Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-09-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2025:204
Zaaknummer
25-506/AL/NN
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over een curator deels niet-ontvankelijk (wegens overschrijding van de klachttermijn) en deels kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 15 september 2025 in de zaak 25-506/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 29 juli 2025 met kenmerk 2024 KNN143/2395100. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klaagster met bijlagen van 15 augustus 2025.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Op 3 juli 2019 heeft de rechtbank het faillissement uitgesproken van klaagster. Verweerster is hierbij aangesteld als curator.
1.2 In juni 2022 is het faillissement opgeheven.
1.3 Op 14 december 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door onrechtmatig te handelen in het kader van het privé-faillissement van klaagster.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Een klacht over een advocaat moet worden ingediend binnen drie jaar nadat de klager op de hoogte was of redelijkerwijs kon zijn van de feiten waarover wordt geklaagd (artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet). Het moet gaan om kennis die de klager uit objectieve bronnen heeft verkregen. Als deze driejaarstermijn is verlopen zonder dat klager een klacht heeft ingediend, vervalt in principe het recht om te klagen. Dit is anders als klager pas na de driejaarstermijn over informatie beschikt (en ook daar niet eerder over kon beschikken), die gaat over de gevolgen van het handelen of nalaten waar de klacht over gaat. In dat geval vervalt het recht om te klagen één jaar nadat klager van de informatie kennis heeft genomen (artikel 46g lid 2 Advocatenwet). De achterliggende gedachte van deze regel is dat een advocaat niet tot in lengte van dagen rekening hoeft te houden met tuchtklachten over zijn doen en laten uit het verleden.
4.2 Klaagster heeft op 14 december 2024 deze klacht tegen verweerster ingediend. Op welk handelen van verweerster de klacht precies ziet is niet duidelijk. Gelet op het faillissementsverslag van 18 november 2021 heeft verweerster nagenoeg alle werkzaamheden in het faillissement verricht in de periode vóór 14 december 2021. Voor zover de klacht ziet op het handelen van verweerster in die periode, is deze klacht te laat ingediend. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier aangetroffen om toepassing te kunnen geven aan de uitzonderingsgrond van het tweede lid van artikel 46g van de Advocatenwet. Dat onderdeel van de klacht is daarom niet-ontvankelijk.
4.3 Voor zover de klacht van klaagster ook ziet op het optreden van verweerster vanaf 14 december 2021 overweegt de voorzitter het volgende. Het gaat om het handelen van verweerster in haar hoedanigheid van faillissementscurator. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline blijft het advocatentuchtrecht gelden ook voor een advocaat die in een andere hoedanigheid optreedt. Als een advocaat zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.4 Voor het handelen van een advocaat in de hoedanigheid van curator brengt bovenvermelde maatstaf mee dat niet snel van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake zal zijn. Voor een advocaat die optreedt als curator geldt verder dat de rechter commissaris toezicht houdt op het beheer en de vereffening van de failliete boedel door de curator en dat de curator aan deze rechter-commissaris verantwoording verschuldigd is. De wet geeft in artikel 69 Fw aan crediteuren de mogelijkheid om schriftelijk een klacht in te dienen bij de rechter-commissaris over het optreden van de curator bij het beheer en de afwikkeling van de failliete boedel.
4.5 De voorzitter is met inachtneming van de hierboven genoemde maatstaf van oordeel dat klaagster haar klacht onvoldoende heeft onderbouwd. Het is aan klaagster om haar klacht voldoende feitelijk en concreet te omschrijven en met bewijs te onderbouwen, zodat de feiten die klaagster aan de klacht ten grondslag legt, kunnen worden vastgesteld en beoordeeld. Klaagster heeft daaraan niet voldaan. Het is daarom niet gebleken dat verweerster het vertrouwen in de advocatuur heeft geschonden. Dat betekent dat dit onderdeel van de klacht kennelijk ongegrond wordt verklaard.
BESLISSING De voorzitter verklaart: - de klacht ten aanzien van het handelen van verweerster vóór 15 december 2021 niet ontvankelijk; - de klacht voor het overige kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 september 2025.
Griffier Voorzitter
