Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-07-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0007

Zaaknummer

08-345A

Inhoudsindicatie

In verband met het ontbreken van de mogelijkheid om te overleggen met zijn cliënt, heeft verweerder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid besloten om de vordering - in kort geding -in te trekken, aangezien gedaagde had meegedeeld aan de eis te zullen voldoen. De gedragingen van verweerder zijn niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De beoordeling of een advocaat al dan niet civielrechtelijk aansprakelijk is, is voorbehouden aan de civiele rechter.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 28 juli 2009

in de zaak 08-345 A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 18 december 2008 binnengekomen klacht van:

k l a a g s t e r

tegen:

v e r w e e r d e r

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 16 december 2008, bij de raad binnengekomen op 18 december 2008 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 11 mei 2009 in aanwezigheid van verweerder. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 11 in de bij die brief gevoegde inventarislijst alsmede van een faxbrief van klaagster aan verweerder d.d. 15 april 2009 en drie brieven d.d. 27 april 2009 van verweerder aan de deken, de raad en klaagster.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a) in zijn pleitnota in een kort geding tegen ziekenhuis X in strijd met de waarheid

  heeft gesteld dat met ziekenhuis X buiten rechte een regeling is getroffen en om

  die reden het kort geding heeft ingetrokken;

  b) naar aanleiding van de aansprakelijkstelling door klaagster heeft geweigerd voor

   afhandeling van de schade zorg te dragen.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klaagster heeft verweerder verzocht om haar bij te staan in diverse procedures, onder meer in verband met de weigering door verzekeraar A. om aan klaagster het Persoonsgebonden Budget (PGB) uit te betalen.

3.2 Verweerder heeft op 13 juni 2008 een dagvaarding doen uitgaan en is voor klaagster opgetreden in een kort gedingprocedure bij de rechtbank Amsterdam tegen verzekeraar A en ziekenhuis X. In deze procedure, te weten de procedure tot uitbetaling van het PGB werd tevens gevorderd dat door ziekenhuis X het dossier zou worden voorgelegd aan een onafhankelijke arts teneinde te beoordelen of klaagster voor medische behandeling diende te worden verwezen naar medische voorzieningen in het buitenland. Aangezien ziekenhuis X voor de zitting aan verweerster meedeelde bereid te zijn het dossier te overleggen, heeft verweerster ter zitting de vordering tegen ziekenhuis X ingetrokken.

3.3 Verweerder heeft bij brief van 23 juni 2008 in verband met een gerezen verschil van mening zijn werkzaamheden beëindigd.

3.4 Klaagster heeft verweerder bij brief van 23 juli 2008 aansprakelijk gesteld. Verweerder heeft de aansprakelijkstelling op 25 augustus 2008 gemeld bij zijn beroepsaansprakelijk¬heids¬verzekeraar. Bij brief van 14 augustus 2008 aan de deken heeft klaagster de onderhavige klacht tegen verweerder ingediend.

4 Beoordeling

Ad klachtonderdeel a

4.1  Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.2 Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij pas een dag voor de kort gedingzitting een reactie van de advocaat van ziekenhuis X ontving, inhoudende dat ziekenhuis X bereid was om het dossier vrijwillig te overleggen. Verweerder heeft voorts onweersproken gesteld dat hij tevergeefs heeft geprobeerd telefonisch contact met klaagster te zoeken. Nu verweerder geen mogelijkheid had om voorafgaande aan de zitting met zijn cliënte te overleggen, heeft hij vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid besloten om de vordering tegen ziekenhuis X in te trekken, omdat aan de eis was voldaan. De gedragingen van verweerder zijn, gemeten naar genoemde maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b

4.3 De raad stelt voorop dat de raad zich bij de beoordeling van een klacht alleen bezighoudt met de vraag of de advocaat tegen wie een klacht wordt ingediend zich tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen.

4.4 Klaagster verwijt verweerder dat hij jegens haar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de tussen hen geldende overeenkomst van opdracht en heeft verweerder aansprakelijk gesteld voor de daardoor ontstane schade. De beoordeling of een advocaat al dan niet civielrechtelijk aansprakelijk is, is voorbehouden aan de civiele rechter. Uit de stukken, noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is gebleken dat verweerder bij de behandeling van de zaak tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline acht:

- de klachtonderdelen a en b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, E.J. Ferman, J.R. Goppel, B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2009.

voorzitter       griffier

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 juli 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.