Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-09-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2025:128
Zaaknummer
25-539/DB/LI
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De term “terreuracties” is in de gegeven omstandigheden niet onnodig grievend. Ook overigens niet gebleken dat verweerster stellingen heeft geponeerd waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist waren of zich onnodig grievend heeft uitgelaten. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klagers e-mails onbeantwoord te laten. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 23 september 2025
in de zaak 25-539/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van 12 augustus 2025 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken), van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9 en van de nagekomen e-mailberichten met bijlage van klager van 23 augustus 2025.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft een affectieve relatie gehad met mevrouw M. Klager en mevrouw M hebben een geschil over – onder meer - een aantal goederen. Klager werd in dit geschil bijgestaan door mr. K, advocaat, en mevrouw M wordt bijgestaan door verweerster.
1.2 Op 3 februari 2025 heeft mr. K mevrouw M aangeschreven met – kort samengevat – het verzoek om tot teruggave van spullen aan klager over te gaan dan wel bij wijze van een vervangende vergoeding een bedrag van € 20.000,00 aan klager te voldoen.
1.3 Bij e-mail van 20 februari 2025 heeft verweerster namens mevrouw M als volgt gereageerd:
“Tot mij wendde zich mevrouw [M], u welbekend, met verzoek haar belangen te behartigen in verband met het navolgende.
Cliënte stelde mij uw e-mail van 3 februari dezer ter hand en verzocht mij als volgt te reageren:
Cliënte had een affectieve relatie met uw cliënt. Uw cliënt eist € 20.000,- of de spullen in haar tuin.
Waar uw cliënt stelt (dat hij recht heeft op de spullen in de tuin van cliënte) zal hij dat eerst moeten bewijzen.
U geeft zelf al aan in uw e-mail dat cliënte - indien en voor zover van toepassing - zelf zaken kocht via pinbetaling of via Bol.com. Daardoor staat vast dat zij eigenaresse is van die spullen. Indien en voor zover die spullen al afkomstig zijn van gelden van uw cliënt, dan zijn dit schenkingen aan haar geweest. Uw cliënt gaf immers te kennen dat hij wenste dat cliënte en haar kinderen het ook goed en leuk zouden hebben en dat hij toch ook van die goederen zou genieten wanneer hij bij cliënte was en cliënte was goed voor uw cliënt op haar manier.
Indien en voor zover er spullen door uw cliënt gekocht zijn, zijn die aan haar geschonken. Zulks blijkt ook uit de e-mail van uw cliënt van 5 juni 2024 aan cliënte waarin uw cliënt letterlijk zegt en ik citeer:
“Ik ga geen lang verhaal afsteken. Ik laat je verder met rust. Geen acties naar instanties. Geen verder acties wat betreft de spullen die bij jou staan." en wat verder "Geniet van de spullen want ik gaf ze jullie uit liefde en het uit diepste van mijn hart".
Daaruit blijkt dat die spullen aan cliënte zijn geschonken en zij daardoor eigenaar is geworden.
Uw cliënt blijft cliënte, haar partner, en anderen lastigvallen sinds de relatie breuk (nu al bijna een jaar) met diverse e-mails met bedreigende inhoud. Het spreekt voor zich dat nu de relatie tussen partijen geëindigd is dat moet stoppen. Cliënte heeft zich hiervoor al tot de politie gewend en wenst dergelijk gedrag van uw cliënt niet langer te accepteren. Mocht uw cliënt haar nog een keer benaderen of zich ongevraagd in de omgeving van haar woning ophouden en aldaar foto's maken, filmen of wat dies meer zij, dan zal zij niet schromen verder de politie te benaderen en verdere maatregelen te nemen. Het kan niet zo zijn dat uw cliënt met dergelijke terreur acties zijn zin wenst te krijgen. Ik verzoek u daarom uw goede invloed aan te wenden en dit aan uw cliënt duidelijk te maken.
Vertrouwende u hiermee correct ingelicht te hebben, verblijf ik.”
1.4 Bij e-mail van 20 februari 2025 heeft mr. K verweerster bericht dat zij klager niet langer bijstond. Op 20 en 21 februari 2025 heeft klager e-mails aan verweerster gestuurd. Bij e-mail van 25 februari 2025 heeft klager aan verweerster vragen gesteld over de inhoud van verweersters e-mail van 20 februari 2025. Op 6 maart 2025 heeft klager wederom een e-mail aan verweerster gestuurd. Verweerster heeft klagers e-mails onbeantwoord gelaten.
1.5 Op 6 maart 2025 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:
1. Verweerster heeft zich in het e-mailbericht van 20 februari 2025 onnodig grievend uitgelaten over klager en onwaarheden verkondigd;
2. Verweerster heeft niet gereageerd op klagers e-mails.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Toetsingskader
Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Verder geldt dat in familierechtkwesties, waarvan in dit geval sprake is, de advocaat ervoor moet waken dat de verhoudingen tussen partijen niet escaleren. Van de advocaat mag een zekere terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar verwachting als kwetsend zal ervaren, en in het starten van procedures. De advocaat moet daarbij in iedere zaak afwegen: – het belang van zijn cliënt bij het voeren van de procedure, – het belang van de wederpartij én dat van de kinderen bij het voorkomen daarvan, – het verloop van het geschil tot dan toe en – de kans op succes van de procedure.
4.3 Klager verwijt verweerster in de eerste plaats dat zij zich in het e-mailbericht van 20 februari 2025 onnodig grievend heeft uitgelaten over klager en onwaarheden heeft verkondigd. Verweerster heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Verweerster heeft in dat verband naar voren gebracht dat zij in de e-mail van 20 februari 2025 de standpunten van haar cliënte heeft verwoord en heeft gepoogd om weer te geven welke gevoelens klagers gedragingen bij haar cliënte hadden opgeroepen.
4.4 De voorzitter overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager onaangenaam is getroffen door de inhoud van verweersters e-mail van 20 februari 2025 en de daarin gebezigde term “terreuracties” in het bijzonder. Echter, onwelgevallige uitlatingen van de advocaat van een wederpartij zijn niet zonder meer in tuchtrechtelijke zin ontoelaatbaar. Daarvan is pas sprake als uitlatingen bijvoorbeeld apert onjuist zijn of in redelijkheid geen bijdrage kunnen leveren aan het debat. Daarvan is de voorzitter in de onderhavige zaak niet gebleken. In de e-mail van 20 februari 2025 heeft verweerster namens haar cliënte uiteengezet dat klager verweersters cliënte bleef lastigvallen met diverse e-mails met bedreigende inhoud en dat hij zich ongevraagd in de omgeving van haar woning ophield om foto’s te maken en te filmen. Verweerster heeft klager verzocht om met dit – vermeende - gedrag te stoppen. Gelet op de context waarin de term “terreur acties’ is gebezigd, is het naar het oordeel van de voorzitter voldoende duidelijk dat die term niet in de letterlijke zin, maar in de figuurlijke zin moest worden opgevat en dat verweerster met het gebruik van die term heeft geprobeerd duidelijk te maken hoe haar cliënte het – vermeende – gedrag van klager heeft ervaren. Onder die omstandigheden is die term naar het oordeel van de voorzitter niet onnodig grievend.
4.5 Verweerster heeft gebruik gemaakt van het feitenmateriaal dat haar cliënte haar had verschaft. Op basis van de overgelegde stukken is niet gebleken is dat het hier ging om informatie waarvan verweerster wist of had moeten weten dat deze onjuist was. Indien en voor zover klager het met de door verweerster naar voren gebrachte standpunten niet eens was of deze naar de mening van klager feitelijke onjuistheden bevatten, kon hij (dan wel zijn advocaat) daarop in correspondentie reageren. Het is niet aan de tuchtrechter om te oordelen over de geschilpunten die partijen in een civielrechtelijk geschil verdeeld houden. Dat verweerster onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan of bewust onjuiste informatie heeft verschaft, blijkt niet uit de overgelegde stukken, en dat verweerster de belangen van klager nodeloos of onevenredig heeft geschaad of heeft geprobeerd te schaden, evenmin. Klachtonderdeel 1 is op grond van het voorgaand kennelijk ongegrond.
4.6 Klager verwijt verweerster verder dat zij klagers e-mails onbeantwoord heeft gelaten. Verweerster heeft het verweer gevoerd dat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klagers e-mails onbeantwoord te laten. De voorzitter volgt verweerster in dit verweer. Mede gelet op het onderliggende geschil tussen klager en verweersters cliënte en de toonzetting van klagers berichten was verweerster niet verplicht om klagers e-mails te beantwoorden. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is hier geen sprake. Ook klachtonderdeel 2 is derhalve kennelijk ongegrond.
4.7 De voorzitter komt tot de slotsom dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. De voorzitter zal de klacht op grond van het voorgaande in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 september 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 september 2025