Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-10-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2025:138

Zaaknummer

25-578/DB/OB

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft een stelbrief verstuurd aan het e-mailadres van klagers tandartsenpraktijk en niet zijn persoonlijke e-mailadres. Daarin wordt geen tuchtrechtelijk verwijt gezien. Voor zover wordt geklaagd over een schending van de AVG en het veroorzaken van een datalek, is de Autoriteit Persoonsgegevens bevoegd om daarop toezicht te houden. Verweerder mocht verder uitstel vragen in de procedure bij de rechtbank. De door verweerder ingenomen stellingen zijn niet evident onpleitbaar of onnodig grievend. Onbevoegdverklaring van de raad voor zover wordt geklaagd over een schending van de AVG. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 7 oktober 2025 in de zaak 25-578/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

en

klaagster gemachtigde: [klager]

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 25 augustus 2025 met kenmerk 48|24|148K en van de op de inventaris genoemde bijlagen 01 tot en met 11. 

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagster is verwikkeld in een letselschadezaak tegenover een verzekeraar. Klager, die eigenaar is van een tandartsenpraktijk, staat haar daarin bij als gemachtigde. 

1.2    Verweerder heeft zich op 4 november 2024 per Zivver gesteld bij de rechtbank als advocaat van de verzekeraar en heeft daarbij een uitstelverzoek gedaan (hierna: de stelbrief). De stelbrief is gelijktijdig per gewone e-mail verstuurd aan het emailadres ‘info@tandarts[naam klager].nl’ van de tandartspraktijk van klager.

1.3    Op 5 november 2024 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Naar aanleiding van de ontvangst van een cc inzake uw recente verzoek aan de Rechtbank om uitstel in de zaak van mijn cliënte, [klaagster], viel het mij op dat de correspondentie is verzonden naar het e-mailadres info@tandarts[naam klager].nl. Dit e-mailadres is gekoppeld aan een tandartspraktijk. Alle met [de verzekeraar] gevoerde correspondentie verliep eerder via mijn eigen emailadres, zodat dit opmerking is. [naam klager]@gmail.com.  

Gezien het vertrouwelijke karakter van de lopende zaak en de zorgvuldigheid die hierbij vereist is, zou ik graag vernemen hoe dit e-mailadres bij u bekend is geworden voor deze communicatie.  

Ik stel uw toelichting op prijs en vertrouw erop dat wij eventuele misverstanden op deze manier kunnen verduidelijken.”

1.4    Op 6 november 2024 heeft verweerder gereageerd:

“Naar aanleiding van uw berichten, informeer dat het eerder gebruikte e mailadres ontleend is aan de gegevens genoemd in de dagvaarding, zijnde het adres dat u als gemachtigde hanteert. Op dat adres is via uw website enkel het gebruikte adres getraceerd.  

Vervelend dat dit een ander adres is dan dat u hanteert in uw positie als belangenbehartiger van [klaagster]. Het adres is inmiddels aangepast.”

1.5    Op 6 november 2024 heeft klager gereageerd:

“In antwoord op uw verklaring omtrent het gebruik van het e-mailadres info@tandarts[naam klager].nl, en met het oog op enkele onjuiste aannames hierin, wens ik in mijn hoedanigheid als gemachtigde van eiseres, enkele punten recht te zetten.  

Uit uw bericht begrijp ik dat u het betreffende e-mailadres zou hebben gebaseerd op de in de dagvaarding genoemde contactgegevens. Echter, ik wijs u erop dat dit e-mailadres noch in eerdere correspondentie met [de verzekeraar], noch met de Rechtbank, noch met uzelf als contactmiddel is verstrekt. Aan de Rechtbank werd geen emailadres verstrekt en wanneer u de moeite zou hebben genomen de dagvaarding met bijlagen in te zien zou u het juiste emailadres, [naam klager]@gmail.com (bijlage 2) zijn tegengekomen. Het zelfstandig achterhalen en gebruiken van een mogelijk overeenkomstig e mailadres, dat kennelijk via internet of andere publieke bron aan een tandartspraktijk is gekoppeld, zonder enige verificatie vooraf, wijst op onzorgvuldigheid en een gebrek aan controle die in deze zaak absoluut geboden was.  

Een essentieel onderdeel van de eis in de dagvaarding is juist het waarborgen van cliënte’s recht op bescherming van haar medische gegevens en privacy. De verzending van juridische informatie naar een tandheelkundige praktijksetting, waar advocatenpost evident niet thuis hoort, loevert een schending van privacy op en vormt een potentieel datalek onder de AVG. Dat het personeel van de tandartspraktijk proactief is geweest in het doorgeven van het juiste e-mailadres, betreft een extra inspanning van hun kant, die geheel onverplicht was en verdere kosten met zich meebrengt om deze omissie te herstellen.  

Uw verstrekking van advocatenpost aan een publiek toegankelijk e-mailadres, kan worden aangemerkt als substantiële privacy-inbreuk. Een dergelijk lek van vertrouwelijke informatie omtrent juridische aangelegenheden kan ernstige gevolgen hebben, en het nalaten om voorafgaand aan verzending een juiste verificatie van de contactgegevens in acht te nemen vormt een schending van de AVG en de zorgvuldigheidsnormen die van u als advocaat worden verwacht.  

Gezien de ernst van deze situatie verzoek ik u dan ook dringend om:  

1.    Een verklaring omtrent de reden waarom zonder verificatie van het juiste e mailadres vertrouwelijke correspondentie is verzonden naar een algemene tandheelkundige e-mailinbox;  

2.    Een verklaring waarom u niet gewoon het juiste email-adres heeft gebruikt zoals vermeld staat in de dagvaarding o.a. op bijlage 2.  

3.    Uw voorstellen voor maatregelen om verdere inbreuken op de privacy van cliënte te voorkomen, gezien het belang dat de dagvaarding nadrukkelijk hecht aan de bescherming van haar medische en privacy gegevens;  

4.    Een expliciete bevestiging dat u, bij toekomstige correspondentie, uitsluiten het correcte e mailadres [naam klager]@gmail.com zult gebruiken en dat juiste verificatie van de contactgegevens altijd zal worden uitgevoerd.  

Eiseres kan, zoals u wellicht begrijpt, dit er ook niet nog eens bijhebben zodat ze tevens zich het recht voorbehoudt deze kwestie bij de Autoriteit Persoonsgegevens en de Orde van Advocaten voor te leggen indien afdoende maatregelen of duidelijke garanties uitblijven, of indien de geboden oplossing haar ontoereikend toeschijnt.”  

Gezien de impact van deze schending op cliënte en haar belangen, vertrouw ik erop dat u de nodige ernst en zorgvuldigheid in acht neemt bij de behandeling van deze kwestie.”

1.6    Op 8 november 2024 heeft klager, mede namens klaagster, bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.7    Op enig moment heeft verweerder een conclusie van antwoord ingediend, waaruit onder meer volgt:

“(…) [De verzekeraar] is statutair gevestigd in [plaats] en houdt in de zin van art. 1:14 BW ook geen kantoor in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, nu [de verzekeraar] haar activiteiten in [plaats] verricht. Zodat deze rechtbank onbevoegd zou zijn, nog afgezien daarvan dat volgens het zaaksverdelingsreglement van deze rechtbank de zaak in Breda aangebracht had moeten zijn. Nogmaals, [de verzekeraar] accepteert niettemin in het belang van [klaagster] dat de sector kanton van deze rechtbank, locatie Tilburg, de zaak behandelt.  (…)

15. Wat dat laatste betreft onderschrijft de dagvaarding het gebrek aan deskundigheid. [De verzekeraar] stelt voorop hierover geen formeel verweer te voeren om [klaagster] niet op extra kosten te jagen. (…) (…)  

21. Enerzijds beroept de gemachtigde zich dus op zijn ervaring als tandarts en “een interesse en besognes en (algemene) ervaring op allerlei rechtsgebieden”, anderzijds beroept hij zich op de behandeling van andere (personenschade)zaken (dat blijkt welgeteld één, eenvoudig, dossier te zijn geweest) waarbij [de verzekeraar] wel een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten aan hem heeft toegekend. Evenwel wordt daarmee miskend dat daardoor niet blijkt van de vereiste deskundigheid. (…)  

37. [De verzekeraar] constateert dat de belangenbehartiger van [klaagster] niet aantoont en weigert aan te tonen dat hij over de verlangde deskundigheid voor het behandelen van personenschadezaken beschikt. Zij oordeelt dat de inhoud van de dagvaarding die stelling onderstreept. Zij hoeft derhalve geen kosten voor het inschakelen van die belangenbehartiger te vergoeden. (…)  

CONCLUSIE  

[De verzekeraar] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [klaagster] in de proces- en nakosten, uitvoerbaar bij voorraad. [De verzekeraar] merkt op dat het haar gemachtigde zou betamen die kosten voor eigen rekening te nemen.” 

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijt verweerder het volgende. 

a)    Verweerder heeft een onjuiste e-mailadres zonder verificatie gebruikt;

b)    Verweerder heeft de kernwaarde vertrouwelijkheid ernstig geschaad;

c)    Verweerder heeft geen verklaring gegeven voor het negeren van het juiste e-mailadres;

d)    Verweerder heeft inbreuk gemaakt op de AVG en een potentieel datalek veroorzaakt;

e)    Verweerder heeft de zaak getraineerd door in een procedure bij de rechtbank om uitstel te verzoeken;

f)    Verweerder heeft in de procedure stelselmatig onbewezen stellingen geponeerd zonder juridische onderbouwing;

g)    Verweerder heeft in de procedure de persoon en deskundigheid van klager als belangenbehartiger bij voortduring gediskwalificeerd;

h)    Verweerder heeft in de procedure de juridisch onhoudbare stelling ingenomen dat de rechtbank onbevoegd zou zijn;

i)    Verweerder heeft in de procedure de stelling ingenomen dat alle proceskosten door klager zouden moeten worden vergoed.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING  

Toetsingskader

4.1    Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen. 

Klachtonderdelen a) tot en met d)

4.2    Uit de toelichting die verweerder op de klacht heeft gegeven, volgt dat het gebruikte e-mailadres is gevonden op de website van klagers tandartsenpraktijk die is gevestigd op het adres dat vermeld stond in de dagvaarding. Klager heeft daarop te kennen gegeven dat dit e-mailadres niet gebruikt had mogen worden, waarna verweerder uitleg heeft gegeven waarom hij dit e-mailadres heeft gebruikt, benoemt dat het vervelend is dat dit een ander adres is dan het e mailadres dat klager gebruikt als belangenbehartiger en daarna voortvarend heeft gehandeld door het juiste e-mailadres op te laten nemen in zijn administratie. De voorzitter ziet daarin niet dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. 

4.3    De enkele omstandigheid dat een e-mail naar een onjuist e-mailadres is gestuurd en daardoor mogelijk sprake is van een schending van de AVG of een datalek, is op zichzelf onvoldoende om tuchtrechtelijk gesanctioneerd te moeten worden. Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens om hierop toezicht te houden. Voor de tuchtrechter is daarin geen taak weggelegd (zie HvD 4 september 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023148). De voorzitter zal de raad in zoverre kennelijk onbevoegd verklaren. De toelichting van verweerder maakt duidelijk dat de e-mail abusievelijk, maar om navolgbare redenen aan het betreffende e mailadres is verzonden. Dat klagers correcte e-mailadres in een bijlage bij de dagvaarding vermeld was, maakt dit niet anders. Bij het versturen van een stelbrief met daarbij een uitstelverzoek kan nog niet van een advocaat worden verwacht dat deze daaraan voorafgaand een dagvaarding uitvoerig heeft bestudeerd.

4.4    Verweerder was verder niet gehouden om voorafgaand aan het versturen van de stelbrief aan klager bij hem na te gaan of het e-mailadres correct was. Evenmin was hij gehouden om de e-mail ook per Zivver te versturen. Dat volgt in ieder geval niet uit gedragsregel 21 lid 1.

4.5    Klachtonderdelen a) tot en met c) zijn kennelijk ongegrond. De voorzitter zal de raad ten aanzien van klachtonderdeel d) kennelijk onbevoegd verklaren.

Klachtonderdeel e)

4.6    Het is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar om namens een cliënt om uitstel te vragen. Gesteld wordt dat verweerder daarmee de procedure traineert, maar klagers hebben dat niet gesubstantieerd. De enkele stelling dat het verzoek niet in lijn is met de eisen van redelijkheid en billijkheid, noch de onverkorte zorgplicht en Gedragscode Behandeling Letselschade die op verweerders cliënte zou rusten, is daarvoor onvoldoende. Klachtonderdeel e) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen f) tot en met i)

4.7    Klagers hebben het verwijt dat verweerder stelselmatig onbewezen stellingen heeft geponeerd die niet zijn voorzien van juridische onderbouwing, niet nader onderbouwd. Door klagers zijn slechts passages van de conclusie van antwoord ingebracht met onderstrepingen of omcirkeling, maar daaruit kan de voorzitter niet afleiden wat in klagers visie klachtwaardig is. De voorzitter ziet in die teksten ook niets tuchtrechtelijk verwijtbaars. Als zij meenden dat de stellingen van verweerder niet onderbouwd waren, dan konden zij die stellingen bovendien in de procedure betwisten.

4.8    Verweerder heeft verder het standpunt van zijn cliënte naar voren kunnen brengen in de conclusie van antwoord. Kennelijk ging de procedure over het al dan niet vergoeden van kosten voor het inschakelen van klager als belangenbehartiger in de letselschadeprocedure. Verweerders cliënte meende dat klager, als tandarts, daartoe onvoldoende deskundig was en zij daarom niet gehouden was om diens kosten te vergoeden. Dat standpunt kan verweerder dan in de procedure innemen. Klager kan dit als kwetsend ervaren, maar dat maakt de inhoud van de conclusie van antwoord in ieder geval niet onnodig kwetsend.

4.9    Voor zover verweerder het standpunt heeft ingenomen dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant onbevoegd zou zijn, geldt allereerst dat daaraan geen conclusies zijn verbonden door verweerder. Dat standpunt acht de voorzitter bovendien niet evident onpleitbaar, omdat verweerders cliënte – als gedaagde partij – niet gevestigd is in het arrondissement Zeeland-West-Brabant en de rechtbank aldaar dus niet relatief bevoegd zou zijn.

4.10    Verweerder heeft tot slot niet gesteld dat de kosten door klager zouden moeten worden vergoed, maar heeft slechts opgemerkt dat het klager zou betamen als hij dat zou doen. Verweerder(s cliënte) mag dat vinden. Als klager het daar niet mee eens is, dan kan hij dat naast zich neerleggen.

4.11    Klachtonderdelen f) tot en met i) zijn kennelijk ongegrond.

Conclusie

4.12    De klacht is in zijn geheel, met uitzondering van klachtonderdeel d), kennelijk ongegrond. De voorzitter zal de raad kennelijk onbevoegd verklaren ten aanzien van klachtonderdeel d).    

BESLISSING

De voorzitter:

- verklaart klachtonderdelen a) tot en met c, en e) tot en met i), met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond;

- verklaart de raad ten aanzien van klachtonderdeel d), met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk onbevoegd.

Aldus beslist door mr. P.A.M. Wijffels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2025.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 7 oktober 2025