Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-12-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3883

Zaaknummer

R.3920/12.54

Inhoudsindicatie

KIacht dat verweerder de belangen van klager niet goed heeft behartigd en niet voortvarend heeft gehandeld. De raad oordeelt dat verweerder onbetwist heeft aangevoerd dat hij klager heeft verzocht om toezending van stukken, benodigd om de wederpartij aan te spreken, en dat verweerder die stukken niet heeft ontvangen. Gezien het tijdsverloop tussen aanvang en beëindiging van de opdracht kan verweerder niet worden verweten dat hij de zaak niet voortvarend heeft aangepakt.

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft zijn opdracht uitdrukkelijk geformuleerd als belangenbehartiging in het geschil met de instantie. Daartegen heeft klager geen bezwaar gemaakt. Daarom kan verweerder niet worden verweten dat hij niet naar andere wegen of wederpartijen zocht om de mogelijke belangen van klager te behartigen. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 15 februari 2012, door de raad ontvangen op 17 februari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 oktober 2012 in aanwezigheid van verweerder. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil met een gemeentelijke instantie, hierna: SZ.

2.3    Bij brief van 27 april 2011 heeft verweerder aan klager de opdracht bevestigd.   

In de brief heeft verweerder onder meer het volgende meegedeeld:

“Ik zal uw belangen behartigen, naar aanleiding van uw geschil met [SZ, RvD], die voor u twee maanden geen premies betreffende uw zorgverzekering heeft betaald. Zoals met u is besproken zal ik eerst de zaak trachten te schikken met [SZ, RvD], met het doel het beoogde bedrag voor u terug te halen. Mocht een schikkingsactie niet baten, zal ik mogelijkerwijs een dagvaardingsprocedure voor u starten, als blijkt dat dit zinvol is.   

(…)

Indien u vragen of opmerkingen heeft kunt u mij rechtstreeks bereiken per telefoon en e-mail.”

2.4    Verweerder heeft gesprekken gevoerd met de wederpartij. Hij heeft klager verzocht om stukken te sturen waaruit zou blijken dat de wederpartij steken had laten vallen. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat hij die stukken nodig had om tot dagvaarding te kunnen overgaan.

2.5    Klager heeft de door verweerder nodig geachte stukken niet aan verweerder verstrekt.

2.6    Bij brief van 17 juni 2011 heeft verweerder klager meegedeeld dat hij zijn werkzaamheden als afgerond beschouwde. In die brief heeft verweerder verslag gedaan van zijn verrichtingen en bevindingen.

2.7    Klager heeft een andere advocaat aangezocht zijn belangen te behartigen. Deze heeft klagers zaak opgevat als een geschil met de zorgverzekeraar en haar deurwaarder, die op de uitkering van klager beslag had gelegd wegens een achterstand in premie.

2.8    Bij e-mail van 10 november 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat:

a.    verweerder de zaak van klager niet voortvarend heeft behandeld;

b.    verweerder klagers belangen niet naar behoren heeft behartigd. Klager heeft verweerder verzocht om twee medewerkers van de wederpartij in rechte te betrekken en verweerder heeft de mogelijkheden daartoe onderzocht. Toen deze mogelijkheden er niet bleken te zijn, heeft verweerder bericht niets meer voor klager te kunnen doen. Klager acht het onjuist dat verweerder met de opvolgende advocaat een regeling heeft over de verdeling van de toevoegingsvergoeding. Klager is van mening dat verweerder in het geheel geen betaling mag ontvangen.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5    BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1    Als uitgangspunt geldt dat de advocaat gehouden is de hem verleende opdracht zorgvuldig en met de nodige voortvarendheid uit te voeren.

5.2    Uit de stukken blijkt dat de opdracht is vastgelegd op 27 april 2011. Bij brief van 17 juni 2011 heeft verweerder klager eindverslag van zijn bevindingen gedaan en heeft verweerder meegedeeld dat hij zijn werkzaamheden als afgerond beschouwde.   

Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij, na het aannemen van de opdracht, gesprekken heeft gevoerd met de wederpartij en met klager, in welke laatste gesprekken verweerder heeft verzocht om toezending van stukken die hij nodig had om de wederpartij te kunnen aanspreken. Onbetwist heeft verweerder aangevoerd dat hij die stukken niet van klager heeft ontvangen.

5.3    Gezien het tijdsverloop tussen aanvang en beëindiging van de opdracht is de raad van oordeel dat verweerder niet kan worden verweten dat hij de zaak niet voortvarend heeft aangepakt.   

Klachtonderdeel a is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.4    De raad verwijst naar hetgeen bij klachtonderdeel a is overwogen ten aanzien van de door verweerder verrichte werkzaamheden.

5.5    Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat het klager er uitsluitend om te doen was twee met name genoemde medewerkers van de wederpartij in rechte te betrekken, waarbij het de bedoeling van klager was dat die medewerkers zich tegenover de rechter zouden verantwoorden.

5.6    In de opdrachtbevestiging heeft verweerder zijn opdracht uitdrukkelijk geformuleerd als belangenbehartiging in het geschil met SZ. Verweerder liet voor klager de mogelijkheid open om vragen of opmerkingen naar aanleiding van de brief aan verweerder voor te leggen. Niet gesteld of gebleken is dat klager van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, zodat het ervoor gehouden wordt dat klager het met de opdrachtformulering eens was.

5.7    Gezien het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder niet kan worden verweten dat hij niet naar andere wegen of wederpartijen heeft gezocht teneinde mogelijke belangen van klager te behartigen.

5.8    Klachtonderdeel b is eveneens ongegrond.

 

6    BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 december 2012.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 december 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl