Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-09-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2025:209

Zaaknummer

25-465/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Alleen de persoon of de rechtspersoon die door het handelen of nalaten van een advocaat direct in zijn belang wordt of kan worden getroffen, heeft het recht om hierover een klacht in te dienen. Dit staat in de Advocatenwet. Als het in het algemeen belang is dat er een tuchtprocedure komt, dan heeft de deken het recht om te klagen. Uit de stukken in het klachtdossier is niet gebleken dat klaagster de cliënte van verweerder is geweest en ook niet dat zij de wederpartij van een cliënt van verweerder is geweest. Ook verder is niet gebleken dat klaagster een eigen rechtstreeks belang heeft bij deze klacht. Op grond van het vorenstaande zal de voorzitter de klacht dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. Aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht komt de voorzitter dan ook niet toe.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 22 september 2025 in de zaak 25-465/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster 

over

verweerder

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 15 juli 2025 met kenmerk 2387337. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klaagster van 3 augustus 2025. 

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Op 4 oktober 2021 heeft klaagster een klacht over verweerder ingediend. Op 15 mei 2023 heeft de voorzitter van de Raad van Discipline in de zaak 23-190/AL/MN de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klaagster heeft tegen die beslissing verzet ingesteld. In een beslissing van 18 december 2023 heeft de Raad van Discipline in de zaak 23-190/AL/MN het verzet ongegrond verklaard. 

1.2    In een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 3 oktober 2023, is verweerder (in privé) op grond van bestuurdersaansprakelijkheid veroordeeld tot betaling van een tekort in het boedeltekort van de gefailleerde apotheek van zijn (inmiddels overleden) echtgenote. 

1.3    Op 5 november 2024 heeft klaagster (voor een tweede maal) een klacht over verweerder ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    bestuurdersaansprakelijk in het faillissement van AvM B.V. te zijn gesteld en veroordeeld te zijn tot betaling van de boedelschuld, en tot betaling van de proceskosten, als bedoeld in het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 3 oktober 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:8302). De kosten van de veroordeling worden niet gedekt door zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering en hij is niet bij machte het bedrag van de hoofdsom met rente en kosten te betalen, zodat hij in staat van insolventie en/of faillissement zal komen te verkeren (zie artikel 16 van de Advocatenwet); 

b)    de heer mr. K. te laten handelen en optreden als feitelijk leidinggevende op zijn kantoor, terwijl de heer mr. K. niet bekwaam is zelfstandig zaken te behandelen. Daarmee is de noodzaak gegeven om handhavend op te treden. 

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    Alleen de persoon of de rechtspersoon die door het handelen of nalaten van een advocaat direct in zijn belang wordt of kan worden getroffen, heeft het recht om hierover een klacht in te dienen. Dit staat in de Advocatenwet. Als het in het algemeen belang is dat er een tuchtprocedure komt, dan heeft de deken het recht om te klagen. Uit de stukken in het klachtdossier is niet gebleken dat klaagster de cliënte van verweerder is geweest en ook niet dat zij de wederpartij van een cliënt van verweerder is geweest. Ook verder is niet gebleken dat klaagster een eigen rechtstreeks belang heeft bij deze klacht. 

4.2    Op grond van het vorenstaande zal de voorzitter de klacht dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. Aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht komt de voorzitter dan ook niet toe.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door  mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 september 2025.

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op : 22 september 2025