Naar boven ↑

Rechtspraak

Behandeld in Nieuwbrief NOvA Tuchtrecht Updates 2021-14

Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. De raad stelt vast dat het Hof ’s-Hertogenbosch ter zake bij arrest d.d. 22 oktober 2020 heeft geoordeeld dat jegens klager rauwelijks een faillissementsverzoek is ingediend. Het aan op 15 juli 2020 aan klager betekende betalingsbevel maakte geen expliciete melding van een faillissementsaanvraag. Klager hoefde, gezien het door deurwaarder E beschikken over een executoriale titel alsook gezien de omvang van het aan de orde zijnde verschuldigde bedrag, geen faillissementsaanvraag te verwachten. Op grond van het voorgaande staat vast dat het faillissementsverzoek rauwelijks ingediend. In zoverreĀ  is de klacht gegrond. Dat het verzoek zonder grond is ingediend is evenwel niet gebleken. De curator heeft blijkens het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch d.d. 22 oktober 2020 aan het hof medegedeeld dat sprake was van meerdere schuldeisers. Dat klager het bestaan van de vorderingen heeft betwist, maakt naar het oordeel van de raad dan ook niet dat verweerder, door in het faillissementsrekest te betogen dat sprake was van pluraliteit van schuldeisers, een onpleitbaar standpunt heeft ingenomen. Dat naar het oordeel van het Hof niet kan worden uitgesloten dat klager reeds had betaald voordat hij had kennis genomen van het door verweerder ingediende faillissementsverzoek betekent naar het oordeel van de raad voorts dat over de vraag of deurwaarder E ten tijde van het indienen van het faillissementsverzoek een openstaande vordering op klager had, minst genomen discussie kon bestaan. Omdat op grond van het voorgaande naar het oordeel van de raad niet is gebleken dat het faillissementsverzoek zonder grond is ingediend, is de klacht in zoverre ongegrond. Berisping. Proceskostenveroordeling