Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-06-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:109

Zaaknummer

220066

Inhoudsindicatie

Artikel 13 beklag. Vast staat dat de deken in deze kwestie al een advocaat heeft aangewezen. De aangewezen advocaat heeft het primaire doel van klaagster voor haar bereikt. De aangewezen advocaat heeft aangegeven niets meer voor klaagster te kunnen betekenen. Het feit dat de door de deken aangewezen advocaat niet bereid is de zaak van klaagster verder te behandelen, betekent niet dat klaagster recht heeft op de aanwijzing van een andere advocaat. De deken kon het advies van de aangewezen advocaat tot uitgangspunt nemen. Door klaagster zijn geen concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht, noch zijn die gebleken, die aanknopingspunten bieden om te twijfelen aan de juistheid van dit advies en de daaraan ten grondslag liggende inschatting van de zaak door de aangewezen advocaat en het zinvol zouden maken om nogmaals tot een aanwijzing over te gaan. De deken heeft het tweede verzoek tot aanwijzing van een advocaat dan ook op goede gronden afgewezen. De slotsom is dat het beklag ongegrond is.

Uitspraak

 

 

                                      Van 10 juni 2022

                                      in de zaak 220066

                                     

                                      naar aanleiding van het beklag van:

 

                                     

                                                    klaagster

                                                   tegen

                                                     de deken

                     

 

1 HET BEKLAG

 

Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 28 januari 2022. De gemachtigde van klaagster, de heer N. (hierna: de gemachtigde van klaagster), heeft namens klaagster een beklag d.d. 20 februari 2022 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

 

2.1 Het beklag is op 22 februari 2022 per post ontvangen door de griffie van het hof.

 

2.2 Verder bevat het dossier:

e-mails van de gemachtigde van klaagster van 9 en 12 maart 2022 met bijlagen; het verweer van de deken van 14 maart 2022 met bijlagen; e-mails van de gemachtigde van klaagster van 14 en 24 maart 2022 met bijlagen.

 

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

 

3 FEITEN

 

Het hof stelt de volgende feiten vast.

 

3.1 Op 5 november 2021 heeft de gemachtigde van klaagster namens haar een verzoek ingediend bij de deken om een advocaat aan te wijzen aan klaagster, omdat klaagster een aan haar opgelegd winkelverbod voor een supermarkt wilde aanvechten. De gemachtigde van klaagster heeft aangegeven dat zij eerder een advocaat had, maar dat hij haar belangen niet meer wilde behartigen.

3.2 In een e-mail van 17 december 2021 heeft de adjunct-secretaris van de deken aan de gemachtigde van klaagster laten weten dat mr. D.  (hierna: de aangewezen advocaat) in gesprek wil gaan met de gemachtigde van klaagster over de zaak en met hem de juridische mogelijkheden wil bespreken.

3.3 De gemachtigde van klaagster heeft vervolgens contact gehad met de aangewezen advocaat, waarna de aangewezen advocaat zich heeft gewend tot de eigenaar van de supermarkt met het verzoek of klaagster, eventueel onder voorwaarden, weer toegang kon krijgen tot de supermarkt.

3.4 Op 25 januari 2022 heeft de aangewezen advocaat een e-mail aan de gemachtigde van klaagster gestuurd, waarin het volgende staat vermeld:

“(..) Bijgaand zend ik u en mevrouw [klaagster] een kopie van de mail die ik vorige week van de heer [eigenaar supermarkt] heb ontvangen. Zoals u kunt lezen, is de heer [eigenaar supermarkt] bereid om mevrouw [klaagster] weer toegang tot zijn winkel te geven en wel voor een proefperiode van drie maanden. Mevrouw [klaagster] moet zich dan aan de spelregels houden en niet meer met het personeel in discussie gaan over het verleden. Daar ben ik het op zichzelf mee eens. Daarnaast wil de heer [eigenaar supermarkt] dat mevrouw [klaagster] niet langer meer negatief praat over zijn winkel dan wel dat op sociale media laat zetten. Ook dat lijkt mij een logische eis. U kunt lezen dat mevrouw [klaagster] vanaf 1 februari a.s. weer in de winkel terecht kan. Wilt u mij laten weten of mevrouw [klaagster] met dit voorstel akkoord gaat? (..)”.

 

3.5 In een e-mail van 26 januari 2022 heeft de gemachtigde van klaagster – samengevat – aan de deken bericht dat de aangewezen advocaat heeft bereikt dat klaagster de supermarkt weer in kan, maar dat hij het niet eens is met de proeftijd die daaraan wordt verbonden. Verder geeft hij aan dat de aangewezen advocaat niets heeft gedaan met het ongepaste gedrag van de eigenaar van de supermarkt en dat de aangewezen advocaat klaagster verder niet meer wil bijstaan.

 

3.6 In een brief van 28 januari 2022 (die per e-mail aan de gemachtigde van klaagster is gestuurd) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een andere advocaat afgewezen. In de beslissing staat – samengevat – het volgende vermeld. Klaagster heeft al een advocaat aangewezen gekregen die voor haar het beoogde resultaat heeft weten te bereiken, namelijk het verkrijgen van toegang tot de supermarkt. Dat klaagster het beoogde resultaat kennelijk niet gewenst vindt, omdat zij vindt dat zij in haar goede naam is aangetast, maakt niet dat de deken reden heeft om te twijfelen aan het oordeel van de aangewezen advocaat. De deken ziet daarom geen reden om een andere advocaat aan te wijzen. Indien klaagster aangifte wil doen van smaad of laster, wordt ook dat verzoek afgewezen, omdat voor het doen van een aangifte geen bijstand van een advocaat noodzakelijk is.

 

3.7 Na de afwijzende beslissing van de deken heeft er in maart 2022 correspondentie plaatsgevonden tussen de gemachtigde van klaagster en de aangewezen advocaat. De aangewezen advocaat heeft – samengevat – aan de gemachtigde van klaagster bericht dat hij het primaire doel van klaagster (toegang tot de winkel) heeft bereikt, maar dat het ‘zuiveren van haar goede naam’ juridisch niet gerealiseerd kan worden en dat hij tot sluiting van het dossier over gaat.

 

4 BEOORDELING

 

Beklag

 

4.1 De gemachtigde van klaagster heeft – samengevat – aangevoerd dat de aangewezen advocaat "zonder medeweten van zijn cliënte een 'dealtje' met de tegenpartij gesloten heeft” en dat hij niet heeft gedaan wat er tijdens het intakegesprek was afgesproken. De gemachtigde van klaagster vraagt het hof om nadere stappen te ondernemen, zodat klaagster “in de toekomst weer zonder smet op haar naam een gewoon leven kan leiden”.

 

Verweer deken

 

4.2 De deken heeft zich – samengevat – als volgt verweerd. Uit het beklagschrift wordt opgemaakt dat de gemachtigde van klaagster zich niet kan vinden in de wijze waarop de aangewezen advocaat de zaak heeft gehandeld. De deken is van mening dat niet is gebleken dat de aangewezen advocaat "zonder medeweten van zijn cliënte een 'dealtje' met de tegenpartij gesloten heeft". De aangewezen advocaat heeft het door hem bereikte onderhandelingsresultaat, het verkrijgen van toegang tot de supermarkt, aan klaagster voorgelegd met een positief advies van zijn kant. Het bereikte onderhandelingsresultaat komt de deken niet onredelijk voor. Dat dit resultaat, althans de voorwaarden, niet acceptabel is voor (de gemachtigde van) klaagster, is geen reden voor de deken om een andere advocaat aan te wijzen. Daarmee waren er gegronde redenen om het verzoek om aanwijzing van een advocaat af te wijzen. Het beklag moet dan ook ongegrond worden verklaard.

 

Toetsingskader

 

4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

 

Beoordeling

 

4.4 Vast staat dat de deken in deze kwestie al een advocaat heeft aangewezen. De aangewezen advocaat heeft het primaire doel van klaagster – het verkrijgen van toegang tot de supermarkt – voor haar bereikt. Het hof leidt uit het dossier af dat klaagster het niet eens is met de proefperiode/voorwaarden die aan de toegang tot de supermarkt zijn verbonden en dat zij wil dat er juridische stappen worden genomen om haar goede naam te zuiveren van het stempel van winkeldievegge. De aangewezen advocaat heeft aangegeven niets meer voor klaagster te kunnen betekenen. Voor het zuiveren van de naam van klaagster ziet hij geen reële mogelijkheid nu niet duidelijk is wie precies wat heeft gezegd; het is allemaal te vaag en te weinig concreet en mogelijk is klaagster slachtoffer van roddel en achterklap. Het feit dat de door de deken aangewezen advocaat niet bereid is de zaak van klaagster verder te behandelen, betekent niet dat klaagster recht heeft op de aanwijzing van een andere advocaat (zie Hof van Discipline 17 september 2012, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3483). Het hof merkt daarbij op dat voor de vraag of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet niet beslissend is of de rechtzoekende een advocaat kan vinden die bereid is te doen wat de rechtzoekende van haar advocaat verlangt.

 

​​​​​​​4.5 De deken kon het advies van de aangewezen advocaat tot uitgangspunt nemen. Door klaagster zijn geen concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht, noch zijn die gebleken, die aanknopingspunten bieden om te twijfelen aan de juistheid van dit advies en de daaraan ten grondslag liggende inschatting van de zaak door de aangewezen advocaat en het zinvol zouden maken om nogmaals tot een aanwijzing over te gaan. De deken heeft het tweede verzoek tot aanwijzing van een advocaat dan ook op goede gronden afgewezen.

 

​​​​​​​4.6 De slotsom is dat het beklag ongegrond is.

 

 

5 BESLISSING

 

Hof van Discipline:

 

- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van 28 januari 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland ongegrond.

 

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. W.F. Boele en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2022 .

                                                                                                                 

griffier                                                                                                       voorzitter

 

De beslissing is verzonden op 10 juni 2022.