Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-09-2025

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2025:188

Zaaknummer

250195

Inhoudsindicatie

Beklag artikel 13 advocatenwet ongegrond. De deken heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat voor de procedure die klager wil voeren verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat niet noodzakelijk is. De verplichting voor de deken om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen geldt alleen voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is of voor een procedure waarin zij uitsluitend door een advocaat kunnen worden bijgestaan. 

Uitspraak

Beslissing van 29 september 2025 in de zaak 250195      naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:

    klager      tegen:     de deken

 

 

1    DE PROCEDURE 

Bij de deken 1.1    Klager heeft op 16 mei 2025 bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. 

1.2    De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 22 mei 2025. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat voor de gewenste procedure bijstand van een  advocaat niet verplicht is. 

Bij het hof 1.3    Klager heeft op 28 mei 2025 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

1.4    Verder bevat het dossier: -    het verweer van de deken -    de repliek -    de dupliek

1.5    Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.   

2    FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

2.1    Klager heeft op 16 mei 2025 de deken verzocht om hem met spoed een advocaat aan te wijzen omdat hij beroep wil instellen bij de kantonrechter tegen een uitspraak van de huurcommissie van 10 april 2025 betreffende een huurverhoging van de woonruimte in Amsterdam waarvan betrokkene huurder is. Deze beroepstermijn verliep op 5 juni 2025.

2.2    De deken heeft bij brief van 20 mei 2025 klager geïnformeerd over de voorwaarden voor het aanwijzen van een advocaat. Klager is verzocht om meer informatie over zijn verzoek om aanwijzing. Aan klager is uitgelegd dat hij dient aan te tonen dat hij zelf de nodige inspanningen heeft verricht om een advocaat te vinden. De deken heeft erop gewezen dat alleen het doorgeven van namen van advocaten die door klager benaderd zijn, niet voldoende is.

2.3   Bij brief van 21 mei 2025 heeft klager een uitspraak van de huurcommissie van 10 april 2025 aan de deken gestuurd. Uit deze uitspraak blijkt dat klager zelf verzet heeft aangetekend in de procedure bij de huurcommissie. Verder heeft klager opgemerkt dat hij geen schriftelijke afwijzingen heeft van advocaten die hij heeft benaderd, maar dat hij audio-opnamen heeft gemaakt. Op 24 en 25 mei 2025 heeft klager twee brieven gestuurd, met daarbij gevoegd een schijf met audio-opnames van door hem benaderde advocaten. De deken heeft vervolgens bij brief van 2 juni 2025 aan klager laten weten dat deze brieven geen aanleiding geven op het besluit tot afwijzing van 22 mei 2025 te herzien. 

 

3    BEKLAG EN VERWEER

Gronden van het beklag

3.1    Klager stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen omdat nergens in de regels staat dat hij schriftelijke verklaringen van tenminste vijf advocaten of kantoren moet overleggen die de zaak afwijzen voordat een advocaat wordt toegewezen. Klager wijst erop dat hij op 25 mei 2025 geluidsopnamen heeft gestuurd van zijn pogingen om zelf een advocaat te vinden.

Verweer

3.2    De deken heeft aangevoerd dat het verzoek is afgewezen omdat de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging voorschrijft van een advocaat. De constatering dat klager niet heeft voldaan aan het overleggen van vijf schriftelijke afwijzingen is enkel ten overvloede opgenomen en lag niet ten grondslag aan de afwijzing.

4    BEOORDELING

Toetsingskader

4.1    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

4.2    De deken heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat voor de procedure die klager wil voeren verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat niet noodzakelijk is. De verplichting voor de deken om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen geldt alleen voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is of voor een procedure waarin zij uitsluitend door een advocaat kunnen worden bijgestaan. De deken mocht het verzoek van klager dan ook afwijzen.

4.3    Het beklag van klager dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

 

5    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 20 mei 2025 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam ongegrond. 

Deze beslissing is genomen door mr. drs. P. Fortuin, voorzitter, mrs. K.H.A. Heenk en A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2025.

griffier     voorzitter

De beslissing is verzonden op 29 september 2025.