Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-09-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2025:207

Zaaknummer

25-195/AL/OV

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Verweerder heeft het door hem namens klaagster en haar voormalige partner ingediende verzoek ontbinding partnerschap ingetrokken, in plaats van zich te onttrekken aan de procedure, wat de bedoeling van klaagster was. Verweerder heeft op de zitting zijn fout erkend en hij heeft uitgelegd dat hij de zaak abusievelijk heeft ingetrokken nadat hij een formulier verkeerd had geïnterpreteerd. Nadat hij op zijn fout was gewezen, heeft verweerder zijn beroepsaansprakelijheidsverzekeraar op de hoogte gesteld. De verzekeraar heeft de aansprakelijkheid erkend en gaat over tot betaling aan klaagster. Hoewel in beginsel een waarschuwing passend is, zal de raad gelet op de correcte afwikkeling van deze fout door verweerder en de omstandigheid dat hij niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld, volstaan met de constatering van het gegrond tuchtrechtelijke verwijt, zonder oplegging van een maatregel.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 22 september 2025 in de zaak 25-195/AL/OV naar aanleiding van de klacht van:

klaagster 

over

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 24 december 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 20 maart 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2436131 van de deken ontvangen. 

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 juni 2025. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlage van verweerder van 4 juni 2025.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1    Klaagster en haar ex-partner hebben in 2023 besloten om hun relatie te beëindigen.

2.2    Verweerder heeft namens klaagster en haar ex-partner een verzoekschrift tot ontbinding partnerschap ingediend bij de rechtbank Limburg. Daarna is een mediationtraject gestart. Deze mediation heeft niet tot een goed resultaat geleid. 

2.3    Klaagster heeft zich vervolgens tot mr. B gewend. 

2.4    Op 4 maart 2024 heeft mr. B verweerder laten weten dat klaagster zich tot hem heeft gewend om haar bij te staan in de echtscheidingsprocedure. Mr. B heeft begrepen dat een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding is ingediend bij (naar hij begreep) de rechtbank Roermond. Hij heeft verder aan verweerder geschreven:Nu partijen er niet uitkomen en het wel van belang is dat het verzoek gehandhaafd wordt (in verband met KGB dat mevrouw L ontvangt), verzoek ik u te bewerkstelligen dat de rechtbank te Roermond de zaak verwijst naar de rechtbank te Zwolle. Dit kan op grond van art. 46b RO. Daarna kan ik de zaak overnemen. 

2.5    Op 8 maart 2024 heeft verweerder aan mr. B geschreven:  Ik heb contact gehad met de rechtbank in Roermond. Op mijn verzoek zal de rechtbank bij beschikking de procedure overhevelen naar Zwolle. Voordat ik het verzoek doe bij de rechtbank, heb ik ook de schriftelijke toestemming nodig van de man. 

2.6    Op 12 maart 2024 heeft mr. B aan mr P, de advocaat van de wederpartij geschreven:Bijgaand zend ik u een formulier dat wij hanteren bij de intake met daarin de gegevens van partijen. Verder voeg ik de partnerschapsvoorwaarden bij en de email die ik van confrère X kreeg. Het verzoek is nu bij de rechtbank Roermond in behandeling. Ik heb hem verzocht om deze rechtbank te vragen de zaak naar Zwolle te verwijzen. Het zou praktisch zijn indien u voor uw bespreking met uw client bij hem polst of hij het daarmee eens is en vervolgens mr B bericht. Dit omdat anders de kosten wel erg oplopen wegens een aanzienlijke reistijd voor eventuele zittingen. 

2.7    Op 15 april 2024 heeft mr. B aan verweerder geschreven:Ik verzoek u om bij de rechtbank een onttrekkingsbericht als advocaat van de vrouw in te dienen. Daarna zal ik mij stellen. 

2.8    Op 16 april 2024 heeft mr. B aan zowel de advocaat van de wederpartij als verweerder een kopie van het door hem bij de rechtbank Limburg ingediende F-2 formulier gestuurd. In dat formulier staat: Door mr X is een gezamenlijk verzoekschrift ingediend tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap. Partijen waren bij een mediator. De mediation is mislukt. De vrouw wordt door mij bijgestaan. Mr P zal bij mijn weten de man verder bijstaan. Mr X is verzocht zich namens de vrouw te onttrekken. Gezien de woonplaats van partijen (Zwolle) verzoek ik u in de eerste plaats om de zaak te verwijzen naar de rechtbank Zwolle. U kunt dit doen op grond van art. 46b RO. Het is voor partijen erg onpraktisch indien de zaak door de rechtbank te Roermond verder wordt behandeld.

2.9    Op 19 april 2024 heeft verweerder aan de rechtbank Limburg geschreven: In bovenstaand dossier is de mediation beëindigd. Partijen hebben inmiddels ieder een eigen raadsman in de arm genomen en gaan verder procederen bij de rechtbank te Zwolle. Ik verzoek u dit dossier door te halen. 

2.10    Op 29 april 2024 heeft de intrekking van het gemeenschappelijk verzoek tot ontbinding partnerschap bij de rechtbank Limburg plaatsgevonden. 

2.11    Het ontbindingsverzoek is opnieuw ingediend bij de rechtbank Zwolle op 13 mei 2024.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. In het bijzonder verwijt zij verweerder dat hij het door hem namens haar en haar ex-partner ingediende verzoek ontbinding partnerschap heeft ingetrokken in plaats van zich te onttrekken aan de procedure, zoals uitdrukkelijk de bedoeling was. Het gevolg hiervan is dat het verzoek opnieuw moest worden ingediend en klaagster een half jaar aan toeslagen van de Belastingdienst is misgelopen.

 

4    VERWEER 

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5    BEOORDELING

5.1    De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.2    De raad is op grond van het dossier en het verhandelde op de zitting van oordeel dat vast is komen te staan dat verweerder ten onrechte de zaak van klaagster heeft ingetrokken, terwijl hij zich aan de zaak had moeten onttrekken. Verweerder heeft op de zitting van de raad erkend dat hij deze fout heeft gemaakt. Verweerder heeft verklaard dat hij het formulier van mr. B verkeerd heeft geïnterpreteerd en ten onrechte dacht dat een nieuwe procedure in Zwolle was aangevangen. Daarom heeft hij de zaak ingetrokken bij de rechtbank Limburg, terwijl hij zich had moeten onttrekken, aldus verweerder. De raad is van oordeel dat verweerder hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht wordt daarom gegrond verklaard. 

6    MAATREGEL 

6.1    Verweerder heeft het door hem namens klaagster en haar voormalige partner ingediende verzoek ontbinding partnerschap ingetrokken, in plaats van zich te onttrekken aan de procedure, wat de bedoeling van klaagster was.  

6.2    Verweerder heeft op de zitting zijn fout erkend en hij heeft uitgelegd dat hij de zaak abusievelijk heeft ingetrokken nadat hij een formulier verkeerd had geïnterpreteerd. Nadat hij op zijn fout was gewezen, heeft verweerder zijn beroepsaansprakelijheidsverzekeraar op de hoogte gesteld. De verzekeraar heeft de aansprakelijkheid erkend en gaat over tot betaling aan klaagster. 

6.3    Hoewel in beginsel een waarschuwing passend is, zal de raad gelet op de correcte afwikkeling van deze fout door verweerder en de omstandigheid dat hij niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld, volstaan met de constatering van het gegrond tuchtrechtelijke verwijt, zonder oplegging van een maatregel. 

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

 

BESLISSING

De raad van discipline: -    verklaart de klacht gegrond; -    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd; -    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster.

Aldus beslist door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mrs. M.M. Mok,  en V.S.A.W. Wegter, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 september 2025.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op : 22 september 2025