Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-09-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2025:185

Zaaknummer

25-487/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond omdat klager zijn vergaande, complotachtige verwijten niet concretiseert of met stukken onderbouwt.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 24 september 2025 in de zaak 25-487/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 23 juli 2025 met kenmerk K107 2025 en van de op de bijbehorende inventarislijsten genoemde bijlagen. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is verwikkeld geweest in een geschil met een VvE en/of vastgoedbeheerder. Verweerder heeft klager in hoger beroep bijgestaan in het geschil. 1.2    Op 12 april 2022 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het gerechtshof) tussenarrest gewezen.  1.3    Op 23 juni 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden bij het gerechtshof. 1.4    Op 20 september 2022 heeft het gerechtshof arrest gewezen. 1.5    Op 7 oktober 2022 heeft verweerder per e-mail een voortgangsbericht/afsluitbrief aan klager gestuurd, met onder meer informatie over de gevolgen van het arrest en de mogelijkheid van cassatie. 1.6    Klager heeft over het – volgens hem: vervalste – arrest een klacht ingediend bij het gerechtshof. Bij brief van 19 oktober 2022 heeft de president van het gerechtshof klagers klachten – voorzien van een toelichting over de gang van zaken – ongegrond verklaard. 1.7    Op 11 januari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder (bekend onder nummer K015 2023). Klager verweet verweerder dat hij had ‘gefraudeerd bij arrest’. Op 25 januari 2023 heeft een stafjurist klager om aanvullende informatie verzocht. Omdat niet meer van klager werd vernomen, is het dossier op 23 maart 2023 gesloten. 1.8    Op 21 maart 2023 heeft klager van de griffier van het gerechtshof het audiëntieblad van de roldatum van 20 september 2022 ontvangen. 1.9    Op 1 mei 2025 heeft klager bij de deken deze klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.  Verweerder heeft willens en wetens met klagers zaak gefraudeerd, beginnende met het vervalste tussenarrest van 12 april 2022. Verweerder heeft tezamen met de tegenpartij en gerechtsmedewerkers op 23 juni 2022 een toneel uitgevoerd die eindigde met het vervalste arrest van 20 september 2022, waarmee deze criminelen klagers appartement onderhands hebben verkocht.  2.2    Klager wijst op het audiëntieblad van 20 september 2022 en de bijbehorende verklaringen, waarmee valsheid in geschrifte en fraude door verweerder bewezen zijn. Klager stelt dat zijn sociale grondrechten zijn geschonden en dat verweerder niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Klager wil erkenning van verweerder voor deze valsheid in geschrifte en fraude. 

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om verweer te voeren tegen de klacht.

4    BEOORDELING 4.1    De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter toetst daarbij of de advocaat heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.  4.2    De klacht ziet er in de kern op dat verweerder zou hebben meegewerkt aan het vervalsen van de arresten van 12 april 2022 en 20 september 2022. De zitting van 23 juni 2022 zou tezamen met de tegenpartij en gerechtsmedewerkers toneel zou geweest. Van klager mag verwacht worden dat hij dergelijke vergaande, complotachtige verwijten concretiseert en met stukken onderbouwt. De voorzitter stelt vast dat de door klager overgelegde stukken nog geen begin van onderbouwing bevatten. Het klachtdossier bevat geen enkel aanknopingspunt voor de juistheid van klagers verwijten. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.  

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 24 september 2025