Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-09-2025
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2025:177
Zaaknummer
250084
Inhoudsindicatie
Verweerder, de advocaat van de wederpartij van klaagster, heeft in een familierechtelijk geschil een F9-formulier niet direct in afschrift naar klaagsters advocaat gestuurd. Volgens de raad van discipline (hierna: de raad) was dat gezien de specifieke omstandigheden niet klachtwaardig. Verweerder had klaagsters advocaat daarover wel kunnen inlichten. Er valt hem echter geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het Hof van Discipline (hierna: het hof) bekrachtigt de beslissing van de raad.
Uitspraak
Beslissing van 22 september 2025 in de zaak 250084
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 INLEIDING
1.1 Verweerder, de advocaat van de wederpartij van klaagster, heeft in een familierechtelijk geschil een F9-formulier niet direct in afschrift naar klaagsters advocaat gestuurd. Volgens de raad van discipline (hierna: de raad) was dat gezien de specifieke omstandigheden niet klachtwaardig. Verweerder had klaagsters advocaat daarover wel kunnen inlichten. Er valt hem echter geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het Hof van Discipline (hierna: het hof) bekrachtigt de beslissing van de raad.
1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klaagster in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.
2 DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline 2.1 De raad in het ressort ‘s-Gravenhage (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klaagster en verweerder (zaaknummer: 24-347/DH/RO een beslissing genomen op 24 februari 2025. In deze beslissing is de klacht van klaagster ongegrond verklaard.
2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2025:34 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline 2.3 Het beroepschrift van klaagster tegen de beslissing is op 6 maart 2025 ontvangen door de griffie van het hof. Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad. 2.4 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 12 september 2025. Daar is verweerder verschenen. Klaagster verbleef in het buitenland en zou via een Teamsverbinding deelnemen aan de mondelinge behandeling. Nadat de verbinding aan de zijde van klaagster kort na aanvang tweemaal was verbroken, heeft de griffier klaagster gebeld, maar ook telefonisch was klaagster niet bereikbaar. Het hof heeft de behandeling van de zaak vervolgens in afwezigheid van klaagster voortgezet.
3 FEITEN
3.1 Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen beroepsgrond is gericht. Het gaat voor zover in hoger beroep nog van belang om de volgende feiten.
3.2 Klaagster heeft een minderjarig kind. Klaagster en de vader van het kind hebben gezamenlijk gezag.
3.3 Klaagster en de vader zijn verwikkeld in geschillen over onder meer het gezag en de hoofdverblijfplaats van het kind. Verweerder staat de vader bij.
3.4 Op 14 december 2023 is er een zitting geweest in een lopende procedure bij de rechtbank.
3.5 Op 20 december 2023 heeft verweerder in die zaak een F9-formulier aan de rechtbank gestuurd met als omschrijving “op verzoek van uw rechtbank t.b.v. het kindgesprek e-mailadres”. Verweerder heeft klaagsters advocaat geen afschrift van het formulier gestuurd.
3.6 Diezelfde dag heeft een medewerker van de rechtbank een e-mail aan verweerder gestuurd waarin onder meer staat:
“Uw cliënt [naam] zou ons op korte termijn (binnen 3 dagen) het e-mailadres van zijn dochter doorgeven waarop wij haar kunnen bereiken voor de uitnodiging van het kindgesprek.”
3.7 Verweerder heeft kort daarna gereageerd en aan de medewerker geschreven dat hij het e-mailadres middels het F-formulier had aangeleverd.
3.8 Op 10 januari 2024 heeft klaagsters advocaat verweerder verzocht om een afschrift van het F9-formulier.
3.9 Op 29 januari 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.
3.10 Op 20 februari 2024 heeft verweerder op de klacht gereageerd. Diezelfde dag heeft hij op de e-mail van klaagsters advocaat van 10 januari 2024 gereageerd en heeft hij een afschrift van het (geanonimiseerde) F9-formulier aan klaagsters advocaat gestuurd en daarbij onder meer geschreven:
“Omdat ik hier ook met de rechtbank over heb gemaild heb ik u per abuis het F9 formulier niet toegezonden. U was ervan op de hoogte dat mijn cliënt het mailadres diende aan te leveren van de minderjarige ten behoeve van een kindgesprek.”
4 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij een F9-formulier bij de rechtbank heeft ingediend, maar klaagsters advocaat daarvan geen afschrift heeft gestuurd. Klaagster stelt dat haar advocaat geen bezwaar kon indienen tegen dit stuk, omdat hij door verweerder niet is geïnformeerd.
5 BEOORDELING RAAD
5.1 De raad acht het gelet op de omstandigheden niet klachtwaardig dat verweerder het F9-formulier niet direct in afschrift naar klaagsters advocaat heeft gestuurd. Ter zitting is afgesproken dat verweerders cliënt het e-mailadres van het kind aan de rechtbank zou verstrekken zodat de rechtbank contact met het kind kon opnemen voor een kindgesprek. Ook is besproken dat het e-mailadres niet bij klaagster bekend mocht worden. Klaagster heeft dit niet betwist. De e-mail van de rechtbankmedewerker van 20 december 2023 bevestigt dat deze afspraak is gemaakt.
5.2 De raad heeft wel opgemerkt dat het zorgvuldiger was geweest als verweerder klaagsters advocaat direct had geïnformeerd dat hij het e-mailadres via het F9-formulier had verstrekt. Klaagsters advocaat kon immers in het roljournaal zien dat er door verweerder een F9-formulier was ingediend, maar kende de inhoud daarvan niet. Ook had verweerder de bij klaagster en/of haar advocaat ontstane onduidelijkheid kunnen ophelderen door (sneller) te reageren op de e-mail van klaagsters advocaat van 10 januari 2024. Verweerder heeft pas na indiening van de klacht hierop gereageerd. Verweerder heeft aangegeven dat zijn gezondheidstoestand een oorzaak hiervan was. De raad heeft, gezien het geringe verwijt en gelet op verweerders gezondheidssituatie, geoordeeld dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet direct te reageren op de e-mail van klaagsters advocaat en de klacht ongegrond verklaard.
6 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER
Beroepsgronden klaagster
6.1 Klaagster voert aan dat de rechtbank uitdrukkelijk had verzocht om het e-mailadres van het kind te verstrekken en niet dat van de vader. Door het F9-formulier niet te delen heeft verweerder klaagster de mogelijkheid ontnomen om te verifiëren of aan het verzoek van de rechtbank was voldaan. Van belang was immers dat het kind werd gehoord in een veilige en onbevooroordeelde omgeving, zonder beïnvloeding van de ouders. Dat verweerder vanwege gezondheidsredenen het formulier niet eerder had verstuurd, maakt niet dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Immers een advocaat heeft de plicht om bij afwezigheid of ziekte voor adequate waarneming te zorgen. Dat heeft verweerder niet gedaan, waardoor klaagster het opgegeven e-mailadres niet heeft kunnen controleren. Verder heeft verweerder op het F9-formulier aangevinkt dat het ook naar de wederpartij was gestuurd. Daarmee is de rechtbank verkeerd geïnformeerd. Klaagster stelt dat zij hierdoor benadeeld is. De gevolgen van het handelen van verweerder zijn substantieel volgens klaagster. Klaagster heeft geen bezwaar kunnen maken tegen het opgegeven e-mailadres. Mogelijk is het kind voorafgaand aan het horen beïnvloed door de vader (bij wie het kind haar hoofdverblijfplaats heeft). Daarmee is sprake van schending van de beginselen van fair trial en hoor en wederhoor. De raad heeft geen medische verklaring van verweerder verlangd en zonder meer aangenomen dat verweerder kampte met medische problemen. Volgens klaagster heeft de raad zonder die onderbouwing de klacht dan ook ten onrechte afgewezen. Uiteindelijk heeft verweerder het F9-formulier alsnog verstrekt aan de advocaat van klaagster, maar daarin is het e-mailadres weggelakt. Klaagster kan dus niet controleren of het door de rechtbank verzochte e-mailadres correct is verstrekt. Volgens klaagster dient de klacht dan ook gegrond te worden verklaard en dient aan verweerder een passende maatregel te worden opgelegd.
Verweer verweerder 6.2 Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd in beroep. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep.
7 BEOORDELING HOF
Maatstaf
7.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die het hof bij de beoordeling daarvan aanlegt is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat (a) zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij, (b) geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Overwegingen hof
7.2 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Hetgeen in hoger beroep nog (aanvullend) naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klaagster en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.
8 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van 24 februari 2025 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage, gewezen onder nummer 24-347/DH/RO.
Deze beslissing is genomen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. J.E. Soeharno en D. Wachter, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 22 september 2025
