Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-01-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2019:14
Zaaknummer
18-679/DB/LI
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te treden tegen klaagster, terwijl hij voordien meer dan tien jaar als advocaat werkzaamheden heeft verricht voor klaagster. Klaagsters stelling dat het verweerder niet is toegestaan om in meer brede zin op te treden tegen klaagster is te algemeen geformuleerd en het is niet aan de raad om hierover te oordelen. De raad oordeelt enkel over concrete gedragingen. Klacht deels gegrond. Waarschuwing. Kostenveroordeling.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 28 januari 2019
in de zaak 18-679/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij e-mail van 22 januari 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 22 augustus 2018 met kenmerk K18-006 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 december 2018 in aanwezigheid van klaagster, vertegenwoordigd door mr. S., vergezeld van mr. R., en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 22 augustus 2018, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder heeft gedurende ruim tien jaar als advocaat werkzaamheden verricht voor klaagster, die op een drietal locaties een ziekenhuis exploiteert. Verweerder heeft als advocaat op diverse rechtsterreinen werkzaamheden verricht voor de Raad van Bestuur, voor de afdeling vastgoed en in medische aansprakelijkheidsdossiers.
2.2 Op 15 januari 2018 heeft mevrouw mr. S, werkzaam bij klaagster, telefonisch aan verweerder medegedeeld dat de behandeling van een tweetal reeds gedurende lange tijd bij verweerder in behandeling zijnde aansprakelijkheidsdossiers zou worden overgedragen aan een andere advocaat. Op deze mededeling heeft verweerder gereageerd met de opmerking:
“dat treft, want ik ben net een procedure tegen het ziekenhuis begonnen”.
2.3 Deze procedure betrof een verzoek tegen klaagster tot een voorlopig deskundigenonderzoek dat verweerder namens een patiënt tegen klaagster had ingediend wegens een vermeende fout van twee medisch speciallisten. Verweerder had deze kwestie in oktober 2017 in behandeling genomen.
2.4 Bij e-mail van 18 januari 2018 heeft klaagster verweerder op de hoogte gesteld van haar bezwaren tegen verweerders optreden en heeft hem verzocht zich terug te trekken.
2.5 Verweerder heeft het onder 2.3 genoemde verzoek ingetrokken. Bij brieven d.d. 1 en 3 mei 2018 heeft verweerder de twee medisch specialisten rechtstreeks hoofdelijk aansprakelijk gesteld.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
in een zaak optreedt tegen klaagster, terwijl hij voordien meer dan tien jaar als advocaat werkzaamheden heeft verricht voor klaagster. Het is verweerder niet toegestaan om in meer brede zin op te treden of te adviseren tegen klaagster.
3.2 Toelichting
Verweerder heeft gedurende meer dan tien jaar voor klaagster als advocaat werkzaamheden verricht in medische aansprakelijkheidsdossiers maar ook in dossiers betreffende diverse bestuurlijk-juridische zaken. Door deze langdurige verbondenheid is verweerder onder andere bekend met de wijze waarop klaagster omgaat met medische aansprakelijkheidsdossiers. Verweerder stond in nauw contact met de Raad van Bestuur en de bestuurssecretaris en daardoor had hij in grote mate inzicht in wat er binnen het ziekenhuis speelde. Het ziekenhuis is actief betrokken bij de afwikkeling van medische aansprakelijkheidsdossiers door beroepsaansprakelijkheids-verzekeraar CM.
Toen verweerder voor een cliënt tegen klaagster ging optreden, had hij nog twee zaken van klaagster in behandeling. Verweerder handelt aldus in strijd met gedragsregel 7 lid 4 (oud).
4 VERWEER
4.1 Verweerder was niet “de” ziekenhuisadvocaat. Klaagster maakte namelijk van meerdere kantoren gebruik. De relatie veranderde plotsklaps na 28 september 2016. Nadat een zaak waarin klaagster door verweerder werd bijgestaan werd verloren heeft verweerder geen enkele nieuwe opdracht meer van klaagster gekregen. In feite heeft klaagster daarmee de bestaande vaste relatie verbroken. Er liepen nog twee langlopende dossiers. Ook die dossiers heeft klaagster aan een andere advocaat overgedragen, overigens voordat klaagster wist dat verweerder optrad in een zaak tegen klaagster.
4.2 Het verzoekschrift was weliswaar formeel gericht tegen klaagster, maar de materiële procespartij is haar aansprakelijkheidsverzekeraar CM. De zaak werd behandeld door CM en diens advocaat. Het ziekenhuis had geen bemoeienis met de zaak. Verweerder heeft het verzoekschrift ingetrokken en heeft vervolgens de twee medisch specialisten rechtstreeks hoofdelijk aansprakelijk gesteld. Verweerder treedt aldus in elk geval niet meer op tegen het ziekenhuis.
4.3 Verweerder heeft door zijn werkzaamheden voor klaagster geen vertrouwelijke informatie verkregen die hij nu tegen klaagster kan gebruiken. Klaagster kan geen eigen beleid in medische aansprakelijkheidsdossiers voeren, omdat zij gebonden is aan de gedragscode, die openbaar is, en CM zich eveneens aan de beginselen van die code houdt.
4.4 De klacht dat het verweerder niet zou zijn toegestaan om in meer brede zin op te treden of te adviseren tegen klaagster is ongegrond. Het is onduidelijk wat hiermee wordt bedoeld en de klacht lijkt op een soort verklaring voor recht, terwijl de tuchtrechter niet bevoegd is tot het geven van een dergelijke verklaring.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht wordt onder meer getoetst aan de voor advocaten geldende gedragsregels. Op 22 februari 2018 zijn de voor advocaten geldende gedragsregels gewijzigd. Indien in het navolgende wordt verwezen naar de gedragsregels, worden, voor zover de verweten gedragingen voor 22 februari 2018 hebben plaatsgevonden, bedoeld de gedragsregels zoals deze tot die datum van toepassing waren, en voor zover de verweten gedragingen na 22 februari 2018 hebben plaatsgevonden, de gedragsregels zoals deze na die datum van toepassing zijn.
5.2 Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht staat vast dat verweerder klaagster gedurende 10 jaar heeft bijgestaan in diverse kwesties, waaronder medische aansprakelijkheidsdossiers. Voorts staat vast dat verweerder in oktober 2017 is gaan optreden tegen klaagster in een zaak betreffende medische aansprakelijkheid. Op dat moment had verweerder nog twee reeds lang lopende dossiers van klaagster in behandeling. Klaagster was op dat moment derhalve nog een cliënt van verweerder. Klaagster heeft haar bezwaren tegen verweerders optreden kenbaar gemaakt aan verweerder.
5.3 In het algemeen mag een advocaat niet optreden tegen een cliënt of voormalige cliënt. Een advocaat dient immers te vermijden dat hij in een belangenconflict zou kunnen geraken ten opzichte van zijn (voormalige) cliënt, terwijl deze (voormalige) cliënt ervan uit moet kunnen gaan dat vertrouwelijke informatie over hemzelf en de door die advocaat voor hem behandelde zaak, niet tegen hem zal worden gebruikt. Dit laatste vloeit reeds voort uit de op een advocaat rustende verplichting tot geheimhouding. Het is al tuchtrechtelijk verwijtbaar indien de advocaat vertrouwelijke informatie die hij van een cliënt heeft gekregen, zou kunnen gebruiken in een situatie waarin dit niet in het belang is van zijn voormalige cliënt. Voor de beoordeling van de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid is daarbij niet doorslaggevend of die informatie daadwerkelijk is gebruikt.
5.4 De raad is van oordeel dat verweerder zich heeft begeven in een situatie (namelijk het op grond van een eerdere advocaat-cliënt relatie hebben van kennis over de onderhandelingsstrategie van klaagster in medische aansprakelijkheidsdossiers, het tegenstrijdige belang tussen de cliënt van verweerder en klaagster en het door klaagster aan verweerder kenbaar gemaakte bezwaar tegen zijn optreden) waarin hij de kans liep ten koste van zijn voormalige cliënte in een belangenconflict te geraken. Klaagster had daarom redelijke bezwaren als bedoeld in gedragsregel 7 lid 5 sub 3 (oud), waardoor het verweerder niet vrijstond tegen klaagster op te treden.
5.5 Dat verweerder het tegen klaagster ingediende verzoekschrift heeft ingetrokken en vervolgens rechtstreeks tegen de medisch specialisten is gaan optreden ontneemt niet het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter aan verweerders optreden, nu klaagster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij als direct belanghebbende en betrokkene bij het dossier is betrokken.
5.6 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te treden tegen klaagster, terwijl hij voordien meer dan tien jaar als advocaat werkzaamheden heeft verricht voor klaagster. In zoverre is de klacht gegrond.
5.7 Klaagster heeft voorts gesteld dat het verweerder niet toegestaan is om in meer brede zin op te treden of te adviseren tegen klaagster. Dit onderdeel van de klacht is te algemeen geformuleerd en het is niet aan de raad om hierover te oordelen. De raad oordeelt enkel over concrete gedragingen. Dit onderdeel van de klacht dient dan ook als ongegrond te worden afgewezen.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door op te treden tegen klaagster, terwijl hij voordien meer dan tien jaar als advocaat werkzaamheden heeft verricht voor klaagster. De raad acht een waarschuwing een passende maatregel.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht deels gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.
7.2 Nu de raad aan verweerder een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50 reiskosten van klaagster;
b) € 750 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;
c) € 500 kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klaagster. Klaagster geeft tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.
7.5 Verweerder moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond voor zover deze ziet op het verwijt dat verweerder in een zaak is gaan optreden tegen klaagster, terwijl hij voordien meer dan tien jaar als advocaat werkzaamheden heeft verricht voor klaagster;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van waarschuwing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50 aan klaagster op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.3 bepaald;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.5.
Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. J.B. de Meester, H.C.M. Schaeken , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2019.
Griffier Voorzitter