Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-09-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2025:169

Zaaknummer

25-516/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over verweerder in zijn hoedanigheid van partij-deskundige. Er zijn duidelijke aanknopingspunten tussen het beroep van advocaat en verweerders werkzaamheden als partij-deskundige. Verweerder heeft zijn advies afgegeven op briefpapier van het advocatenkantoor waaraan hij is verbonden met een briefhoofd waarop hij als ‘advocaat/partner’ wordt aangeduid. Bovendien heeft verweerder zijn brief geopend met de opmerking dat hij advocaat is. Gelet hierop is het advocatentuchtrecht volledig van toepassing. Inhoudelijk is niet gebleken dat verweerder gedragsregel 8 heeft geschonden.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 22 september 2025  in de zaak 25-516/A/A 

naar aanleiding van de klacht van:

klager gemachtigde: D. Brinkhuis

over:     verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 5 augustus 2025 met kenmerk 2394181/JS/MV, door de raad ontvangen op 5 augustus 2025, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de namens klager op 9 augustus 2025 nagezonden stukken. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager en zijn ex-echtgenote zijn op 29 september 2003 gescheiden. Bij het hof (Corte di Appello) in Florence, Italië, loopt een hogerberoepsprocedure, waarin de ex-echtgenote op basis van het Italiaanse goederenrecht verdeling vordert van onroerende goederen in Italië, waarvan de ex-echtgenote stelt mede-eigenaar te zijn. Klager betwist dit.   1.2    De ex-echtgenote wordt in deze procedure bijgestaan door de Italiaanse advocaat mevrouw M van een advocatenkantoor gevestigd in Rome.  1.3    Op 10 oktober 2024 heeft mevrouw M verweerder gevraagd zijn opinie te geven met over een aantal vragen van Nederlands burgerlijk (proces)recht, zodat deze opinie kon worden overgelegd in de procedure bij het hof in Florence. 1.4    Bij brief van 5 november 2024 gericht aan mevrouw M heeft verweerder de gevraagde opinie gegeven. Op 11 november 2024 heeft de ex-echtgenote deze opinie als een “parere pro-veritate”, hetgeen betekent een “verklaring omtrent de waarheid”, ingebracht in de hogerberoepsprocedure bij het hof in Florence. 1.5    Op 24 januari 2025 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.  

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij in zijn brief van 5 november 2024 verklaringen doet waarvan hij weet of behoort te weten dat deze onjuist zijn en hij daarmee aan het hof in Florence informatie heeft verstrekt waarvan hij weet of behoort te weten dat die onjuist is. 

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING Ontvankelijkheid klacht 4.1    Verweerder heeft primair aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht. Verweerder is namelijk niet de advocaat van de ex-echtgenote in deze procedure; die rol wordt vervuld door mevrouw M. Tussen verweerder en het kantoor van mevrouw M is een overeenkomst van opdracht gesloten, waarbij verweerder optreedt als partij-deskundige en niet als advocaat. Nu de gedragingen waarop de klacht betrekking heeft, niet zijn verricht in de hoedanigheid van advocaat is het klachtrecht hierop niet van toepassing, aldus verweerder.  4.2    De voorzitter overweegt het volgende. Het tuchtrecht is bedoeld om te waarborgen dat advocaten hun beroep behoorlijk uitoefenen. Het tuchtrecht kan ook gelden als een advocaat niet optreedt als advocaat. Dat is het geval als er voldoende aanknopingspunten zijn tussen het beroep van advocaat en zijn doen en laten in de andere hoedanigheid. Dan is het advocatentuchtrecht volledig van toepassing. Als deze aanknopingspunten er niet zijn, dan beperkt de tuchtrechter de beoordeling tot de vraag of de advocaat het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.  4.3    Uit dit toetsingskader volgt, anders dan verweerder betoogt, dat klager ontvankelijk is in zijn klacht. Indien er voldoende aanknopingspunten zijn tussen verweerders handelen in een andere hoedanigheid en diens beroepsuitoefening als advocaat, is het tuchtrecht immers volledig van toepassing. Indien de aanknopingspunten ontbreken, dan wordt de klacht alsnog beoordeeld, maar beperkt de tuchtrechter zijn beoordeling tot de vraag of het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.  4.4    In dit geval zijn duidelijke aanknopingspunten tussen het beroep van advocaat en verweerders werkzaamheden als partij-deskundige. Zo heeft verweerder zijn advies afgegeven op briefpapier van het advocatenkantoor waaraan hij is verbonden met een briefhoofd waarop hij als ‘advocaat/partner’ wordt aangeduid. Bovendien opent verweerder zijn brief met de opmerking dat hij advocaat is. Gelet hierop is het advocatentuchtrecht in deze zaak volledig van toepassing.    Inhoudelijk oordeel    4.5    Over de inhoud van de klacht overweegt de voorzitter het volgende. Gedragsregel 8 bepaalt dat een advocaat zich zowel in als buiten rechte dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel vanuit mogen gaan dat de informatie die zij van hun cliënt (in dit geval mevrouw M) hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren.  4.6    Verweerder heeft in zijn opinie van 5 november 2024 opgesomd welke stukken hij van mevrouw M heeft ontvangen en heeft bestudeerd. Vervolgens heeft verweerder de feiten weergegeven die hij uit de hem verstrekte stukken heeft afgeleid. Dat verweerder daarbij bewust verkeerde informatie heeft weergegeven, is niet komen vast te staan. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat hij mocht uitgaan van de juistheid van de informatie die hem is verstrekt en dat voor hem geen reden bestond om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Ook de voorzitter is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder nader onderzoek had moeten verrichten naar die informatie. Daarbij overweegt de voorzitter dat de vraag of de opinie van verweerder juridisch-inhoudelijk juist is, buiten het bestek van dit tuchtrechtelijk geschil valt. Een oordeel hierover is voorbehouden aan de rechter van het hof in Florence. In hetgeen klager verder naar voren heeft gebracht, is de voorzitter evenmin gebleken dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Daarmee is de klacht kennelijk ongegrond.  

BESLISSING De voorzitter verklaart:  -    de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 september 2025.  Griffier          Voorzitter

Verzonden op: 22 september 2025