Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-09-2025

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2025:185

Zaaknummer

250225

Inhoudsindicatie

Beklag artikel 13 advocatenwet ongegrond. Klager heeft bij de deken verzocht om aanwijzing van een advocaat voor een aansprakelijkheidsprocedure. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat de door klager gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft.  Het hof onderschrijft het standpunt van de deken dat er geen sprake was van handelen of nalaten van mr. [X] dat schade voor klager heeft veroorzaakt.  Van belang is dat mr. [X] in een uitgebreid advies duidelijk heeft aangegeven waarom cassatie naar zijn mening geen redelijke kans van slagen had. Terecht heeft de deken erop gewezen dat na het -negatieve- cassatieadvies de rechtsbijstand waarvoor de toevoeging was verleend, is geëindigd. 

Uitspraak

Beslissing van 29 september 2025 in de zaak 250225      naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:

      

klager     

tegen:       

de deken

 

 

 

1    DE PROCEDURE 

Bij de deken 1.1    Klager heeft op 19 juni 2025 bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. 

1.2    De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 26 juni 2025. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat de door klager gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft.   

Bij het hof 1.3    Klager heeft op 26 juni 2025 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof). Het beklag is op 27 juni 2025 ontvangen door de griffie van het hof.

1.4    Verder bevat het dossier: -    het verweer van de deken

1.5    Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.  

2    FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

2.1   Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft op 25 februari 2025 arrest gewezen in een geschil tussen klager en een derde die in 2005 voor klager heeft bemiddeld bij de totstandkoming van een koopovereenkomst tussen klager en een Spaans bedrijf voor drie mobilehomes. De mobilehomes zijn niet geleverd en klager heeft de door hem betaalde koopprijs niet teruggekregen. Klager heeft de bemiddelaar in 2022 gedagvaard en schadevergoeding gevorderd op grond van onrechtmatige daad. De rechtbank heeft de vordering wegens verjaring afgewezen. Het gerechtshof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Anders dan de rechtbank was het gerechtshof van oordeel dat geen sprake was van verjaring, maar heeft het gerechtshof de vordering van klager afgewezen omdat het causaal verband tussen de gestelde onrechtmatige daad van de bemiddelaar en de schade die klager vordert, ontbreekt.  

2.2   Klager heeft op 19 juni 2025 bij de deken verzocht om aanwijzing van een advocaat voor een aansprakelijkheidsprocedure tegen mr. Van S. Mr. Van S heeft op 7 maart 2025 een cassatieadvies uitgebracht over het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 februari 2025. De inhoud van dit advies was dat cassatie geen redelijke kans van slagen heeft. Klager heeft op 25 maart 2025 bij de deken verzocht om aanwijzing van een advocaat voor een second opinion ten aanzien van de gewenste cassatie. De deken heeft dit verzoek afgewezen. Het hof heeft het beklag tegen deze afwijzing met de beslissing van 11 juli 2025 (ECLI:NL:TAHVD:2025:128) ongegrond verklaard. 

2.3  De deken heeft in de beslissing van 26 juni 2025 opgemerkt dat uit artikel 24 lid 4 van de Wet op de rechtsbijstand niet volgt dat mr. Van S verplicht was om cassatie in te stellen voor klager. Uit dat wat klager heeft aangevoerd volgt niet dat mr. Van S schade voor hem heeft veroorzaakt en/of dat hij aansprakelijk zou zijn voor schade van klager. Een aansprakelijkheidsprocedure heeft volgens de deken geen redelijke kans van slagen. Daarom is het verzoek om aanwijzing van een advocaat van 19 juni 2025 afgewezen.

 

3    BEKLAG EN VERWEER

Gronden van het beklag 3.1   Klager stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Klager heeft aangevoerd dat de deken misbruik maakt door stelselmatig tot afwijzing te komen, recent met het besluit van 26 juni 2025. Bovenop de reeds gedane werkzaamheden tot vinden van een advocaat stuurt de deken aan op een beklag door klager met alle nadelige vertragingen en rechtsgevolgen van dien. De stelling is dat de deken van en orde advocaten kwalitatief onbekwaam is en zich (niet) over inhoudelijke zaken dient uit te laten en louter alleen dient te voorzien in de verzochte rechtsbijstand. Met iedere keer weer een ander verzinsel tot afwijzing berokkent de deken den Haag stelselmatig schade middels het blokkeren van de NL/EU norm van algemene rechtstoegankelijkheid. Tien advocaten hebben vooraf jegens klager gesteld dat sprake zou zijn van verjaring en middels arrest van 25 februari 2025 is verjaring verworpen. De deken den Haag dient volgens klager de inhoudelijke beoordeling over te laten aan de civiele rechtspraak “tot en met 2e hoger beroep toe”.

3.2   De deken gaat er volgens klager totaal aan voorbij dat “ongeacht een negatief of positief cassatie-advies de advocaat met nadien overleg en toezegging tot op verzoek indienen van cassatie wel of niet in combinatie WRB art. 24.4 verantwoordelijk is voor diens advies en handelen en daaruit voortkomende tekortkomingen jegens de belangen van cliënt”.

Verweer 3.3   De deken heeft aangevoerd dat, gelet op de jurisprudentie van het hof, de omstandigheid dat een zaak geen redelijke kans van slagen heeft een gegronde reden vormt om het verzoek tot aanwijzing af te wijzen.

3.4   De deken merkt op dat klager zijn aansprakelijkstelling inhoudelijk op artikel 24 lid 4 Wet op de rechtsbijstand (Wrb) baseert. Daarin is bepaald dat zolang de toevoeging niet is ingetrokken, de advocaat verplicht is de nodige rechtsbijstand te verlenen. Zoals weergegeven in de afwijzing gaat artikel 24 lid 4 Wrb niet zover dat een advocaat na een negatief advies een procedure moet starten. De cassatietoevoeging ziet mede op de adviesfase. Wanneer een advocaat een negatief advies heeft gegeven, is de nodige rechtsbijstand daarmee verleend. Mr. Van S heeft in een uitgebreid advies duidelijk aangegeven waarom cassatie naar zijn mening geen redelijke kans van slagen had. Na dit advies was de rechtsbijstand waarvoor de toevoeging was verleend geëindigd. Mr. Van S heeft dan ook opvolging gegeven aan de toevoeging. Mr. Van S heeft bovendien reeds op 7 maart 2025 aangegeven dat hij geen cassatie zou instellen. De cassatietermijn liep tot 25 mei 2025. De deken merkt op dat klager dus ruimschoots de tijd had om een second opinion in te winnen. Dat hij daar niet in is geslaagd maakt dat niet anders. Ook in die zin was er volgens de deken geen sprake van handelen of nalaten van mr. Van S dat schade voor klager heeft veroorzaakt.

4    BEOORDELING

Toetsingskader 4.1  Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Oordeel van het hof 4.2 In de beklagprocedure is niets naar voren gekomen waaruit een andere conclusie dan de conclusie van de deken getrokken zou moeten worden. Het hof onderschrijft het standpunt van de deken dat er geen sprake was van handelen of nalaten van mr. Van S dat schade voor klager heeft veroorzaakt en dat de door klager gewenste aansprakelijkheidsprocedure tegen mr. Van S daarom een geringe kans van slagen heeft. Van belang is dat mr. Van S in het uitgebreide advies van 7 maart 2025 duidelijk heeft aangegeven waarom cassatie naar zijn mening geen redelijke kans van slagen had. Terecht heeft de deken erop gewezen dat na het -negatieve- cassatieadvies de rechtsbijstand waarvoor de toevoeging was verleend, is geëindigd en dat mr. Van S opvolging heeft gegeven aan de toevoeging. 

4.3  Het beklag van klager dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

 

5    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 26 juni 2025 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond. 

Deze beslissing is genomen door mr. drs. P. Fortuin, voorzitter, mrs. K.H.A. Heenk en A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2025.

griffier     voorzitter

De beslissing is verzonden op 29 september 2025.