Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:203

Zaaknummer

6617

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging uitspraak raad. Verweerder trad op als bindend adviseur. Klacht dat advies onjuist was is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 23 augustus 2013

in de zaak 6617

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 29 oktober 2012, onder nummer 12-110, aan partijen toegezonden op 31 oktober 2012, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder klachtonderdeel a ongegrond is verklaard en klachtonderdeel b gegrond is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 27 november 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- de brief van verweerder aan het hof van 15 februari 2013;

- de brief van de griffie aan verweerder van 27 februari 2013;

- de brief van klager aan het hof van 1 mei 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 juni 2013, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) een onjuist advies heeft laten uitbrengen;

b) niet heeft gereageerd op klagers verzoek om een nadere toelichting van het advies, ondanks het aanbod daartoe in het advies.

3.2 Klager meent dat het advies onvoldoende onderbouwd is. Hij plaatst voorts kanttekeningen bij de onafhankelijkheid van verweerder en zijn kantoorgenote die het advies heeft opgesteld nu de daarvoor door verweerder begrote en door S. gegunde tijd van 7 uur niet toereikend kan zijn geweest om een voldoende deugdelijk advies te geven. Klager klaagt er niet over dat verweerder niet zelf het advies heeft opgesteld maar dat door zijn kantoorgenote heeft laten doen.

4 FEITEN

4.1 In een geschil met zijn buren werd klager bijgestaan door een rechtsbijstandsverzekeraar. Klager kon zich niet verenigen met de beslissing van deze verzekeraar inhoudende dat klager niet in aanmerking kwam voor rechtsbijstand (c.q. vergoeding van de kosten van rechtsbijstand) vanwege een te geringe kans op succes.

4.2 In het kader van de toepasselijke geschillenregeling heeft de verzekeraar gevraagd aan verweerder, die daartoe door klager was uitgekozen, om bindend te adviseren over 3 rechtsvragen. De verzekeraar heeft het dossier ter beoordeling aan verweerder toegestuurd. In verband met afwezigheid wegens vakantie heeft verweerder het uitbrengen van het advies overgedragen aan een kantoorgenote, die het advies op 24 juni 2008 naar de verzekeraar stuurde en pas na telefonische navraag op 14 juli 2008 naar klager. Aan het eind van het negatieve advies heeft de kantoorgenote vermeld dat zij bereid was  desgevraagd het advies nog nader  toe te lichten. Toen klager van deze mogelijkheid gebruik wilde maken werd hij verwezen naar de rechtsbijstandsverzekeraar.  

4.3 Klager heeft zelf de procedure ter zake van het geschil met zijn buren ten overstaan van de kantonrechter gevoerd. De procedure is beëindigd doordat tijdens een bezichtiging een schikking is getroffen.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft klachtonderdeel a ongegrond verklaard en onderdeel b gegrond. Het beroep van klager richt zich tegen de beoordeling van de raad van klachtonderdeel a.

5.2 Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling  van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Omdat verweerder optrad als bindend adviseur in het geschil tussen de rechtsbijstandsverzekeraar en klager, en niet als advocaat van klager, zal het hof de klacht beoordelen aan de hand van dit criterium.

5.3 Uit de inhoud van de door klager ten overstaan van de kantonrechter bereikte schikking kan, anders dan klager meent, niet worden afgeleid dat het door de kantoorgenote van verweerder uitgebrachte advies in die mate onjuist of  onvoldoende onderbouwd was dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Ook overigens kan uit de ter beschikking staande gegevens niet worden afgeleid dat er sprake is geweest van een onjuist advies. Niet kan dan ook worden vastgesteld dat verweerder zich heeft gedragen in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Dit brengt mee dat het hof, evenals de raad, klachtonderdeel a ongegrond acht.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 29 oktober 2012 gegeven onder nummer 12-110.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. L. Ritzema, J.C. van Oven, C.A.M.J. Raymakers en M.M.H.P. Houben, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2013.