmerkingen van (een van) partijen op de door de rechtbank geformuleerde vraagstelling. Ook uit de e-mail van de rechtbank van 20 december 2021 aan partijen volgt dat door de rechtbank geen gelegenheid was gegeven om nog inhoudelijk te reageren op de deskundigheid van de te benoemen deskundige. Naar het oordeel van de raad valt het verweerster tuchtrechtelijk aan te rekenen dat zij, zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij, in haar e-mail van 16 december 2021 aan de rechtbank inhoudelijk heeft gereageerd op de te benoemen deskundige en daarmee heeft geprobeerd de rechtbank in haar besluitvorming te beïnvloeden, nadat uitspraak was bepaald.

5.5 Verweerster heeft, niettegenstaande het bericht van de rechtbank van 20 december 2021, wat aan duidelijkheid niets te wensen overliet, op 23 december 2021 opnieuw een e-mail aan de rechtbank verstuurd en geprobeerd de rechtbank in haar besluitvorming te beïnvloeden door de rechtbank te verzoeken op haar voorgenomen besluit om dr. B als deskundige te benoemen terug te komen. Voor zover, zoals verweerster stelt, verweerster op 16 december 2021 nog in de veronderstelling verkeerde dat het geoorloofd was om inhoudelijk op de deskundigheid van de deskundige te reageren, heeft verweerster zich op 23 december 2021 opnieuw zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij, met een inhoudelijke reactie tot de rechtbank gewend, terwijl zij gelet op de e-mail van de rechtbank van 20 december 2021 wist, althans had moeten begrijpen, dat haar hiertoe door de rechtbank geen gelegenheid was gegeven. Ook dit valt verweerster tuchtrechtelijk aan te rekenen.

5.6 Klachtonderdeel a is op grond van het bovenstaande gegrond.

5.7 Van advocaten mag worden verwacht dat zij in het belang van de rechtzoekenden en de advocatuur in het algemeen streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen (gedragsregel 24).

5.8 Verweerster heeft in haar verweer gemotiveerd te kennen gegeven waarom zij niet direct op de verzoeken van klager heeft gereageerd. Verweerster heeft dit ook in haar e-mail van 10 december 2021 aan klager geschreven en haar excuses aangeboden. Hoewel verweerster er goed aan had gedaan om in een (kort) bericht aan klager te berichten dat en waarom zij nog niet in staat was om op de verzoeken van klager om informatie te reageren, kan de raad zonder nadere toelichting en onderbouwing, die niet is gegeven, niet vaststellen dat het verweerster tuchtrechtelijk is aan te rekenen dat zij in de periode van 11 november – 9 december 2021 niet heeft geregeerd op de verzoeken van klager. De raad zal klachtonderdeel b daarom ongegrond verklaren.

 

6 MAATREGEL

6.1 De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden.

 

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde  griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 50,- reiskosten van klager,

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel en E.J.M. Rosier, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2023.

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 13 maart 2023