Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-09-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0043

Zaaknummer

M 197 - 2008

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verboden honorariumafspraak. Overeengekomen vergoeding betrof een niet reëel kostendekkend tarief. Verweerder maakte in geval van winst naast een aanzienlijk percentage van de opbrengst ook aanspraak op vergoeding van zijn buitengerechtelijke kosten. Rechtstreeks blijven benaderen van de wederpartij ter verkrijging van betaling van betwiste nota, terwijl de opdracht door klaagster was ingetrokken, is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt

Uitspraak

M197-2008

 

BESLISSING

van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake de klacht van:

klaagster sub 1,

en

klaagster sub 2,

gemachtigde:

tegen

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van  24 december 2008 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2009, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 21 april 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 22 juni 2009. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

 

Ter zitting is de gemachtigde van klaagsters verschenen alsook verweerder. Klaagsters sub 1 en 2 zijn niet verschenen.

 

Vaststelling van de feiten voor zover voor de klacht van belang.

De echtgenoot van klaagster heeft als gevolg van een medische fout schade geleden. Verweerder heeft de zaak in 2001 in behandeling genomen. De echtgenoot van klaagster is vervolgens in 2006 overleden.

Er is een toevoegingsaanvraag ingediend bij de raad voor rechtsbijstand, maar deze is afgewezen. Aanvankelijk is door verweerder met de echtgenoot van klaagster een tariefafspraak gemaakt op basis waarvan op basis van een uurtarief van € 250,-- excl. BTW en kosten werd gefactureerd. In 2003 werd echter een nieuwe tariefafspraak gemaakt, welke werd vastgelegd in een brief d.d. 18 juni 2003 van verweerder aan de echtgenoot van klaagster. Deze nieuwe afspraak hield in dat de echtgenoot van klaagster bij verlies van de zaak een bedrag van € 500,-- aan verweerder zou zijn verschuldigd, maar dat bij winst door verweerder aanspraak zou worden gemaakt op een percentage van de opbrengst, variërend van een percentage van 27,5% indien een schadevergoeding van niet meer dan € 25.000,-- zou worden toegekend tot een percentage van 17,5% indien een schadevergoeding van € 250.000,-- of meer zou worden toegekend.

In 2008 heeft klaagster sub 1 de behandeling van de zaak overgedragen aan klaagster sub 2. Verweerder heeft jegens de wederpartij aanspraak gemaakt op betaling van € 7.490,31 ter zake buitengerechtelijke kosten.

 

Inhoud van de klacht.

Verweerder handelt niet zoals een advocaat betaamt, omdat:

1.  de door verweerder gemaakte honorariumafspraak een verboden afspraak is, nu de vergoeding die in geval van verlies van de zaak verschuldigd zou zijn – te weten € 500,= excl. BTW en verschotten – niet als een reëel kostendekkend tarief kan worden aangemerkt;

2.  verweerder  in geval van het winnen van de zaak naast een aanzienlijk  percentage van de opbrengst ook aanspraak maakt op vergoeding van zijn buitengerechtelijke kosten.

3.  verweerder de wederpartij rechtstreeks is blijven benaderen ter verkrijging van  betaling van zijn betwiste nota, terwijl de opdracht door klaagster was ingetrokken.

 

Standpunt van klaagsters

Ter zitting heeft de gemachtigde aangegeven dat klaagster sub 2 haar klacht intrekt.

Ad 1.

Klaagster sub 1 meent dat de door verweerder in tweede instantie gemaakte honorariumafspraak nietig is want in strijd met het bepaalde in gedragsregel 25, artikel 45 Advocatenwet en de Verordening op de praktijkuitoefening. De door verweerder overeengekomen vergoeding van € 500,-- kan niet worden aangemerkt als een reëel kostendekkend tarief. Te meer niet daar verweerder zelf een uurtarief van € 250,-- hanteert en de aanspraak van verweerder op vergoeding van zijn buitengerechtelijke kosten inmiddels een bedrag van € 7.490,31 betreft.

Ad 2

Verweerder wenst niet alleen betaling van een percentage van de opbrengst door klaagster maar wil tevens zijn gewerkte uren declareren bij de wederpartij.

Ad 3

Ofschoon klaagster verweerder al geruime tijd geleden te kennen had gegeven de opdracht aan hem te beëindigen is hij doorgegaan met zijn pogingen om zijn honorarium vergoed te krijgen van de verzekeraar, waarmee hij de indruk wekt nog steeds voor klaagster op te treden.

 

Standpunt van verweerder.

Ad 1

De in tweede instantie gemaakt honorariumafspraak werd gemaakt omdat al gauw bleek dat aansprakelijkheid niet zonder slag of stoot erkend zou gaan worden en de advocaatkosten hoog zouden gaan oplopen, zodat de echtgenoot van klaagster aangaf dat het financieel niet haalbaar was om verweerder op basis van een uurtarief werkzaamheden te laten verrichten. De afspraak is een toegestane variant op het no cure no pay- en quota pars litis verbod.

Ad 2

In letselschadezaken is het gebruikelijk dat de buitengerechtelijke kosten bij erkenning van aansprakelijkheid rechtstreeks door de behandelend advocaat worden gedeclareerd bij de aansprakelijke partij, zulks los van de overige schadeposten en dat de aansprakelijke partij deze kosten separaat en rechtstreeks betaalt aan de belangenbehartiger.

Ad 3

Het is volstrekt gebruikelijk dat verweerder bij de schaderegelaar van de aansprakelijke partij heeft geïnformeerd naar de openstaande buitengerechtelijke kosten. Daarnaast worden de buitenrechtelijke kosten los behandeld van de overige schade. De schaderegelaar wist dat de zaak door klaagster sub 2 was overgenomen en dat verweerder geen belangenbehartiger meer was. Verweerder heeft jegens niemand de indruk gewekt dat hij nog voor klaagster sub 1 optreedt.

 

Beoordeling van de klacht.

Klaagster sub 2 heeft haar klacht ingetrokken zodat resteert de beoordeling van de klacht van klaagster sub 1.

 

Klachtonderdeel sub 1

De beantwoording van de vraag of de door verweerder met klaagster gemaakte honorariumafspraak al dan niet nietig is, is voorbehouden aan de civiele rechter. De raad dient enkel te beoordelen of verweerder al dan niet heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt door de gewraakte honorariumafspraak te maken.

De raad overweegt dat het bedrag van € 500,-- niet als een reëel kostendekkend tarief kan worden beschouwd, hetgeen ook voor verweerder duidelijk had moeten zijn, nu hij blijkens de urenspecificatie op het moment van het maken van de afspraak reeds gedurende twee jaar een groot aantal uren aan de behandeling van de zaak had gespendeerd. Naar het oordeel van de raad is de door verweerder gemaakte honorariumafspraak dan ook niet toegestaan en heeft verweerder niet gehandeld overeenkomstig hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond.

 

Klachtonderdeel sub 2

In het e-mailbericht d.d. 17 september 2008 van verweerder aan de schaderegelaar van de wederpartij is vermeld:

 

 “(…) Ik gaf aan dat er terzake bgk in totaal op basis van de daadwerkelijk  gewerkte uren en bij u ingediende kostenoverzichten bgk openstaat een bedrag ad euro 7.490,31. Op basis van de afspraak met <klaagster> zou zij naast de door u te  betalen bgk aan ons kantoor moeten voldoen bij een slotuitkering van euro 30.000,00 een bedrag ad euro 9.817,50 inclusief BTW (27,5% van 30.000,00 + 19% BTW).

 Ik ben bereid de eerder zoals hierboven weergegeven gemaakte honorariumafspraak met <klaagster> te laten vallen indien: (…)”

Uit dit e-mailbericht blijkt dat verweerder in ieder geval op dat moment naast een aanzienlijk percentage van de opbrengst ook aanspraak heeft willen maken op vergoeding van zijn buitengerechtelijke kosten. De raad acht een dergelijke (uitleg van de) honorariumafspraak niet toelaatbaar. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

Klachtonderdeel sub 3

Op basis van de overlegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is komen vast te staan dat verweerder de wederpartij rechtstreeks is blijven benaderen ter verkrijging van betaling van zijn betwiste nota, terwijl de opdracht door klaagster reeds was ingetrokken. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de raad gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Het had op de weg gelegen van verweerder om over de afwikkeling van de met zijn werkzaamheden samenhangende buitengerechtelijke kosten contact op te nemen met de opvolgend belangenbehartiger van klaagster. De raad verklaart klachtonderdeel sub 3 derhalve gegrond.

 

De raad komt tot de slotsom dat alle onderdelen van de klacht gegrond zijn. Mede in aanmerking genomen het feit dat verweerder nog niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld acht de raad een berisping een passende sanctie.

 

BESLISSING.

De raad verklaart de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder op een berisping.

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. J.D.E. van den Heuvel, R.G.A.M. Theunissen, E.J.P.J.M. Kneepkens en L.J.M. Luchtman,  leden, alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 7 september 2009

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,   mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,

griffier.      voorzitter.

 

Verzonden op: 8 september 2009

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.