Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:272

Zaaknummer

7413

Inhoudsindicatie

Klaagster heeft eigen belang bij klacht over het zich laten uitbetalen van een toevoeging door verweerder, aangezien zij voor de toevoeging een eigen bijdrage verschuldigd is. Of klaagster die bijdrage daadwerkelijk heeft betaald, staat daar los van.

Inhoudsindicatie

Verweerder had de Raad voor de Rechtsbijstand moeten inlichten dat hij van de verzekeraar van de tegenpartij al een vergoediing voor zijn bijstand had ontvangen.

Uitspraak

Beslissing

van 24 augustus 2015

in de zaak 7413

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klaagster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 12 januari 2015, onder nummer L26-2014, aan partijen toegezonden op 13 januari 2015, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder, voor zover deze betreft de handelwijze van verweerder bij het declareren van de toevoeging, gegrond is verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:11.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 9 februari 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klaagster;

-    de brief van verweerder aan het hof van 10 maart 2015;

-    de brief van klaagster aan het hof van 15 mei 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 juni 2015, waar verweerder is verschenen.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij via het Juridisch Loket is aangewezen als pro deo-advocaat maar zich daaraan niet heeft gehouden.

4    FEITEN

    In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Zeer kort weergegeven gaat het om het volgende. Verweerder heeft klaagster onder meer bijgestaan in een letselschadezaak tegen een ziekenhuis en daarvoor een toevoeging gekregen met de vermelding: 0040 geschil medisch handelen, vordering schadevergoeding, procedure of advies. In een door verweerder voor klaagster bereikte schikking heeft de verzekeraar van het ziekenhuis een bedrag van € 2.750,-- betaald voor buitengerechtelijke rechtsbijstand. Verweerder had een declaratie ingediend van € 2.933,95, waarin twee uren voor bijstand aan klaagster bij de klachtencommissie. Die werkzaamheden zijn volgens verweerder door de verzekeraar echter niet vergoed. Verweerder heeft daarom ook de toevoeging ter uitbetaling ingediend en een adviesvergoeding van € 460,67 ontvangen.

5    BEOORDELING

5.1    Het hof verstaat het klachtonderdeel dat in hoger beroep nog aan de orde is aldus, dat verweerder zich niet heeft gehouden aan de regels die gelden voor de uitbetaling van een toevoeging, doordat hij naast de van de verzekeraar van het ziekenhuis verkregen vergoeding, ook de toevoeging ter uitbetaling heeft ingediend.

5.2    Ter zitting heeft verweerder onder meer als grief aangevoerd dat klaagster bij dit klachtonderdeel geen belang heeft. Deze grief is echter te laat, immers na afloop van de appeltermijn, naar voren gebracht. Overigens geldt dat klaagster bij dit klachtonderdeel wel een eigen belang heeft, aangezien zij voor de toevoeging een eigen bijdrage verschuldigd is. Of klaagster die bijdrage daadwerkelijk heeft betaald staat daar los van.

5.3    Ook als de verzekeraar van het ziekenhuis de werkzaamheden van verweerder bij de klachtencommissie niet heeft vergoed, stond het verweerder niet vrij daarvoor de toevoeging, die voor die werkzaamheden niet was afgegeven, in te dienen. Verweerder had open kaart behoren te spelen met de Raad voor de Rechtsbijstand en moeten melden dat hij van de verzekeraar van het ziekenhuis een vergoeding voor zijn bijstand had ontvangen. Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad op dit klachtonderdeel, waarmee het hof zich verenigt.

5.4    De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad, voor zover aan het hof voorgelegd, dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 12 januari 2015, gewezen onder nummer L26-2014, aan partijen toegezonden op 13 januari 2015, voor zover aan het hof voorgelegd.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, M.M.H.P. Houben, H.J. de Groot en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2015.

De beslissing is verzonden op 24 augustus 2015.