Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-07-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0133

Zaaknummer

09-010A en 09-011A

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerders onjuiste informatie te hebben verstrekt aan de rechtbank en op andere manieren de belangen van klager te hebben geschaad. De raad verklaart een gedeelte van de klachten niet ontvankelijk aangezien de redelijke termijn waarbinnen de handelwijze van verweerder ter discussie kan worden gesteld ruimschoots is overschreden. Daarbij zijn er geen gronden aangevoerd die het overschrijden van deze redelijke termijn van drie jaar of langer rechtvaardigt. Met betrekking tot de overige klachten is de raad van oordeel dat door verweerders niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld nu de handelingen vallen onder de grote mate van vrijheid die een advocaat toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze klachten zijn ongegrond.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 28 juli 2009 in de zaak 09-010A en 09-011A

______________________________

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 8 januari 2009 binnengekomen klacht van:

k l a g e r 

tegen:

 

v e r w e e r d e r  sub 1

v e r w e e r d e r  sub 2

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 12 februari 2008 heeft klager een klacht tegen verweerders ingediend.

1.2 Bij brief van 6 januari 2009, welke door de raad is ontvangen op 8 januari 2009, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam van 20 mei 2009 in aanwezigheid van partijen.

1.4 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.2 genoemde brief van de deken en van de stukken genummerd 1 tot en met 28, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

De klacht

2.1 Zakelijk weergegeven houdt de klacht in dat door verweerder sub 1 in strijd met de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet is gehandeld door:

a) aan de rechtbank informatie te verstrekken waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze niet juist was;

b) in het kader van een faillissementsaanvraag van de onderneming van klager valse vorderingen te overleggen;

c) klager buiten diens advocaat om onder druk te zetten om een valse verklaring te ondertekenen;

d) de accountant van de onderneming van klager te intimideren met als doel ten behoeve van zijn cliënten financiële informatie over de onderneming te verkrijgen.

2.2 Zakelijk weergegeven houdt de klacht in dat door verweerder sub 2  in strijd met de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet is gehandeld door:

e) informatie aan de rechtbank te verstrekken, waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist was;

f) het vertrouwen in de advocatuur te beschamen doordat hij in een procedure aan de rechtbank een als “vertrouwelijk” bestempeld memo heeft verstrekt.

Feiten

3.1 Verweerder sub 1 en verweerder sub 2 hebben achtereenvolgens hun cliënten bijgestaan in een geschil met klager en de vennootschap waarvan klager directeur-grootaandeelhouder is. Verweerder sub 1 in de periode vanaf 2001 en verweerder sub 2 vanaf medio 2008 tot heden. Dit geschil heeft betrekking op een door de cliënten van verweerders aan klager dan wel diens vennootschap in de periode 2001/2002 op basis van een geldlening verstrekt bedrag van ruim 1,2 miljoen.

3.2 Verweerders hebben dit bedrag namens hun cliënten teruggevorderd en hebben onder meer conservatoir beslag gelegd. Op eigen verzoek is de vennootschap van klager op 24 februari 2004 in staat van faillissement verklaard.

 

Beoordeling van de klacht

Beoordeling van de klachtonderdelen a tot en met d tegen verweerder sub 1

4.1 De raad stelt in verband met deze klachten voorop dat het beginsel van rechtszekerheid meebrengt dat een advocaat er vanuit moet kunnen gaan dat, wanneer de wederpartij van een cliënt zodanig onvrede heeft met de wijze waarop de advocaat zich heeft gedragen dat hij meent daaromtrent een klacht te moeten indienen, deze daarmee niet te lang wacht. Hoewel de wet geen verval of verjaring van klachtrecht kent, moet een advocaat er vanuit kunnen gaan dat de door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld.

4.2 De klachten van klager over verweerder sub 1 zien bijna allemaal op zaken die in 2004 of eerder hebben gespeeld. De raad is van oordeel dat door drie jaar of langer te wachten met het indienen van deze klachten de redelijke termijn waarbinnen de handelwijze van verweerder ter discussie kan worden gesteld ruimschoots is overschreden. Voorts zijn er geen gronden aangevoerd die het overschrijden van deze redelijke termijn rechtvaardigen. Dit betekent dat klager in de klachtonderdelen a,b en d niet ontvankelijk zal worden verklaard.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel c geldt de door het hof van discipline geformuleerde maatstaf dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, maar kan worden beperkt doordat de advocaat zich niet onnodig grievend tegenover de wederpartij mag uitlaten, geen feiten mag poneren waarvan hij weet of redelijkerwijze kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn en de belangen van de wederpartij niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze mag schaden. De advocaat mag daarbij in zijn algemeenheid uitgaan van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft.

4.4 In het licht van voorgaande toetsingsmaatstaf is de raad van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder sub 1 klager buiten diens advocaat om onder druk zou hebben gezet om een valse verklaring te ondertekenen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Beoordeling van de klachtonderdelen e en f tegen verweerder sub 2

4.5 De  klachtonderdelen e en f moeten worden beoordeeld aan de hand van de in onderdeel 4.4 genoemde maatstaf. De raad is van oordeel dat door verweerder sub 2 niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder sub 2 heeft de zienswijze van zijn cliënten steeds voldoende onderbouwd en mocht bij het innemen van de verschillende standpunten namens zijn cliënten uitgaan van de informatie die hem door zijn cliënten – rechtstreeks of via verweerder sub 1 - werd verstrekt. De klachtonderdelen e en f zijn daarom ongegrond.

4.6 Tot slot merkt de raad op dat de klacht van klager meer gericht lijken tegen de cliënten van verweerders dan tegen verweerders zelf. Daardoor kan de raad zich niet aan de indruk onttrekken dat de klacht mede is ingediend om via de onderhavige tuchtprocedure het geschil met de cliënten van verweerders uit te vechten. Daar leent deze procedure zich (vanzelfsprekend) niet voor.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a,b en d niet ontvankelijk;

- verklaart de klachtonderdelen c, e en f ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. J.M. van de Laar, mr. M.J.G.H. Verviers en mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. I.J. de Laat als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juli 2009.

 

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 28 juli 2009 per aangete¬kende brief verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerders

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 – 548 46 07