Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-10-2025
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2025:191
Zaaknummer
250323
Inhoudsindicatie
Een klacht tegen een deken is geen middel om de inhoud van een aanwijzingsbesluit ter discussie te stellen, nu daartegen andere rechtsmiddelen openstaan. Klager gebruikt het klachtrecht voor een ander doel dan waarvoor het klachtrecht is bedoeld. Misbruik van klachtrecht. Het tuchtrecht is daarnaast alleen van toepassing op advocaten. De klacht wordt niet verwezen.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 9 oktober 2025
in de zaak 250323 naar aanleiding van de klacht van:
klager tegen:
verweerder 1
verweerder 2
verweerster 3
1 HET VERZOEK
1.1 De voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht van 18 september 2025, met bijlagen, van klager.
1.2 De klacht van klager bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Schending artikel 46c lid 5 Advocatenwet: verweerder 1 (via verweerders 2 en 3) heeft klagers bezwaar niet doorgestuurd naar de voorzitter van de Raad van Discipline. Dit is in strijd met een dwingende wettelijke plicht en dus klachtwaardig.
2. Onrechtmatige inkadering aanwijzing: het oorspronkelijke verzoek van klager zag op de praktijk. De eenzijdige beperking tot enkel de waarnemer is buitenwettelijk en heeft klager ernstig benadeeld.
3. Onvoldoende herstel: verweerder 1 weigerde de fout te corrigeren en heeft geen heraanwijzing gedaan conform het verzoek van klager om een advocaat aan te wijzen om een civiele procedure te starten tegen de huisartsenpraktijk. In plaats daarvan accepteerde verweerder 1 dat de aangewezen advocaat (…) weigerde de zaak tegen de praktijk te beoordelen, in strijd met art. 13 lid 4 Advocatenwet.
4. Schending fundamentele rechten: klagers recht op toegang tot de rechter (art. 6 EVRM) en op een effectief rechtsmiddel (art. 13 EVRM) zijn hierdoor ernstig geschonden. Klagers persoonlijke omstandigheden (dakloosheid, medisch zwaar letsel) maken dit extra schrijnend.
2 DE BEOORDELING
Ten aanzien van verweerders 1 en 2
2.1 Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet en artikel 12 lid 1 van het procesreglement van het Hof van Discipline dient de klacht van klager tegen verweerders 1 en 2 in beginsel te worden verwezen naar een deken van een andere orde, teneinde de klacht te onderzoeken en af te handelen. De voorzitter beschouwt het verzoek van klager daarom als een verzoek tot verwijzing.
Ten aanzien van verweerster 3
2.2 Verweerster 3 is niet ingeschreven op het tableau als advocaat. Het tuchtrecht zoals beschreven in de Advocatenwet is echter alleen van toepassing op advocaten. Er is dus geen grondslag voor een onderzoek door een deken naar een tegen verweerster 3 ingediende klacht. De voorzitter wijst het verzoek tot verwijzing van de klacht tegen verweerster 3 daarom af.
Beoordeling van het verwijzingsverzoek m.b.t. verweerders 1 en 2
2.3 De klacht van klager is in de kern gericht tegen de beslissing van verweerder 1 van 17 juli 2025, waarbij op grond van artikel 13 van de Advocatenwet een advocaat is aangewezen om klager bijstand te verlenen bij het eventueel opstarten van een civiele procedure tegen een huisarts (hierna: het aanwijzingsbesluit). Klager vindt dat zijn verzoek tot aanwijzing van een advocaat daarmee op onrechtmatige wijze is ingekaderd, omdat hij een civiele procedure tegen de huisartsenpraktijk als geheel wil starten.
2.4 De voorzitter overweegt dat een klacht tegen een deken geen middel is om de inhoud van een aanwijzingsbesluit waar klager zich niet in kan vinden ter discussie te stellen, nu daartegen andere rechtsmiddelen openstaan. Klager heeft reeds op 22 augustus 2025 bezwaar gemaakt tegen het aanwijzingsbesluit en is nog in afwachting van een beslissing door verweerder 1 op zijn bezwaar. Bij brief van 10 september 2025 heeft verweerder 2 klager bericht dat hij binnenkort op het bezwaarschrift van klager terugkomt. Klager dient die beslissing af te wachten.
2.5 Voor zover klager daarnaast heeft willen betogen dat het aanwijzingsbesluit door de inperking van zijn oorspronkelijke verzoek een verkapte afwijzing van zijn verzoek is, had klager daarover op grond van artikel 13 lid 3 van de Advocatenwet binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit beklag kunnen doen bij dit hof. Van dit rechtsmiddel heeft klager geen gebruik gemaakt.
2.6 Door de inhoud van het aanwijzingsbesluit nu in deze klachtprocedure (alsnog) ter discussie te stellen, gebruikt klager het klachtrecht voor een ander doel dan waarvoor het klachtrecht is bedoeld. Dat beschouwt het hof als misbruik van het klachtrecht.
2.7 Op grond van het vorenstaande zal de voorzitter de klacht dan ook niet verwijzen.
3 BESLISSING
De voorzitter van het Hof van Discipline:
wijst het verzoek tot verwijzing af.
Deze beslissing is gewezen op 9 oktober 2025 door mr. J. Blokland, voorzitter.
Voorzitter
De beslissing is verzonden op 9 oktober 2025.