Rechtspraak
Raadsbeslissing; gegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening eigen advocaat. Verweerster heeft vanaf het aannemen van de zaken in oktober 2022 tot aan het indienen van de klacht in april 2024 klaagster ruim anderhalf jaar aan het lijntje gehouden en al die tijd nauwelijks concrete werkzaamheden verricht voor klaagster. Verweerster was zeer slecht bereikbaar en heeft klaagster op cruciale momenten - zoals bij het verweer bij de kantonrechter, het verzet tegen het verstekvonnis en de inbeslagname van haar auto - in de kou laten staan. Ook het verzoek van klaagster om haar dossier terug te geven, heeft verweerster niet naar behoren afgehandeld. Verweerster had niet voorzien in haar waarneming, terwijl zij door ingrijpende persoonlijk omstandigheden niet (steeds) in staat was haar werk naar behoren te doen. Het gaat om ernstige tekortkomingen, waarmee verweerster niet alleen de belangen van kaagster, maar ook het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft geschaad. De raad heeft echter ook oog voor de ingrijpende persoonlijke omstandigheden waaraan verweerster is blootgesteld. Verweerster heeft bovendien op zitting uiteindelijk inzicht getoond in haar handelen. Dit alles maakt dat de raad de maatregel van een voorwaardelijke schorsing van vier weken en kostenveroordeling passend acht. Samenloop tussen de schorsing op grond van 60b Advocatenwet en de tuchtprocedure levert geen strijd met het ne bis in idem-beginsel op. Een 60b-procedure is immers geen tuchtrechtelijke procedure. De procedures kennen elk eigen criteria (zie Hof van Discipline, 12 juli 2010, ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0851).