Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2814

Zaaknummer

R.3774/11.176

Inhoudsindicatie

Klacht van de wederpartij en zijn advocaat dat verweerder tijdens een mondelinge behandeling van een kort geding zich meermalen heeft beroepen op een confraternele brief van verweerder aan de klagende advocaat, zonder voorafgaand overleg en zonder het inwinnen van dekenadvies; voorts dat verweerder tijdens het pleidooi is ingegaan op gevoerde schikkingsonderhandelingen; tenslotte dat verweerder zich per brief zonder toestemming van klager rechtstreeks met zijn cliënt in verbinding heeft gesteld. Door tijdens het pleidooi te verwijzen naar de confraternele brief heeft verweerder gehandeld in strijd met gedragsregel 12. In zoverre is de klacht gegrond. De verwijzing tijdens het pleidooi naar dezelfde brief onder de mededeling dat nog is voorgesteld in onderling overleg tot ontruimingsafspraken te komen maar dat daarop nooit een reactie is gevolgd, behelst geen mededeling omtrent de inhoud van schikkingsonderhandelingen. In zoverre is de klacht ongegrond. De brief die verweerder aan de cliënt van klager heeft gezonden bevat aanzeggingen met rechtsgevolg. Het feit dat verweerder zijn in die brief vervatte aanzeggingen heeft onderbouwd en met redenen omkleed maakt dat niet anders. Verweerder is gebleven binnen de vrijheid die hem toekomt in de belangenbehartiging voor zijn cliënte. In zoverre is de klacht ongegrond. Maatregel: gedeeltelijke gegrondverklaring zonder maatregel.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 augustus 2011, door de raad ontvangen op 11 augustus 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 april 2012 in aanwezigheid van klager, alsmede verweerder en diens gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klaagster is in een huurgeschil betrokken met de cliënte van verweerder, hierna: X B.V. In het geschil wordt klaagster bijgestaan door klager.

2.2 Het huurgeschil heeft geleid tot een kort geding procedure bij de voorzieningenrechter in de Rechtbank Middelburg. De mondelinge behandeling van het kort geding vond plaats op 4 januari 2011.

2.3 Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding heeft verweerder een pleitnota voorgedragen waarin hij enkele malen heeft verwezen naar een door hem namens X B.V. aan klager verzonden faxbrief van 6 december 2010. 

2.4 De voorzieningenrechter heeft op 11 januari 2011 vonnis gewezen, waarbij X B.V. in het ongelijk werd gesteld.

2.5 Op 14 januari 2011 heeft verweerder zich bij aangetekende brief rechtstreeks tot klaagster gewend, waarbij hij onder meer aankondigde dat X B.V. tegen het vonnis hoger beroep zou instellen en waarin voorts aanzeggingen met rechtsgevolg zijn opgenomen. Verweerder heeft een afschrift van de aangetekende brief gelijktijdig per fax aan klager gezonden.

2.6 Bij brief van 5 januari 2011 heeft klager zich mede namens klaagster bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat

a. verweerder zich tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding meermalen heeft beroepen op de (confraternele) brief van 6 december 2010 van verweerder aan klager, zonder dat hij daarover voorafgaand met klager in overleg is getreden. Evenmin heeft verweerder terzake dekenadvies ingewonnen;

b. verweerder tijdens zijn pleidooi, door expliciet te verwijzen naar een voorstel van X B.V. om met klaagster te komen tot ontruimingsafspraken, is ingegaan op de tussen partijen gevoerde schikkingsonderhandelingen;

c. verweerder zich door het verzenden van de aangetekende brief van 14 januari 2011 zonder toestemming van klager rechtstreeks met klaagster in verbinding heeft gesteld.

 

4 VERWEER

Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling is de gedragsregel dat op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere in rechte geen beroep mag worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij.

Blijkens de toelichting op deze regel is het, indien in een brief een sommatie is gedaan, niet verboden te stellen dat die sommatie heeft plaatsgehad zonder de brief te noemen.

5.2 Uit het dossier blijkt dat verweerder tijdens het pleidooi in het kort geding enkele malen heeft verwezen naar zijn brief van 6 december 2011 aan klager. In confesso is dat dit een confraternele brief is.

5.3 Door tijdens het pleidooi naar de brief te verwijzen heeft verweerder gehandeld in strijd met de voornoemde regel. Verweerder heeft erkend dat hij onjuist heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.4 Uitgangspunt bij de beoordeling is de gedragsregel dat de advocaat omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen aan de rechter niets mag worden meegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij. 

Gelet op de toelichting op deze regel is het enkel verboden om aan de rechter mededeling te doen van de inhoud van schikkingsonderhandelingen en mag het enkele feit dat schikkingsonderhandelingen zijn gevoerd (maar niet geslaagd) aan de rechter worden meegedeeld.

5.5 Uit het dossier blijkt dat verweerder tijdens het meergenoemde pleidooi het volgende heeft gesteld:

“Ter beperking van de kosten voor [klaagster, RvD] is namens [de cliënte van verweerder, RvD] bij brief van 6 december 2010 nog voorgesteld in onderling overleg tot ontruimingsafspraken te komen, maar daarop is nooit een reactie gevolgd.”

5.6 De raad is van oordeel dat verweerder met de aangehaalde passage aan de rechter geen mededeling heeft gedaan omtrent de inhoud van schikkingsonderhandelingen. Dit volgt reeds uit de omstandigheid dat de mededeling behelst dat het er niet van is gekomen om in onderling overleg tot afspraken te komen. In de mededeling ligt besloten dat geen overleg is gevoerd. Aldus heeft verweerder geen mededeling gedaan omtrent de inhoud van schikkingsonderhandelingen. De omstandigheid dat verweerder het onderwerp van het niet tot stand gekomen overleg heeft vermeld, maakt dit niet anders.

5.7 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.8 Uitgangspunt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel is de gedragsregel dat de advocaat, indien de wederpartij door een advocaat wordt bijgestaan, een aanzegging met rechtsgevolg rechtstreeks aan die wederpartij mag doen, mits met gelijktijdige verzending van een afschrift aan diens advocaat.

5.9 Dit klachtonderdeel heeft betrekking op de brief die verweerder op 14 januari 2011 aangetekend aan klaagster heeft verzonden.

5.10 Niet in geschil is dat die brief aanzeggingen met rechtsgevolg bevat.  

Ook staat vast dat verweerder van zijn brief op dezelfde datum een exemplaar per fax aan klager heeft gezonden.

5.11 Naar het oordeel van de raad heeft verweerder gezien het voorgaande zich gedragen overeenkomstig de voormelde gedragsregel. 

Anders dan klagers hebben betoogd, is de raad van oordeel dat verweerder niet kan worden tegengeworpen dat hij de in zijn brief vervatte aanzeggingen ook heeft onderbouwd en met redenen omkleed. De stelling van klager dat de onderbouwing subjectief en onnodig is, maakt dit niet anders, nu verweerder is gebleven binnen de vrijheid die hem toekomt in de belangenbehartiging voor zijn cliënte.

5.12 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de uit hoofde van klachtonderdeel 1 begane overtreding en de ruiterlijke erkenning door verweerder van de onjuistheid van zijn handelen volstaat de raad met gegrondverklaring van dit klachtonderdeel zonder oplegging van een maatregel.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond zonder oplegging van een maatregel;

- verklaart de klachtonderdelen b en c ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl