Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-07-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:134

Zaaknummer

22-450/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat deels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een eigen belang en deels kennelijk ongegrond. Klager heeft niet onderbouwd dat verweerder fouten heeft gemaakt bij de behandeling van klagers zaak, niet voortvarend heeft gehandeld, dat klager verweerder steeds om informatie heeft moeten vragen en meerdere keren heeft moeten wijzen op het feit dat hij verzuimde om klager stukken toe te sturen

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van  11 juli 2022 in de zaak 22-450/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:      verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 1 juni 2022 met kenmerk 1579960, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Verweerder heeft klager bijgestaan in een strafzaak waarin klager werd verdacht van uitkeringsfraude. Verweerder heeft namens klager de politierechter gewraakt en verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Dat laatste is gebeurd. Vervolgens heeft verweerder namens klager een verzoek tot schadevergoeding van de door klager gemaakte advocaatkosten bij de rechtbank ingediend. 1.2    Bij e-mail van 1 juni 2021 heeft klager verweerder onder meer geschreven: “Ik zal mij beklagen bij de deken (…) •    U heeft mij gevraagd een blanco pagina te ondertekenen. •    U heeft mij verward met uw cliënt (…) en zijn strafrechtinformatie naar mij gestuurd (…) •    Ik heb u gevraagd waar u mijn blanco handtekening voor gaat gebruiken. U stelde dat die pagina nog ergens achteraan moest worden geplakt. •    Ik heb u gevraagd het document waaraan u mijn handtekening van plan bent te hechten. •    U heeft mij dat document niet toegezonden.” 1.3    Verweerder heeft klager hierop bij e-mail van 4 juni 2021 onder meer geschreven: “Heeft u het verzoekschrift nog aangetroffen in uw mail? Achteraf jammer dat we een en ander niet op kantoor hebben geregeld. Alle documenten lagen voor u klaar en desgevraagd had ik al uw vragen kunnen beantwoorden bij die gelegenheid. (…) Nu ben ik gelukkig in het geheel niet bekend met de gevolgen voor de samenwerking tussen client en advocaat, indien er een klacht is ingediend. Echter, het lijkt mij niet opportuun dat ik u nog langer bijsta als er daadwerkelijk een klacht door u is ingediend of als de wens bestaat om een ingediende klacht door te zetten. Dan lijkt het mij raadzaam en zuiver als ik de afhandeling van deze procedure aan een ander overdraag.” 1.4    Bij e-mail van 7 juni 2021 heeft klager verweerder onder meer geschreven: “Wat mij vooral stoort aan uw houding is dat u geen excuses maakt en geen substantiële genoegdoening biedt. U denkt mij te kunnen inpakken met een gesprek. Daar ben ik niet van gediend. Ik begrijp inmiddels dat de deken mij zal verwijzen naar uw interne klachtenregeling, maar ik geloof niet in de slager die zijn eigen vlees keurt. (…) Ik heb meer ervaring met social media voor als u niet met een goed voorstel komt.” 1.5    Verweerder heeft klager hierop bij e-mail van 8 juni 2021 onder meer geschreven: “Hierbij bevestig ik wat wij zojuist telefonisch hebben besproken. (…) Ik heb u gezegd dat ik graag concreet zou willen krijgen wat u bedoelt met ‘genoegdoening’. U vertelde mij dat u stress had vanwege een naderende uithuiszetting op 9 juni a.s. en dat u geld nodig heeft om dat te voorkomen. Ik hoorde dat aan de telefoon aan uw trillende stem. U stelde voor dat ik u € 4.500,- zou lenen en dat we zodoende de samenwerking tot een goed einde konden brengen. Ik heb u nogmaals excuses aangeboden voor zaken die u als onprettig heeft ervaren. Ook heb ik gezegd dat ik niet vind dat ik iets heb gedaan waar u enig nadeel van heeft ondervonden. (…) Ook heb ik u gezegd dat ik de door u gestuurde mail als intimiderend heb ervaren. Het kwam op mij over dat u onder dreiging van negatieve aandacht op sociale media geld van mij wilde hebben op oneigenlijke wijze. Ik heb u medegedeeld dat ik het ingediende verzoekschrift tot schadevergoeding heb ingetrokken, omdat ik u vandaag een creditnota zou sturen. Deze treft u aan in de bijlage. Nu ik geen vordering op u heb, is een verzoek tot vergoeding voor de ‘de kosten raadsman’ niet langer aan de orde. Ik heb u gezegd dat ik dit heb gedaan, omdat ik u niet langer in rechte wil bijstaan. (…) Tot slot heb ik u medegedeeld dat ik niet zal overgaan tot het lenen van een geldbedrag van welke omvang dan ook. (…) Onze samenwerking is hiermee teneinde.” 1.6    Op 5 november 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.  a)    Verweerder heeft veel fouten gemaakt bij de behandeling van de zaak van klager. b)    Verweerder heeft niet voortvarend gehandeld. Klager heeft verweerder steeds om informatie moeten vragen. c)    Klager heeft verweerder meerdere keren moeten wijzen op het feit dat hij verzuimde om klager stukken toe te sturen. d)    Verweerder heeft klager per ongeluk het dossier van een andere cliënt toegestuurd, waarbij de privacy van die cliënt is geschonden. Klager heeft verweerder hiermee niet gechanteerd, maar wel tegen verweerder wat geroepen over het plaatsen van gegevens op social media om verweerder te dwingen om klager op een correcte manier te behandelen. e)    Verweerder heeft na het neerleggen van de opdracht een creditnota aan klager gestuurd, maar hij weigert deze creditnota te voldoen. Een creditnota levert een betalingsverplichting op. 

3    VERWEER 3.1    Verweerder voert aan dat hij bij de behandeling van de zaak geen fouten heeft gemaakt. In een bewijsbare zaak is het Openbaar Ministerie op verzoek van verweerder niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het benadelingsbedrag de reële mogelijkheid van een gevangenisstraf openliet. Er heeft veel werk en energie in gezeten om dit resultaat te bereiken. Verweerder heeft klager steeds op de hoogte gehouden van de zaak en klager is ook meerdere keren op het kantoor van verweerder geweest om de zaak te bespreken. Verweerder heeft klager ook meerdere keren uitgenodigd op kantoor om het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand te tekenen. Klager wilde de stukken echter opgestuurd krijgen, ondanks dat hij op 100 meter van het kantoor van verweerder woont. Verweerder heeft aan dit verzoek voldaan, maar daarbij per ongeluk een verzoek van een andere cliënt meegestuurd. Het is verweerder een raadsel waarom klager geld van hem wenst, nu klager verweerder nooit iets heeft betaald, aldus verweerder.   4    BEOORDELING 4.1    De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Daarbij geldt dat de advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen.

Klachtonderdelen a), b) en c)  4.2    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klager verwijt verweerder dat hij fouten heeft gemaakt bij de behandeling van klagers zaak, dat verweerder niet voortvarend heeft gehandeld, dat klager verweerder steeds om informatie heeft moeten vragen en dat klager verweerder meerdere keren heeft moeten wijzen op het feit dat hij verzuimde om klager stukken toe te sturen. Klager heeft deze verwijten tegenover de gemotiveerde betwisting ervan door verweerder echter op geen enkele manier onderbouwd. Ook het klachtdossier biedt geen aanknopingspunten voor de juistheid van deze verwijten. Klachtonderdelen a), b) en c) zijn daarom kennelijk ongegrond.  Klachtonderdeel d) 4.3    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij per ongeluk het dossier van een andere cliënt aan klager heeft gestuurd, waardoor de privacy van die cliënt is geschonden. Daargelaten dat verweerder niet het dossier van een andere cliënt, maar per ongeluk slechts een (deel van een) verzoek van een andere cliënt aan klager heeft gestuurd, heeft klager geen eigen, rechtstreeks belang om hierover te klagen. Klachtonderdeel d) is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Klachtonderdeel e) 4.4    Klager verwijt verweerder tot slot dat hij weigert de creditnota aan klager te voldoen. Klager heeft echter niet betwist dat hij nooit iets aan verweerder heeft betaald, zodat er op verweerder op grond van de creditnota dan ook geen verplichting rust om enig bedrag aan klager terug te betalen. Klachtonderdeel e) is daarom kennelijk ongegrond.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  -    klachtonderdeel d), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk; -    klachtonderdelen a), b), c) en e), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2022.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 11 juli 2022