Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:162

Zaaknummer

6398 en 6399

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek niet tijdig ingediend en afgewezen. Verzoek tot wraking van leden van de wrakingskamer kennelijk misbruik van recht en niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 18 november 2013

in de zaak 6398 en 6399

 

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

verzoekster

tegen:

mr. C.J.J. van Maanen

mr. G.W.S. de Groot

mr. W.F. van Zant

mr. R. Verkijk

mr. W.J. van Andel

leden Hof van Discipline

1 DE PROCEDURE

1.1 Bij beslissing van 6 maart 2012, onder nummer 11-139U (hof 6398), aan partijen toegezonden op 6 maart 2012, heeft de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam een klacht van verzoekster tegen mr. X. de klachtonderdelen a t/m d ongegrond verklaard.

1.2 Bij beslissing van 14 februari 2012, onder nummer 11-322U (hof 6399), aan partijen toegezonden op 14 februari 2012, heeft de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch een wrakingsverzoek van verzoekster tegen mrs. Th.S. Roëll en B.J. Sol afgewezen en heeft de raad bepaald dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen indien en voor zover dat verzoek op dezelfde feiten en omstandigheden is gegrond die in de beslissing als ontoereikend zijn geoordeeld.

1.3 Tegen deze beslissingen van de raden is verzoekster op 26 maart 2012 in hoger beroep gekomen bij het Hof van Discipline (verder: het hof). De zaken zijn behandeld ter zitting van het hof van 5 april 2013 door mr. C.J.J. van Maanen (verder: de voorzitter), en mrs. G.W.S. de Groot, W.F. van Zant, R. Verkijk en W.J. van Andel (verder: de leden). Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 Per brief van 20 mei 2013 heeft verzoekster de voorzitter en de leden gewraakt.

1.5 Het hof heeft het wrakingsverzoek behandeld in zijn zitting van 20 september 2013, waar verzoekster is verschenen. Verzoekster heeft gepleit aan de hand van  pleitnotities en een daarbij behorend (werk)schema.

1.6 Bij brief van 27 september 2013 heeft verzoekster de voorzitter en het lid W.M. Poelmann gewraakt.

1.7 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben en op het verhandelde ter zitting.

 

2 BEOORDELING

2.1 Verzoekster heeft haar verzoek tot wraking naar aanleiding van de behandeling ter zitting op 5 april 2013 op 20 mei 2013 ingediend. Artikel 56 lid 6 van de Advocatenwet bepaalt dat de artikelen 512 tot en met 519 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van overeenkomstige toepassing zijn ten aanzien van de leden van het Hof van Discipline. In artikel 513 lid 1 Sv is bepaald dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden waarop de wraking berust aan de verzoeker bekend zijn geworden. Nog daargelaten dat uit het wrakingsverzoek van verzoekster de feiten of omstandigheden op grond waarvan verzoekster tot wraking van de voorzitter en de leden van het hof is overgegaan niet zijn af te leiden, zal verzoekster niet-ontvankelijk worden verklaard in haar wrakingsverzoek, nu dit verzoek niet tijdig is gedaan. Verzoekster had haar verzoek tot wraking op straffe van niet-ontvankelijk in ieder geval op of kort na 5 april 2013 moeten indienen en kon daarmee niet wachten tot 20 mei 2013.

2.2 Na de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting heeft verzoekster de voorzitter van de wrakingskamer alsmede het lid W.M. Poelmann gewraakt. Als reden voor deze wraking geeft zij op dat zij algemene bezwaren heeft tegen het wrakingsprotocol van het Hof van Discipline, alsmede dat de leden van het hof die door haar waren gewraakt op 20 mei 2013 niet hebben gereageerd op dit wrakingsverzoek. Verzoekster schrijft in haar brief dat de vrees dat de voorzitter en het lid W.M. Poelmann van de wrakingskamer partijdig zijn, gefundeerd is omdat zij ermee akkoord zijn gegaan dat er geen reactie was van de op 20 mei 2013 door haar gewraakte leden. Nu er geen wettelijke verplichting is voor gewraakte leden van het hof om op een verzoek tot wraking te reageren en de door verzoekster opgeworpen algemene bezwaren tegen het wrakingsprotocol van het hof niet als wrakingsgrond kunnen gelden, acht de wrakingskamer het indienen van het wrakingsverzoek op deze gronden, mede gelet op het procesverloop tot nu toe, kennelijk misbruik van recht. Uit het vorenstaande volgt dat samenstelling van een nieuwe wrakingskamer achterwege kan blijven en verzoekster niet in haar verzoek kan worden ontvangen.

2.3 Onder verwijzing naar artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering bepaalt het hof dat een volgend verzoek tot wraking in de onderhavige zaken niet in behandeling zal worden genomen.

 

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

  

- verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van de in de aanhef van deze beslissing genoemde leden van het Hof van Discipline;

- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van mrs. G.J. Driessen-Poortvliet en W.M. Poelmann van 27 september 2013;

- bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in de onderhavige zaken niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann,

P.T. Gründemann, A.J.M.E. Arpeau, G.J. Niezink, leden, in tegenwoordigheid van

mr. L. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2013.