Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-10-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2025:219

Zaaknummer

25-561/AL/GLD

Inhoudsindicatie

voorzittersbeslissing. Niet concreet onderbouwde klacht over deken kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 6 oktober 2025

in de zaak 25-561/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

 

                         

klager

 

over

 

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 18 augustus 2025 met kenmerk K 25/RO01 .

 

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

 

1.1 Klager heeft bij verweerder in zijn hoedanigheid van deken en bij zijn ambtsvoorganger een aantal klachten ingediend.

1.2 Op 25 november 2024 en 26 februari 2025 heeft klager een klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 20 maart 2025 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline deze klacht voor onderzoek en afhandeling verwezen naar de deken.

1.3 De deken heeft klager op 1 april 2025 in de gelegenheid gesteld om zijn klacht te onderbouwen. Klager heeft in hierop met zijn e-mail van 29 april 2025 als volgt gereageerd:

Met deze brief wil ik mijn onvrede uitspreken over de afhandeling van mijn klacht. Tot nu toe heb ik enkel nutteloze reacties ontvangen. Ik verwacht dat u mijn klacht serieus in behandeling neemt en ik zie de communicatie van u en [verweerder] als “bullshit”. Het is aan u om deze kwestie te beoordelen, met of zonder mijn response. Stuur die brief maar naar de Raad voor Discpline om te beoordelen.

Het proces dat nu gevolgd wordt, is voor mij onbegrijpelijk. Mijn klacht is concreet, maar u kiest ervoor om deze telkens anders te interpreteren, herschrijven en advies uit te brengen aan de raad. De Deken laat daarna echter na om een inhoudelijke reactie te geven, en dan dat u van mij verlangt dat ik hierop reageer. Dit voelt voor mij niet alleen onredelijk, maar ook contraproductief, omdat het de kracht van mijn klacht ondermijnt; uiteindelijk lijkt de deken van Leeuwarden er een andere draai aan te willen geven, om [verweerder] te willen beschermen. Bovendien zijn er talloze regels en voorwaarden die u hanteert bij de afhandeling van klachten, wat voor mij het proces totaal ondoorzichtig maakt.

Om die redenen verzoek ik u om mijn klacht met de reactie van [verweerder] naar de Raad voor Discipline terug te sturen voor advies.

1.4 Op 15 mei 2025 heeft de deken verweerder in de gelegenheid gesteld om op de klacht van klager te reageren. Na ontvangst van het verweer heeft de deken het klachtonderzoek gesloten.

 

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

de door klager bij de deken ingediende klachten onvoldoende objectief te behandelen.

Toelichting: In zijn klachtformulier van 25 november 2024 heeft klager zich beklaagd over affreus handelen door de betrokken instanties omdat op ondoorzichtige wijze in zijn zaak een referentiecode is gewijzigd nadat die zaak door de deken in behandeling is genomen. Het heeft er voor klager alle schijn van dat mevrouw [naam] door die wijziging in het zadel wordt geholpen door de deken. Dat leidt bij klager tot ernstige twijfel over de objectiviteit en eerlijkheid van de behandeling van zijn dossier, terwijl dit met de nodige ernst en prioriteit behandeld moet worden.

Klager heeft in zijn aanvullend klachtformulier van 26 februari 2025 aan verweerder om toestemming gevraagd voor het mogen delen met specifieke personen van een e-mail met cruciale informatie die hij van mevrouw B heeft ontvangen. Klager heeft zich in datzelfde formulier ook afgevraagd of verweerder in zijn rol van deken wel voldoende onafhankelijk en onpartijdig is om op dat verzoek te beslissen. Volgens klager zou verweerder in het verleden betrokken zijn geweest bij de behandeling van de - ook in het formulier genoemde - kwestie onder de toenmalige deken. Daarin heeft klager verscheidene onvolkomenheden geconstateerd die mogelijk van invloed zijn op de uitkomst van zijn lopende zaak. Dit alles is een reden voor klager om verweerder te verzoeken om de mogelijkheid van een onderzoek door een onafhankelijke partij te overwegen.

 

3 VERWEER

De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4 BEOORDELING

4.1 Het tuchtrecht is bedoeld om te waarborgen dat advocaten hun beroep behoorlijk uitoefenen. Het tuchtrecht kan ook gelden als een advocaat niet optreedt als advocaat. Dat is het geval als er voldoende aanknopingspunten zijn tussen het beroep van advocaat en zijn doen en laten in de andere hoedanigheid. Dan is het advocatentuchtrecht volledig van toepassing. Als deze aanknopingspunten er niet zijn, dan beperkt de tuchtrechter de beoordeling tot de vraag of de advocaat het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.

4.2 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder in zijn hoedanigheid van deken met zijn optreden het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Verweerder betwist dat hij in het verleden betrokken is geweest bij de behandeling van de klachten van klager door zijn ambtsvoorganger. Volgens verweerder behandelt hij alle klachtzaken met de vereiste objectiviteit, zo ook die van klager. Klager heeft zijn verwijten over verweerder niet concreet onderbouwd. Daardoor kan de voorzitter de juistheid daarvan niet vaststellen. Voor zover klager over het handelen van andere instanties klaagt, valt dat buiten het bereik van deze klacht over verweerder.

4.3 Op grond van het vorenstaande is de voorzitter dan ook van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt treft. De klacht van klager wordt dan ook kennelijk ongegrond verklaard.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. S.C. Hagedoorn , plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr.  M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2025.

 

Griffier                                                                     Voorzitter

Verzonden op: 6 oktober 2025