Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-10-2025
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2025:192
Zaaknummer
250320
Inhoudsindicatie
Klachten over de deken worden niet verwezen. De klachten/verwijzingsverzoeken zijn prematuur. Eerste klacht betreft de mededeling van de deken dat hij een klacht over een advocaat pas in behandeling zou nemen nadat eerst de interne klachtenregeling van het kantoor was doorlopen, en als de klacht daarmee niet was afgedaan, nadat de klacht was ingediend bij een klachten- of geschilleninstantie en dit ook niet tot een bevredigende oplossing had geleid. Na bezwaren van klaagster heeft de deken de klacht echter wel in behandeling genomen. Tweede klacht gaat over de klachtomschrijving. De deken past de klachtomschrijving niet aan, maar betrekt de klachten daarover wel in zijn onderzoek.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 9 oktober 2025 in de zaak 250320 naar aanleiding van het verzoek van:
klaagster
gemachtigde: mr. G.F.M.G. Heutink tegen:
verweerder
1 DE VERZOEKEN
1.1 De voorzitter van het hof verwijst naar de brief van 17 september 2025, waarin de gemachtigde van klaagster namens klaagster een klacht indient tegen verweerder. In de brief wordt het hof namens klaagster verder verzocht een andere raad van discipline aan te wijzen of de klacht te verwijzen naar een andere deken om de klacht in behandeling te nemen.
1.2 Klaagster dient een klacht over verweerder in, omdat verweerder naar de mening van klaagster ten onrechte aan de gemachtigde van klaagster heeft meegedeeld dat hij een klacht over de voormalige advocaat van klaagster, mr. P, pas in behandeling zou nemen nadat eerst de interne klachtenregeling van mr. P was doorlopen, en als de klacht daarmee niet was afgedaan, nadat de klacht was ingediend bij een klachten- of geschilleninstantie waar mr. P bij is aangesloten en dit niet tot een bevredigende oplossing had geleid.
1.3 Bij brief van 25 september 2025 heeft klaagster een aanvullende klacht over verweerder ingediend.
1.4 Deze klacht houdt in dat verweerder in de hieronder genoemde brief van 12 september 2025 klachtonderdeel 9 tegen mr. P niet correct heeft samengevat en, naar de gemachtigde van klaagster stelt, ten onrechte niet heeft aangepast na daar door de gemachtigde van klaagster bij e-mail van 15 september 2025 op te zijn gewezen. Klaagster verzoekt het hof daarbij opnieuw een andere raad van discipline aan te wijzen of de klacht te verwijzen naar een andere deken om de klacht in behandeling te nemen.
2 DE BEOORDELING
2.1 Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient een klacht tegen een deken in beginsel te worden verwezen naar een deken van een andere orde. De voorzitter zal hiertoe in deze zaak echter niet beslissen en licht dit als volgt toe.
2.2 Naar het oordeel van de voorzitter zijn de klachten/de verwijzingsverzoeken prematuur.
2.3 Bij brief van 12 september 2025 heeft verweerder aan de gemachtigde van klaagster laten weten dat hij zich vrij voelt de klacht van klaagster over mr. P in behandeling te nemen. Daarbij heeft verweerder verwezen naar een bericht van 9 september 2025 van de gemachtigde, waaruit verweerder heeft opgemaakt dat klachtbehandeling via de interne klachtenregeling van mr. P niet gewenst is, en dat de gemachtigde wenst dat verweerder de klacht onderzoekt. In dezelfde brief heeft verweerder de klacht vervolgens samengevat en mr. P de gelegenheid gegeven daarop te reageren. Daarmee heeft verweerder de klacht over mr. P in onderzoek genomen.
2.4 Ten aanzien van de klachtomschrijving heeft verweerder bij e-mail van 23 september 2025 aan de gemachtigde van klaagster en aan mr. P laten weten dat de e-mail van 15 september 2025 niet dient te leiden tot aanpassing van de klachtomschrijving in de brief van 12 september 2025, maar verweerder heeft mr. P verzocht hetgeen daarin is opgenomen mee te nemen in zijn reactie op de klacht. De voorzitter begrijpt dit aldus dat verweerder ook dit bij zijn onderzoek naar de klacht over mr. P zal betrekken.
2.5 Indien de klacht over mr. P in het traject bij verweerder uiteindelijk niet naar tevredenheid van klaagster wordt opgelost, kan klaagster de klacht, na betaling van het griffierecht, voorleggen aan de raad van discipline en laten beoordelen door de tuchtrechter. Binnen de kaders van die procedure kan klaagster desgewenst ook naar voren brengen dat verweerder de klacht aanvankelijk ten onrechte niet in behandeling wilde nemen en dat het onderzoek door verweerder op onjuiste wijze is verricht, doordat van een onjuiste klachtomschrijving is uitgegaan, dan wel op welke andere punten het onderzoek door verweerder naar de mening van klaagster niet deugt. Daarom zal de voorzitter de klachten over de deken niet verwijzen.
3 BESLISSING
De voorzitter van het Hof van Discipline:
wijst de verzoeken tot verwijzing af.
Deze beslissing is gewezen op 9 oktober 2025 door mr. drs. P. Fortuin, plaatsvervangend voorzitter.
Plaatsvervangend voorzitter
De beslissing is verzonden op 9 oktober 2025.