Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-11-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:152

Zaaknummer

220204

Inhoudsindicatie

Artikel 13 beklag. Eén van deze voorwaarden van artikel 13 Advocatenwet is dat de rechtszoekende aannemelijk moet maken dat hij/zij niet in staat is om zelf tijdig een advocaat te vinden die bereid is om hem/haar bij te staan. Klaagster heeft slechts aangegeven dat zij meerdere advocaten heeft benaderd. Anders dan zij nu in haar beklag schrijft heeft zij geen bewijsstukken en/of toelichting op de beweerdelijke afwijzingen van door haar aangezochte advocaten voorzien, althans het hof heeft die niet bij de stukken aangetroffen. De door klaagster verschafte informatie voldoet daarom niet aan de vereisten voor een verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet. Beklag ongegrond. 

Uitspraak

 

 

Beslissing van 7 november 2022

in de zaak 220204

                                     

naar aanleiding van het beklag van:

 

                                     

klaagster

                                     

tegen:

                                     

de deken

 

 

 

1 HET BEKLAG

 

1.1 Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 7 juli 2022. Klaagster heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

 

2.1 Het beklag is op 25 juli 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:

het verweerschrift van de deken van 12 augustus 2022 met bijlagen; een e-mail van klaagster van 14 augustus 2022 met bijlagen.

2.3 De e-mail van klaagster van 19 augustus 2022 met bijlagen heeft het hof op grond van de artikelen 10.5 en 10.7 van het procesreglement buiten beschouwing gelaten. Klaagster is over de procedure die het hof voor het indienen van nadere stukken hanteert bij e-mail van 10 augustus 2022 geïnformeerd.

2.4 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de onder 2.2 vermelde stukken uit het dossier.

 

 

3 FEITEN

 

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Op 26 april 2022 heeft klaagster bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen. In haar verzoek geeft klaagster aan dat zij bij haar echtscheiding werd bijgestaan door een advocaat, mr. B, maar dat zij klaagster niet duidelijk heeft uitgelegd dat ze hoger beroep moet instellen om het huis op te eisen. Verder geeft klaagster aan dat zij mr. B wil aanklagen voor nalatigheid. Klaagster geeft aan dat zij een advocaat wil die gespecialiseerd is in “deze gebieden”. Bij het aanwijzingsverzoek is een bijlage meegestuurd. Uit deze bijlage volgt dat klaagsters klacht tegen mr. B wordt behandeld op een zitting bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden op 17 oktober 2022.

 

3.2 In een brief van 5 mei 2022 heeft de juridisch medewerkster van de deken klaagster geïnformeerd over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor aanwijzing van een advocaat, waaronder de voorwaarde dat klaagster moet aantonen dat zij zich voldoende heeft ingespannen om zelf een advocaat te vinden. Bij de brief is ook de Richtlijn aanwijzing advocaat en informatie over een verzoek ex artikel 13 Advocatenwet meegezonden. Verder is aan klaagster bericht dat voor een klachtprocedure bij de Raad van Discipline geen bijstand van een advocaat verplicht is en dat uit de stukken blijkt dat de termijn om hoger beroep in te stellen tegen de echtscheidingszaak is verlopen. De juridisch medewerkster heeft klaagster gevraagd om een nadere toelichting te geven in welke procedure klaagster bijstand nodig heeft. Verder is klaagster gevraagd om schriftelijke bewijsstukken op te sturen van advocaten die klaagster heeft benaderd.

 

​​​​​​​3.3 In een brief van 20 mei 2022 heeft de juridisch medewerkster aangegeven dat zij niets van klaagster heeft vernomen. Aan klaagster is gevraagd of zij haar aanwijzingsverzoek wil voortzetten en haar is nogmaals gevraagd om nadere bewijsstukken van benaderde advocaten over te leggen.

 

​​​​​​​3.4 In een e-mail van 7 juni 2022 heeft de juridisch medewerkster klaagster nogmaals verzocht om te reageren.

 

​​​​​​​3.5 In een e-mail van 14 juni 2022 heeft klaagster aangegeven dat zij contact heeft gehad met mr. A, een collega van mr. B. Hij zou klaagster hebben toegezegd om contact op te nemen en eventueel de zaak over te nemen, maar tot op heden heeft zij nog niks van hem vernomen.

 

​​​​​​​3.6 In een brief van 29 juni 2022 heeft de juridisch medewerkster aan klaagster medegedeeld dat klaagster nog geen schriftelijke afwijzingen van de door haar benaderde advocaten heeft toegestuurd. De juridisch medewerkster heeft klaagster gevraagd om aan te geven of mr. A inmiddels klaagsters zaak in behandeling heeft genomen. Indien dit niet het geval is wordt klaagster verzocht om de eerder verzochte stukken op te sturen.

 

​​​​​​​3.7 In een e-mail van 29 juni 2022 heeft klaagster aangegeven dat mr. A met mr. B zou overleggen en klaagster aan het einde van de dag zal informeren of hij de zaak wil overnemen.

 

​​​​​​​3.8 Vervolgens heeft klaagster geen contact meer opgenomen met de juridisch medewerkster van de deken.

 

​​​​​​​3.9 In een brief van 7 juli 2022 (die per e-mail aan klaagster is gestuurd) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen. Hierin staat – samengevat – vermeld dat klaagster meermalen is gevraagd om aanvullende informatie aan te leveren, maar dat zij dat niet, althans in onvoldoende mate, heeft gedaan. Op basis van de door klaagster verschafte informatie concludeert de deken dat klaagster zich onvoldoende heeft ingespannen om zelf een advocaat te vinden en geen/onvoldoende informatie heeft verschaft over de procedure die zij wil voeren. Daarnaast heeft klaagster onvoldoende informatie verschaft voor de deken om te kunnen beoordelen of een eventuele procedure kans van slagen heeft.

 

​​​​​​​3.10 Op 12 augustus 2022 heeft de broer van klaagster contact opgenomen met mr. B met de vraag om met spoed zorg te dragen voor de ondertekening van het convenant en om klaagster op de hoogte te houden van de voortgang van het dossier.

 

​​​​​​​3.11 In een e-mail van 12 augustus 2022 heeft mr. B aan de broer van klaagster het volgende medegedeeld:

 

“(..) Het klopt dat er eind juni een emailbericht is ontvangen van de heer [ex-man klaagster] met het verzoek een convenant toe te zenden. Na bestudering van het dossier is er een concept-vaststellingsovereenkomst/convenant uit 2019 beschikbaar. Deze dient echter aangepast te worden, In de laatste correspondentie met de rechtsagent, de gemachtigde van de heer [ex-man klaagster], is immers geen volledige overeenstemming bereikt. Ik zal zsm trachten de laatste versie vaststellingsovereenkomst aan te passen naar de huidige situatie en waar overeenstemming over is en deze in concept naar uw zus en de heer [ex-man klaagster] zenden voor akkoord en ondertekening.(..)”.

 

 

4 BEOORDELING

 

Beklag

​​​​​​​4.1 Klaagster heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. Klaagster geeft aan dat zij een advocaat, mr. B., in de arm heeft genomen voor haar echtscheiding en dat mr. B. haar niet had geadviseerd om in hoger beroep te gaan als klaagster het niet eens was met de afspraken. Vervolgens heeft klaagster een klacht ingediend over mr. B. Klaagster wil een advocaat aangewezen krijgen, omdat ze de toevoeging al betaald heeft en de zaak (het hof begrijpt: de echtscheidingszaak) afgehandeld wil zien. Klaagster stelt dat zij meerdere advocatenkantoren heeft benaderd, maar dat niemand haar zaak wil aannemen. De schriftelijke afwijzingen heeft ze al aan de deken verstuurd en de andere advocaten die zij heeft benaderd hebben haar telefonisch afgewezen. Mr. A. heeft haar niet meer teruggebeld. Klaagster geeft aan dat ze voor 80 tot 100% is afgekeurd, slecht ter been is en dat zij door deze gang van zaken zwaar getraumatiseerd is.

 

​​4.2 In haar repliek geeft klaagster aan dat zij binnen de mogelijkheden die zij heeft, heeft gezocht naar een advocaat en – voor zover dat kon – ook de bewijsstukken daarvan heeft aangeleverd. Zij heeft nog contact gezocht met vier advocatenkantoren, maar ook zij willen klaagster niet helpen. Klaagster stelt dat zij binnen haar mogelijkheden haar best heeft gedaan om te voldaan aan alle wettelijke procedurele verplichtingen.

 

Verweer deken

​​​​​​​4.3 De deken heeft – samengevat – het volgende verweer gevoerd. De deken verwijst naar de onderliggende stukken in het dossier en stelt dat klaagster diverse malen erop is gewezen dat aangetoond moet worden dat zij zich voldoende heeft ingespannen om een op het betreffende rechtsgebied deskundige advocaat te vinden. De door klaagster aangeleverde bewijsstukken bleken onvoldoende om aan te nemen dat zij zich voldoende heeft ingespannen. Het verzoek om aanwijzing is afgewezen, omdat klaagster de gevraagde stukken niet heeft aangeleverd. De deken is niet toegekomen aan een beoordeling op grond van kans van slagen. De deken vindt dat de afwijzende beslissing op goede gronden is genomen en dat het beklag ongegrond moet worden verklaard.

 

Toetsingskader

 

​​​​​​​4.4 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

 

Beoordeling

 

​​​​​​​4.5 Uit de stukken blijkt dat de juridisch medewerkster van de deken klaagster meermaals heeft uitgelegd aan welke voorwaarden een verzoek op grond van artikel 13 Advocatenwet moet voldoen en welke stukken de deken nodig heeft voor de beoordeling van het verzoek. Eén van deze voorwaarden is dat de rechtszoekende aannemelijk moet maken dat hij/zij niet in staat is om zelf tijdig een advocaat te vinden die bereid is om hem/haar bij te staan. Klaagster heeft slechts aangegeven dat zij meerdere advocaten heeft benaderd. Anders dan zij nu in haar beklag schrijft heeft zij geen bewijsstukken en/of toelichting op de beweerdelijke afwijzingen van door haar aangezochte advocaten voorzien, althans het hof heeft die niet bij de stukken aangetroffen. De door klaagster verschafte informatie voldoet daarom niet aan de vereisten voor een verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet. De deken is dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat klaagster zich onvoldoende heeft ingespannen om zelf een advocaat te zoeken voor het starten van de door haar gewenste procedure. Het beklag zal dan ook reeds op die grond ongegrond worden verklaard.

 

​​​​​​​4.6 Overigens is het hof niet duidelijk geworden voor welke procedure klaagster een advocaat aangewezen wenst te krijgen. Uit de stukken maakt het hof op dat klaagster een klachtprocedure tegen haar voormalig advocaat, mr. B. heeft lopen. De juridisch medewerkster van de deken heeft in dat verband terecht aangegeven dat voor deze procedure geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Verder leidt het hof uit de stukken af dat klaagster ook haar echtscheidingszaak wil afronden met behulp van een advocaat en dat de voormalig advocaat van klaagster de afronding van deze zaak inmiddels heeft opgepakt.

 

​​​​​​​4.7 Concluderend is het hof van oordeel dat de deken terecht het aanwijzingsverzoek op grond van de beschikbare informatie heeft afgewezen. Het beklag wordt daarom ongegrond verklaard.

 

5 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van 7 juli 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland ongegrond.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. E.W. de Groot en mr. R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2022 .

                                                                                                                 

griffier                                                                                                       voorzitter

 

De beslissing is verzonden op 7 november 2022 .