Rechtspraak
Voorzittersbeslissing: op basis van de vastgestelde feiten en gelet op het gemotiveerde verweer van verweerder kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan door onvoldoende voortvarend en adequaat te handelen. Niet is gebleken dat klager op enig moment aan verweerder opdracht heeft gegeven om een kort geding te starten. In de geschetste situatie bestond voor verweerder ook geen noodzaak om een dergelijke procedure aan klager te adviseren. Als onweersproken heeft verweerder in dit kader nog aangevoerd dat de insteek van klager was om zijn accountant weer snel aan het werk te krijgen, niet om tijdrovend te procederen. Daarbij komt dat, zoals blijkt uit zijn e-mails van december 2017 en januari 2018, het juist klager was die meermaals aan verweerder heeft gevraagd om zijn werkzaamheden op te schorten, voordat klager heeft besloten om zijn opdracht bij verweerder eind januari 2018 in te trekken. Onder deze omstandigheid kan klager niet achteraf verweerder verwijten dat hij niet al in januari 2018 resultaat had bereikt met zijn werkzaamheden, zoals verweerder dat eerder tijdens de intake in november 2017 met klager had besproken. Geen sprake van een tuchtrechtelijk verwijt met betrekking tot de communicatie, nu klager door eenmalig niet-reageren door verweerder niet in zijn belangen is geschaad. Kennelijk ongegrond.