Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3491

Zaaknummer

6422

Inhoudsindicatie

Verwijt van klager, cliënt, dat verweerder niets voor hem had ondernomen en tevens dekenbezwaar dat verweerder niet op verzoek van de deken reageert, niet meewerkt aan werk van rapporteur en met onbekende bestemming is vertrokken. Maatregel schrapping van het tableau.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 17 september 2012

in de zaak 6422

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

en:

De Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Amsterdam

de deken

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 22 februari 2012, onder nummer 11-302A en 11 303A, aan partijen toegezonden op 22 februari 2012, waarbij een klacht van klager en een bezwaar van de deken tegen verweerder gegrond zijn verklaard en de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd. Voorts is uitgesproken dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt, in de zin van artikel 48 lid 7 Advocatenwet.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 24 april 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van de deken;

-    de e-mail van verweerder aan het hof van 24 juni 2012;

-    de e-mail van verweerder aan het hof van 28 juni 2012.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 juli 2012, waar de deken is verschenen.

3    KLACHT EN BEZWAAR

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet de twee kwesties waarvoor klager hem had ingeschakeld niet voortvarend heeft behandeld en klager niet op de hoogte heeft gehouden van het verloop van zijn werkzaamheden,

3.2    Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder, in strijd met artikel 46 Advocatenwet, niet heeft gereageerd op het verzoek van de deken om een reactie op de klacht van klager en daardoor het tuchtrechtelijk onderzoek ernstig heeft gefrustreerd. Ook heeft verweerder geweigerd medewerking te verlenen aan een onderzoek van een door de raad benoemde rapporteur, de declaraties van de rapporteur te betalen en medewerking te verlenen aan de maatregelen ter zaakwaarneming en afwikkeling van zijn praktijk. Door met onbekende bestemming te vertrekken geeft verweerder geen blijk oog te hebben voor de belangen van zijn cliënten. Verweerder voldoet voorts niet aan artikel 2 lid 3 Advocatenwet door na te laten de verplaatsing van zijn kantoor door te geven aan de secretaris van de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten, door zonder kennisgeving naar T te vertrekken en door geen kantoorvestiging meer in Nederland te hebben.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Verweerder is door de raad op 15 februari 2011 op grond van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang geschorst in de uitoefening van de praktijk. Door dit hof is deze uitspraak bekrachtigd op 18 april 2011. Bij zijn beslissing van 15 februari 2011 heeft de raad mr. X. aangewezen om waar nodig de belangen van de cliënten van verweerder te behartigen. Verweerder heeft éénmaal een gesprek met mr. X. gehad, maar heeft geen toegang tot de cliëntendossiers verschaft. Waar deze cliëntendossiers zich bevinden, is niet bekend.

4.2    Klager heeft op het dekenspreekuur van 21 juli 2011 een klacht tegen verweerder ingediend. Verweerder heeft voor klager in juni 2008 twee zaken in behandeling genomen. Eén zaak betrof het vorderen van schadevergoeding van de politie vanwege in klagers ogen onrechtmatig politieoptreden. De tweede zaak betrof bijstand over de geluidsoverlast van klagers buren.  Verweerder heeft voor deze twee zaken op 6 juni 2008 twee toevoegingen aangevraagd en verkregen op 6 september 2008. Daarna heeft klager niets meer vernomen van verweerder. In 2010 is klager verweerder tegengekomen. Verweerder heeft aan klager bevestigd dat hij zijn zaken nog in behandeling had. Na deze ontmoeting heeft klager niets meer van verweerder gehoord.

4.3    Verweerder heeft niet gereageerd op de correspondentie die de deken hem zond met betrekking tot de klacht van klager. Onderzoek door de deken bij ondermeer de gemeentelijke basisadministratie leerde dat verweerder zich heeft laten uitschrijven uit Nederland en nu op een onbekend adres in T verblijft. Het kantoor van verweerder is uitgeschreven uit het Handelsregister en het e-mailadres van zijn kantoor is niet meer in gebruik. In zijn appelmemorie aan het hof schrijft verweerder op de plaats waar gewoonlijk de woonplaats wordt genoemd: Buitenland.

4.4    De raad heeft verweerder voor de mondelinge behandeling van de door klager ingediende klacht en van het door de deken ingediende bezwaar door middel van een openbaar exploot opgeroepen te verschijnen voor de zitting van de raad. Dit exploot is gepubliceerd in het P. van 17 november 2011.

4.5    De beslissing van de raad is per brief gezonden aan de secretaris van de Algemene Raad, die het tableau beheert. Aan verweerder is geen afschrift van deze brief, noch van de schrappingsbeslissing van de raad gezonden nu verweerders woon- of verblijfplaats onbekend waren. Begin april 2012 heeft verweerder contact opgenomen met de deken. De deken heeft hem vervolgens op 3 april 2012 per e mail een afschrift van de beslissing waarvan beroep gezonden en in een latere fase het bijbehorende dossier.

4.6    Dat het onderhavige beroep op 13 juli 2012 behandeld zou worden, is verweerder door de griffie per e-mail meegedeeld. Verweerder heeft op 31 mei 2012 de voorzitter en de leden van de kamer gewraakt. Bij beslissing van 25 juni 2012 heeft de wrakingskamer van het hof de wraking afgewezen. In deze beslissing is aan verweerder aangezegd dat de inhoudelijke behandeling van het onderhavige hoger beroep zoals gepland doorgang zou vinden op 13 juli 2012, 10.00 uur. De beslissing van de wrakingskamer is door de griffie van het hof aan verweerder per e-mail toegezonden. Verweerder heeft op donderdag 28 juni 2012 aan de griffie van dit hof een e-mail gezonden, waarin hij inhoudelijk ingaat op de beslissing op het wrakingsverzoek.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder is niet verschenen bij de mondelinge behandeling van het onderhavige hoger beroep. Verweerder is in hoger beroep gekomen van de beslissing van de raad waarbij aan hem de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd, de meest zware maatregel die aan een advocaat kan worden opgelegd. Nu verweerder, zoals blijkt uit de hiervoor onder 4.6 omschreven e-mail correspondentie met de griffie van het hof, wist op welke datum en op welk tijdstip het hof het onderhavige hoger beroep mondeling zou behandelen, en er desondanks voor heeft gekozen niet ter zitting van het hof te verschijnen, heeft het hof geen aanleiding gezien de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep van verweerder aan te houden teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen zijn hoger beroep nader toe te lichten.

5.2    Artikel 56 lid 1 Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de raad van discipline hoger beroep kan worden ingesteld gedurende dertig dagen na de verzending van die beslissing. De beslissing waarvan beroep is niet aan verweerder toegezonden omdat de griffier van de raad niet beschikte over zijn adres. De deken heeft op 3 april 2012 de beslissing van de raad aan verweerder per e-mail toegezonden. In zijn antwoordmemorie stelt de deken dat verweerder, die  op 24 april 2012 hoger beroep heeft ingesteld van de beslissing van de raad, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn hoger beroep omdat verweerder niet tijdig in hoger beroep is gekomen.

5.3    De advocatenwet voorziet niet in een verlengde appeltermijn in het geval de belanghebbende niet op de hoogte is geweest van de behandeling in eerste aanleg. Voor de vraag of er bijzondere omstandigheden bestaan die overschrijding van de termijn door verweerder rechtvaardigen, is er aanleiding om aansluiting te zoeken bij het administratief recht, de verschoonbare termijnoverschrijding (artikel 6:11 Awb) en het civiel recht (HR 28 november 2003, NJ 2005,465) waarin is overwogen dat een uitzondering op de strikte toepassing van een appeltermijn gerechtvaardigd is: (…) ingeval degene die hoger beroep of cassatie instelt, ten gevolge van een door (de griffie van) het kantongerecht, de rechtbank of het hof begane fout of verzuim niet tijdig wist en redelijkerwijs ook niet kon weten dat de rechter een beschikking had gegeven en de beschikking hem als gevolg van een niet aan hem toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep of cassatie is toegezonden of verstrekt. In een zodanig geval moet de beroepstermijn verlengd worden met een termijn van veertien dagen – of een zoveel kortere termijn als overeenstemt met de wettelijke beroepstermijn – na de dag van verstrekking of verzending van de beschikking.

5.4    Van een fout van de deken en/of de raad – analoog aan hetgeen de Hoge Raad in de hiervoor geciteerde beslissing overwoog – die aanleiding zou kunnen zijn de beroepstermijn te verlengen, is het hof niet gebleken. Het is immers niet aan de deken of de raad om zich in te spannen om verweerder te vinden. Een advocaat dient bereikbaar te zijn voor de deken en de raad. Vastgesteld kan worden dat verweerder geruime tijd voordat hij uit zichzelf begin april contact opnam met de deken, noch telefonisch, noch per e-mail, noch op zijn kantooradres bereikbaar was. Evenmin was van verweerder een postbusadres bekend. Omdat verweerder, in strijd met zijn verplichtingen, zich onbereikbaar heeft gemaakt voor de deken en de raad, dient geoordeeld te worden dat verweerder het aan zichzelf te wijten heeft dat hij eventueel niet tijdig van de klacht, het dekenbezwaar en de beslissing van de raad van 20 januari 2009 op de hoogte was. Daarnaast kan worden vastgesteld dat verweerder in ieder geval heeft verzuimd binnen veertien dagen na 3 april 2012, de dag waarop de deken hem de beslissing van de raad toezond, hoger beroep in te stellen.

5.5    In het vorenstaande ligt besloten dat er geen sprake kan zijn van verschoonbare termijnoverschrijding. Verweerder zal dan ook niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn hoger beroep.

   

 

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

        verklaart verweerder niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, W.A.M. van Schendel en G.J.S. Bouwens, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2012.