Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-01-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0809

Zaaknummer

08-172U

Inhoudsindicatie

Het verzet houdt in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard aangezien er sprake is van een burengeschil en het handelen van verweerder onder geen enkele omstandigheid geoorloofd is. De raad is van oordeel dat het verweerder vrij stond klager aan te spreken op zijn overlast veroorzakende gedragingen. Verweerder heeft gehandeld binnen de vrijheid die hij heeft om de belangen van zijn cliënten te behartigen op een wijze die hem goed dunkt. Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

   BESLISSING d.d. 20 januari 2009

in de zaak 08-172U

¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬______________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r 

tegen

De heer mr.

v e r w e e r d e r

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 10 juni 2008, bij de raad binnengekomen op 13 juni 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 24 juni 2008 heeft de voorzitter van de raad de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 juni 2008 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 4 juli 2008, door de raad ontvangen op 4 juli 2008, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 17 november 2008. Beide partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Van de behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

-  de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die   beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-  het verzet van klager van 4 juli 2008 alsmede enige aanvullende stukken.

Klacht / het verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door zich in een brief van 25 oktober 2007 in onnodig grievende bewoordingen uit te laten over klager. Voorts meent klager dat verweerder de grondwettelijke vrijheden van klager heeft geschonden, meer in het bijzonder de schending van zijn persoonlijke levenssfeer tot het mogen belijden van zijn katholieke geloof. Klager meent voorts dat verweerder onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van de via zijn cliënt verkregen persoonlijke gegevens die door de cliënt van verweerder stiekem zijn afgeluisterd om in een dossier aan verweerder te kunnen overhandigen zodat verweerder met deze gegevens klager kon intimideren, bedreigen en chanteren.

2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard aangezien er geen sprake is van een burengeschil en het handelen van verweerder onder geen enkele omstandigheid geoorloofd is.

Feiten

3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Verweerder is de advocaat van de buren van klager en staat hen bij in een burengeschil dat zij met klager hebben. Verweerder heeft op 25 oktober 2007 een brief aan klager geschreven waarin verweerder klager heeft gesommeerd om de bij zijn cliënten onophoudelijk overlast veroorzakende gedragingen onmiddellijk te beëindigen. Indien klager hieraan geen gevolgen zou geven, dan zou verweerder namens zijn cliënte klager in rechte betrekken en zou een aantal verboden met betrekking tot zijn gedraging worden gevorderd, aldus nog steeds verweerder in genoemde brief.

Beoordeling van het verzet

4.1 In het verzetschrift stelt klager zich op het standpunt dat er geen sprake is van een burengeschil. Tevens stelt klager zich op het standpunt dat het handelen van verweerder onder geen enkele omstandigheid geoorloofd is. De raad volgt klager hierin niet. Immers, zoals in de voorzittersbeslissing reeds aangegeven, heeft de advocaat een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënten te behartigen op een wijze die hem het best voorkomt. Die vrijheid vindt alleen zijn begrenzing erin dat (1) de advocaat zich niet nodeloos grievend dient uit te laten, (2) zich dient te onthouden van het poneren van stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen en (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.2 Nu de cliënten van verweerder klaarblijkelijk last hadden van de overlast veroorzakende gedragingen van klager, stond het verweerder vrij klager hierop aan te spreken. Daarbij mocht verweerder uitgaan van de informatie die zijn cliënten hem verschaften. Daarbij is nog van belang dat verweerder zich heeft gebaseerd op schriftelijke informatie, te weten een gedocumenteerd journaalverslag van de door klager veroorzaakte overlast. Dit verslag is door de cliënten van verweerder in overleg met de politie en de burgemeester opgesteld.

4.3 Voorts is de raad niet gebleken dat er sprake is geweest van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal. Evenmin is de raad gebleken dat er sprake is geweest van intimidatie, bedreiging of chantage door verweerder. Door klager te sommeren zijn overlast veroorzakende gedragingen te stoppen heeft verweerder gehandeld binnen de vrijheid die hij heeft om de belangen van zijn cliënten te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. 

4.2 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet kunnen slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond;

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. H.F. Doeleman, mr. A. de Groot, mr. B.E. van der Molen en mr. H.B. de Regt, leden, met bijstand van mr. I.J. de Laat als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 januari 2009.

 

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 20 januari 2009 per aangete¬kende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.