Naar boven ↑

Rechtspraak

Verweerder houdt zich onbereikbaar

Art. 56 lid 1 bepaalt dat tegen een beslissing van de raad hoger beroep kan worden ingesteld gedurende dertig dagen na de verzending van die beslissing. De beslissing waarvan beroep is niet aan verweerder toegezonden omdat de griffier van de raad niet beschikte over zijn adres. De deken heeft op de beslissing van de raad aan verweerder per e-mail toegezonden. De Advocatenwet voorziet niet in een verlengde appeltermijn in het geval de belanghebbende niet op de hoogte is geweest van de behandeling in eerste aanleg. Voor de vraag of er bijzondere omstandigheden bestaan die overschrijding van de termijn door verweerder rechtvaardigen, is er aanleiding om aansluiting te zoeken bij het administratief recht, de verschoonbare termijnoverschrijding (artikel 6:11 Awb) en het civiel recht (HR 28 nov. 2003, NJ 2005, 465) waarin is overwogen dat een uitzondering op de strikte toepassing van een appeltermijn gerechtvaardigd is:

(…) ingeval degene die hoger beroep of cassatie instelt, ten gevolge van een door (de griffie van) het kantongerecht, de rechtbank of het hof begane fout of verzuim niet tijdig wist en redelijkerwijs ook niet kon weten dat de rechter een beschikking had gegeven en de beschikking hem als gevolg van een niet aan hem toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep of cassatie is toegezonden of verstrekt. In een zodanig geval moet de beroepstermijn verlengd worden met een termijn van veertien dagen – of een zoveel kortere termijn als overeenstemt met de wettelijke beroepstermijn – na de dag van verstrekking of verzending van de beschikking.

Een advocaat dient bereikbaar te zijn voor de deken en de raad. Vastgesteld kan worden dat verweerder geruime tijd voordat hij uit zichzelf begin april contact opnam met de deken, noch telefonisch, noch per e-mail, noch op zijn kantooradres bereikbaar was. Evenmin was van verweerder een postbusadres bekend. Omdat verweerder, in strijd met zijn verplichtingen, zich onbereikbaar heeft gemaakt voor de deken en de raad, dient geoordeeld te worden dat verweerder het aan zichzelf te wijten heeft dat hij eventueel niet tijdig van de klacht, het dekenbezwaar en de beslissing van de raad op de hoogte was.