Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-06-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2019:90

Zaaknummer

18-1008/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Voorzitter heeft op goede gronden geoordeeld dat een gedeelte van de klacht niet-ontvankelijk is omdat deze is ingediend meer dan drie jaar nadat het verweten handelen heeft plaatsgevonden en tevens dat niet is gebleken en tevens dat niet gebleken is dat klager cliënt was van de beklaagde advocaat.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 3 juni 2019

in de zaak 18-1008/DB/ZWB

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 november 2018 inzake de klacht van:

                                 

 

klager

                

tegen:

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Per e-mail aan de raad van 13 december 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht met kenmerk K18-096 ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 15 januari 2019 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op  17 januari 2019 is verzonden aan klager en verweerster.

1.3      Per email van 15 februari 2019, met bijlage, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 april 2019 in aanwezigheid van klager en verweerster.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 15 februari 2019 en de email van klager van 18 maart 2019, met bijlagen.

 

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

 

3          VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

1.    de klacht is zo laat ingediend, omdat klager alleen maar tegenwerking heeft ondervonden. Zo wilde zijn latere advocaat – die aanvang 2016 een procedure voor hem heeft gevoerd – geen actie tegen verweerster ondernemen.

2.    klager is wel degelijk cliënt van verweerster geweest. Zij heeft hem er nooit op geattendeerd dat dit niet zo zou zijn.

 

4          BEOORDELING

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2      Het eerste onderdeel van de klacht had betrekking op de inhoud van het verzoekschrift van verweerster van 1 februari 2013. Klager verwijt verweerster dat zij had verzuimd in voormeld verzoekschrift tevens een gezamenlijke verklaring van klager en mevrouw X op te nemen omtrent de wijziging van de geslachtsnaam van hun minderjarige zoon D. De rechtbank heeft bij beschikking van 12 juni 2013 de verzoeken van mevrouw de K omtrent de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van klager ten aanzien van D toegewezen en de geslachtsnaam van D gewijzigd in de geslachtsnaam van mevrouw de K. Verweerster heeft de rechtbank per telefax van 14 oktober 2013 verzocht om een herstelbeschikking af te geven, aangezien in de beschikking van 12 juni 2013 de geslachtsnaam van D niet was gewijzigd in de geslachtsnaam van klager. De rechtbank heeft het verzoek om een herstelbeslissing bij beschikking van 13 november 2013 afgewezen. Klager was in ieder geval op 13 november 2013 bekend met de gevolgen van de omissie in het verzoekschrift van 1 februari 2013 van verweerster. Klager heeft vervolgens tot 22 augustus 2018, derhalve ruimschoots meer dan drie jaren, gewacht, alvorens zich met een klacht tot de deken te wenden. Dat klager te horen heeft gekregen dat hij vijf jaren diende te wachten alvorens hij een verzoek tot naamswijziging kon indienen, betekent niet dat klager vijf jaar kon wachten met het indienen van een klacht. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter onderdeel 1 van de klacht op goede gronden gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard

4.3      De voorzitter heeft tevens op goede gronden geoordeeld dat klager geen cliënt was van verweerster. De opdrachtbevestiging d.d. 22 januari 2013, de declaraties en de brief betreffende de beëindiging van de opdracht zijn alle aan mevrouw de K verzonden. Klager heeft geen bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat hij mede-opdrachtgever en derhalve cliënt van verweerster was. Dat klager de declaraties van verweerster mogelijk heeft voldaan maakt dit niet anders.

4.4      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond bevonden.

4.5      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans , voorzitter, mrs. W.A.A.J. Fick-Nolet en H.C.M. Schaeken , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2019.

 

 

                          Griffier                                                          Voorzitter