Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-09-2025
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2025:187
Zaaknummer
250224
Inhoudsindicatie
Afwijzing verzoek tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat in de zaken waarvoor klager een advocaat zoekt, zijnde twee bestuursrechtelijke procedures en een klachtprocedure in het kader van de Wet verplichte GGZ, rechtsbijstand door een advocaat niet is voorgeschreven. Beklag ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 29 september 2025 in de zaak 250224 naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:
klager tegen: de deken
1 DE PROCEDURE
Bij de deken
1.1 Klager heeft op 15 april 2025 bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.
1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 26 mei 2025. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat in de zaken waarvoor klager een advocaat zoekt, zijnde twee bestuursrechtelijke procedures en een klachtprocedure in het kader van de Wet verplichte GGZ, rechtsbijstand door een advocaat niet is voorgeschreven.
Bij het hof
1.3 Klager heeft op 20 juni 2025 een beklagschrift tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
1.4 Verder bevat het dossier: - het verweer van de deken.
1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
2 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
2.1 Op 15 april 2025 heeft klager een digitaal aanvraagformulier ingediend voor aanwijzing van een advocaat met bijlagen.
2.2 De deken heeft bij e-mails van 18 april, 6, 9, 21 en 23 mei 2025 nadere vragen gesteld. Daarop heeft klager gereageerd in e-mailberichten van 18 april, 6, 8, 10, 16, 21, 22 en 23 mei 2025.
2.3 De deken heeft aan de hand daarvan vastgesteld dat klager rechtsbijstand verzocht in drie lopende procedures. Op 26 mei 2025 heeft de deken klager bericht dat zijn verzoek om aanwijzing van een advocaat is afgewezen omdat in geen van deze procedures bijstand door een advocaat verplicht is.
3 BEKLAG EN VERWEER
Gronden van het beklag
3.1 Klager stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Volgens klager berust die beslissing op een onvolledig en misleidend begrip van de feitelijke en juridische situatie waarin klager zich bevindt.
3.2 Klager richt zich in de toelichting op zijn beklag op de klachtprocedure met zaaknummer C/13/61484 FA RK 24/8843. Klager voert aan dat deze procedure een diepgeworteld conflict betreft met elementen van o.a. mensenhandel en ouderverstoting. Het gaat volgens klager in deze procedure om meer dan alleen schadevergoeding. De in dit verband door de deken genoemde schadebedragen vormen ook geen volledige weergave van zijn vordering, aldus klager. De werkelijke materiële en immateriële schade is volgens klager veel omvangrijker.
3.3 Klager voert aan dat hij werd bijgestaan door mr. L. die zich evenwel heeft onttrokken. Dit toont volgens klager aan dat bijstand noodzakelijk en feitelijk verplicht is.
3.4 Klager stelt verder dat zijn verzoek om aanwijzing van een advocaat voldoet aan de criteria van artikel 13 Advocatenwet (aantoonbaar geen advocaat kunnen vinden, bijstand door een advocaat is essentieel en het belang van rechtsbijstand is door klager duidelijk onderbouwd). Ten slotte voert klager nog aan dat ook de rechtbank heeft erkend dat een advocaat in deze procedure vereist is.
Verweer
3.5 Gelet op de inhoud van het beklagschrift gaat de deken ervan uit dat het beklag van klager zich uitsluitend richt op de klachtprocedure met zaaknummer C/13/761484 FA RK 24/8843. Hetgeen klager aanvoert met betrekking tot deze procedure doet volgens de deken niets af aan het feit dat dit een procedure is waarvoor bijstand door een advocaat niet verplicht is. Dat het in deze procedure volgens klager om meer gaat dan alleen de hoogte van de schadevergoeding maakt dit niet anders, aldus de deken. Evenmin is bijstand door een advocaat noodzakelijk omdat klager eerder ook werd bijgestaan door een advocaat. Die rechtsbijstand was namelijk niet verplicht.
3.6 De deken merkt ten slotte op dat zij klager er tot tweemaal toe op heeft gewezen dat hij de rechtbank kon vragen om een nieuwe advocaat toe te voegen in de klachtprocedure. Daarvan heeft klager geweigerd gebruik te maken.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich kan wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
Overwegingen hof
4.2 Het beklagschrift richt zich in de onderbouwing uitsluitend op de afwijzing van de deken om een advocaat aan te wijzen om klager bij te staan in de klachtprocedure met zaaknummer met zaaknummer C/137/61484 FA RK 24/8843.
4.3 Het hof is van oordeel dat de deken dit verzoek van klager op juiste gronden heeft afgewezen en licht dit als volgt toe.
4.4 In de klachtprocedure is bijstand door een advocaat niet verplicht. Dit wordt niet anders door het feit dat klager aanvankelijk werd bijgestaan door een advocaat.
4.5 Verder is niet gebleken dat klager zich voldoende heeft ingespannen om na de onttrekking door mr. L. een andere advocaat te vinden die hem kan bijstaan. Evenmin heeft klager om hem moverende redenen gebruik gemaakt van de mogelijkheid de rechtbank te vragen om een advocaat toe te voegen in de procedure – een mogelijkheid waar de deken klager tot twee keer toe op heeft gewezen.
4.6 Klager heeft de afwijzing door de deken van zijn artikel 13 Advocatenwet verzoek in twee andere procedures niet betrokken in zijn beklagschrift. Deze vallen dan ook buiten het bereik van deze procedure.
4.7 De slotsom is dat het beklag ongegrond zal worden verklaard.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 20 juni 2025 van de voormalig deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. drs. P. Fortuin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. K.H.A. Heenk en A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 29 september 2025.