Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-09-2025
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2025:171
Zaaknummer
240340
Inhoudsindicatie
Deze zaak betreft een klacht over het handelen van de advocaat van de wederpartij. In hoger beroep is nog aan de orde de klacht die ziet op het indienen van stukken bij de rechtbank zonder dat deze gelijktijdig aan klager zijn verstuurd en het doorsturen van een aangifte. Deze klachtonderdelen zijn door de Raad van Discipline Amsterdam (hierna: de raad) gegrond verklaard en aan verweerster is de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Anders dan de raad acht het hof het klachtonderdeel dat ziet op het doorsturen van de aangifte ongegrond. Het andere klachtonderdeel blijft gegrond. De maatregel van waarschuwing blijft in stand.
Uitspraak
Beslissing van 5 september 2025 in de zaak 240340
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerster
gemachtigde: mr. R. Sanders
tegen:
klager
1 INLEIDING
1.1 Deze zaak betreft een klacht over het handelen van de advocaat van de wederpartij. In hoger beroep is nog aan de orde de klacht die ziet op het indienen van stukken bij de rechtbank zonder dat deze gelijktijdig aan klager zijn verstuurd en het doorsturen van een aangifte. Deze klachtonderdelen zijn door de Raad van Discipline Amsterdam (hierna: de raad) gegrond verklaard en aan verweerster is de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Anders dan de raad acht het hof het klachtonderdeel dat ziet op het doorsturen van de aangifte ongegrond. Het andere klachtonderdeel blijft gegrond. De maatregel van waarschuwing blijft in stand.
1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom verweerster in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.
2 DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline Amsterdam
2.1 De raad heeft in de zaak tussen klager en verweerster (zaaknummer: 24-298/A/A) een beslissing gewezen op 28 oktober 2024. In deze beslissing zijn de klachtonderdelen b2) en c) (gedeeltelijk) gegrond verklaard. Aan verweerster is de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Verder is verweerster veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.
2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2024:180 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline
2.3 Het beroepschrift van verweerster tegen de beslissing is op 27 november 2024 ontvangen door de griffie van het hof.
2.4 Verder bevat het dossier van het hof: - de stukken van de raad; - het verweerschrift van klager. 2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 11 juli 2025. Daar zijn verweerster, met haar gemachtigde, en klager verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.
3 FEITEN
3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.2 Klager en zijn ex-echtgenote, mevrouw L, hebben samen een zoon, geboren in 2018. Tussen klager en zijn ex-echtgenote hebben verschillende procedures plaatsgevonden (echtscheiding, (wijziging van) partner- en kinderalimentatie, zorgregeling). Verweerster staat de ex-echtgenote als advocaat bij.
3.3 Bij beschikking van de rechtbank is de zoon onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is daarna meerdere malen verlengd.
3.4 Op 8 augustus 2022 heeft de ex-echtgenote van klager aangifte bij de politie gedaan van poging tot doodslag. Klager zou opzettelijk op haar en hun zoontje zijn ingereden. In de aangifte is opgenomen: “Ook doe ik aangifte op advies van mijn advocaat.”
3.5 Uit door klager op de aangifte gemaakte opmerkingen volgt dat hij de in de aangifte door de ex-echtgenote gegeven toedracht uitdrukkelijk ontkent en betwist.
3.6 Bij beschikking van 14 oktober 2022 heeft de rechtbank het verzoek van klager tot nihil stelling van de kinderalimentatie afgewezen en het verzoek van klager tot nihil stelling van de partneralimentatie toegewezen.
3.7 Bij e-mail van 2 oktober 2023 heeft de ex-echtgenote klager gevraagd er rekening mee te houden dat per 1 januari het bedrag aan kinderalimentatie opnieuw geïndexeerd wordt.
3.8 Bij e-mail van 3 oktober 2023 (07:48 uur) heeft klager de ex-echtgenote, met verweerster in cc, als volgt geantwoord:“ Gaat het wel goed met je? 1. Het bedrag voor dit jaar is allang geïndexeerd dus ik weet niet waar je het over hebt. 2. Er zijn geen achterstallige betalingen voor wat betreft de kinderalimentatie 3. De kinderalimentatie is zoals je zelf weet buitensporig hoog namelijk netto €765,11 per maand 4. Mijn vaste lasten in de maand zijn daarmee ook buitensporig hoog namelijk netto €3.350,-/ mnd 5. Zoals je weet is mijn inkomen per maand iets minder dan dit bedrag. Ik raad je nogmaals aan om dit anders te doen, je hebt zoals je zelf weet een wettelijke plicht om bij te dragen in de kosten voor [de zoon]. Je hebt in 5 jaar tijd geen enkele financiële bijdrage gedaan voor onze zoon en je bent niet eerlijk over je inkomen. Het wordt vanzelf allemaal duidelijk.”
3.9 Bij e-mail van 3 oktober 2023 (18:33 uur) heeft verweerster klager laten weten dat de ex-echtgenote haar verzocht heeft een en ander uit te zoeken. Daarbij heeft zij klager gevraagd of hij beschikt over een advocaat tot wie zij zich kan richten.
3.10 Bij e-mail van 4 oktober 2023 heeft klager verweerster de volgende vraag gesteld:“Kunt u mij de belastingaangifte van de afgelopen jaren sturen van [de ex-echtgenote] zodat mijn advocaat kan toetsen of de bijdrage kinderalimentatie correct is? Zoals u weet ben je als ouders wettelijk verplicht om naar draagkracht van inkomen een bijdrage te leveren aan de kosten van de kinderen. Dit is nu het vierde jaar dat ik hierom vraag?”
3.11 Op 6 oktober 2023 heeft een zitting plaatsgevonden bij de kinderrechter. Op 28 september, 4 en 6 oktober 2023 heeft verweerster namens de ex-echtgenote stukken bij de rechtbank ingediend. Op 6 oktober 2023 heeft de rechtbank een tussenbeslissing genomen. In r.o. 5.4 van deze beslissing is het volgende overwogen: “De kinderrechter vraagt de moeder uiterlijk 6 december 2023 de benodigde stukken te overleggen waaruit volgt dat [de zoon] inderdaad zoals de moeder heeft gesteld, is gediagnosticeerd met ASS en TOS.”
3.12 Bij e-mail van 9 oktober 2023 (om 6:47 uur) heeft verweerster klager als volgt bericht:“Hierbij stuur ik u productie 10 uit de stukken van de voorgaande procedure. Dit betreft de aanslag 2021, zoals de Belastingdienst die aan cliënte heeft opgelegd. Het inkomen 2021 van cliënte blijkt hier genoegzaam uit. De rechter kon hier ook mee uit de voeten.” Productie 10 betreft een Aanslag 2021 Inkomstenbelasting waarin is opgenomen: “Te betalen EUR 0 Deze definitieve aanslag is vastgesteld overeenkomstig uw aangifte over 2021.”
3.13 Bij e-mail van 9 oktober 2023 (om 19:42 uur) heeft klager als volgt gereageerd:“Helaas is dit onvolledig en dat weet u zelf ook heel goed, dat noemen wij in de volksmond focus verleggen. Stuurt u maar netjes de belastingaangifte op.”
3.14 Bij e-mail van 12 oktober 2023 heeft klager verweerster het volgende bericht gestuurd:“Zoals aangegeven in de rechtbank heb ik geen van de bij de rechtbank ingediende stukken mogen ontvangen van [de ex-echtgenote] haar advocaat of van SAVE. lk heb om deze stukken meerdere keren gevraagd en niets ontvangen, u bent verplicht om deze stukken te sturen. [Verweerster] meldde in de rechtbank dat zij als advocaat geen documenten mag versturen, vanwege het feit dat ik niet bijgestaan word door een advocaat. Mijn stukken zijn zoals de rechtbank zelf voorschrijft ook naar moeder en naar SAVE verstuurd. Zowel moeder als haar advocaat maken zich schuldig aan procesmanipulatie door de stukken zelfs bij verzoek niet te sturen. Hierbij nogmaals het verzoek de ontbrekende stukken te sturen.”
3.15 Bij e-mail van 12 oktober 2023 heeft verweerster klager als volgt geantwoord, voor zover relevant: “Op de zitting is besproken of iedereen over de stukken beschikte die zijn gestuurd. Daarbij werd duidelijk dat u de stukken - die ik namens [de ex-echtgenote] had ingediend - niet had gekregen. De rechter vroeg mij waarom ik die niet had gestuurd en ik gaf daarop als antwoord, dat ik geen antwoord had gekregen op de vraag of u werd bijgestaan door een advocaat. Mijn beroepsregels zijn namelijk dat - als iemand door een advocaat wordt bijgestaan - het mij niet is toegestaan om stukken rechtstreeks aan die persoon te sturen, maar dat ik die stukken aan de advocaat dien te sturen. Om die reden had ik u gevraagd of u zich liet bijstaan door een advocaat. Daarop heb ik van u nooit een antwoord ontvangen. De reactie van de rechter daarop was dat zij gezien had dat ik u die vraag had gesteld en dat zij bekend was met mijn beroepsregels, maar dat we de stukken op de zitting zouden bespreken. (…) Nu u op de zitting bent verschenen zonder advocaat, ga ik ervan uit dat u zich inderdaad niet heeft laten bijstaan door een advocaat. Om die reden zal ik u nu een kopie sturen van de stukken, zoals ik die namens [de ex-echtgenote] heb ingediend. Ik zal u daartoe een aparte e-mailsturen, zodat u ook mijn bericht aan de rechtbank kunt lezen. Daarmee bent u dan volledig op de hoogte van de stukken die ik heb ingediend namens [de ex-echtgenote].”
3.16 Bij e-mail van 16 oktober 2023 heeft klager verweerster het volgende bericht gestuurd:“Nogmaals het verzoek om mij de definitieve belastingaangiften van de jaren 2020-2021-2022 te sturen zodat mijn advocaat kan toetsen of de bijdrage partner- en kinderalimentatie over de afgelopen jaren correct is. Deze documenten zouden al jaren voorhanden moeten zijn, belastingaangifte is verplicht zoals u weet.1. Het niet kenbaar maken van het inkomen en eisen dat er geïndexeerd moet worden is niets minder dan alimentatiefraude. 2. Het opsturen van onvolledige financiële informatie is niets minder dan misleiding. 3. Het aangeven dat hetgeen verstuurd voldoende zou moeten zijn vanwege de vorige zitting m.b.t. alimentatie is kolder, moeder heeft niet kunnen aantonen dat zij behoeftig is, het inkomen is niet kenbaar gemaakt tijdens de zitting. Verder bent u op de hoogte van het feit dat moeder geen aangifte heeft gedaan bij de politie wegens poging kindermoord, toch heeft u moeder bijgestaan in haar gesprek met [Van D] waarin dit nogmaals is aangegeven door moeder. U en moeder houden moedwillig een conflictsituatie in stand door de gevraagde financiële gegevens jarenlang niet te verstrekken. U en moeder veroorzaken moedwillig financiële schade door aan te sturen op procesvorming, te incasseren zonder het eigen inkomen kenbaar te maken. U bent aanwezig bij gesprekken waar ouderverstoting bewezen vorm wordt gegeven. U en moeder schrijven rapporten waarin vader vals beschuldigd wordt van kindermishandeling. U en moeder versturen moedwillig de processtukken na de zitting. U bent wettelijk verplicht om deze stukken te sturen, ook heeft u een gedragscode als advocaat.”
3.17 Bij e-mail van 25 oktober 2023 heeft klager verweerster geschreven, voor zover relevant:“Verder vraag ik mevrouw Le mot juste en moeder voor de 6de keer om de definitieve belastingaangiften 2020-2021-2022.”
3.18 Bij e-mail van 26 oktober 2023 heeft een medewerkster van SAVE het volgende aan klager laten weten: “Voor wat betreft jouw punt over ouderverstoting, is SAVE op dit moment aan het onderzoeken welke hulpverlening voor jullie passend is om zicht te krijgen op beide opvoedsituaties en de kind eigen problematiek van [de zoon], zodat we vanuit een derde partij de juiste informatie ontvangen en hierop besluitvorming kan worden toegepast.”
3.19 Bij e-mail van 28 oktober 2023 heeft klager verweerster als volgt bericht:“Zou u zo vriendelijk willen zijn om het volledige dossier te sturen en niet op eigen initiatief te filteren, u bent onbetrouwbaar. Als gezaghebbende heb ik recht op inzage in het gehele dossier.”
3.20 Bij e-mail van 28 oktober 2023 heeft verweerster klager hierop laten weten:“Als gezaghebbende ouder kunt u zelf het dossier bij de huisarts opvragen. Ik ben niet uw advocaat maar die van [de ex-echtgenote]. Opdrachten van u kan ik niet aannemen omdat dit zou leiden tot een tegenstrijdig belang.”
3.21 Klager heeft hierop dezelfde dag als volgt gereageerd: “U mag geen schifting maken in hetgeen u stuurt als dit gaat over de gezondheid van [de zoon], u bent geen arts. Hier maakt u zich dus schuldig aan procesmanipulatie en dit heeft niets te maken met een opdracht van mij aannemen. Kortom kolder.”
3.22 Op 19 oktober 2023 heeft verweerster de aangiften met foto’s die zij van haar cliënte heeft ontvangen doorgestuurd naar SAVE.
3.23 Op 26 november 2024 verklaart de cliënte van verweerster in een e-mailbericht aan verweerster dat de foto’s bij de aangiften destijds bij de politie zijn overhandigd. De foto’s zijn bij één aangifte gevoegd, maar ze horen bij verschillende aangiftes en meldingen bij de politie.
3.24 Op 15 november 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
4 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven in en voor zover in hoger beroep van belang, dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende: a t/m b1 (…)
b2) het niet toesturen aan klager van bij de rechtbank ingediende stukken
b3) (…)
c) (…) Het plakken van foto’s onder de verkeerde aangifte en het schenden van de privacy van klager.
d) (…)
5 OMVANG HOGER BEROEP Er is alleen door verweerder beroep ingesteld tegen de door de raad gegrond bevonden klachtonderdelen. Dat betekent dat alleen nog de klachtonderdelen b2) en c) in hoger beroep aan de orde zijn. De overige klachtonderdelen (over gestelde alimentatiefraude (a), het indienen van onvolledige stukken (b1) en schiften in een medisch dossier (b3) en het niet verstrekken van financiële gegevens) zijn door de raad definitief afgedaan. Klager vraagt in zijn verweerschrift om een zwaardere maatregel en een schadevergoeding. Of een maatregel moet worden opgelegd voor gegrond verklaarde klachtonderdelen staat echter ter vrije beoordeling van het hof, evenals de mogelijkheid te bepalen dat verweerster een schadevergoeding dient te voldoen aan klager.
6 BEOORDELING RAAD
Ten aanzien van klachtonderdeel b2)
6.1 Vast staat dat verweerster namens haar cliënte stukken heeft ingediend bij de rechtbank en dat zij niet gelijktijdig een afschrift van deze stukken aan klager heeft gezonden. Verweerster heeft aangevoerd dat zij dat niet heeft gedaan, omdat zij niet wist of klager werd bijgestaan door een advocaat en zij zich onder die omstandigheden niet vrij voelde om rechtstreeks met klager te communiceren. Verweerster heeft daarmee een beroep gedaan op gedragsregel 25, waarin is bepaald dat een advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming heeft gegeven rechtstreeks met die partij in verbinding te treden (lid 1). Omdat verweerster niet wist of klager werd bijgestaan door een advocaat, heeft zij daar eerst navraag naar gedaan, zodat zij niet (onbewust) gedragsregel 25 zou overtreden.
6.2 De raad heeft verweerster niet gevolgd in haar verweer. Hierbij heeft de raad het van belang geacht dat verweerster al geruime tijd bij het conflict tussen klager en zijn ex-echtgenote was betrokken als advocaat van de ex-echtgenote. Verweerster wist uit ervaring dat klager zich in verschillende procedures dan weer wel en dan weer niet heeft laten bijstaan door een eigen advocaat. Verweerster wist niet of klager op het moment van het indienen van de stukken een advocaat had. Dat verweerster dit niet wist, blijkt alleen al uit het feit dat zij dit per e-mail aan klager heeft gevraagd. Omdat verweerster niet wist of klager werd bijgestaan door een advocaat, betekent [dit] dat er voor haar geen beletsel bestond om de stukken rechtstreeks naar klager te sturen. Gedragsregel 25 bepaalt immers alleen dat de advocaat zich niet anders in verbinding met een partij stelt dan via diens advocaat, als hij weet dat deze partij door een advocaat wordt bijgestaan. Verweerster heeft getracht dit te achterhalen, door klager een e-mail te sturen met de vraag of hij een advocaat had. Het enkele feit dat verweerster deze e-mail heeft gestuurd is in dat opzicht echter onvoldoende. De raad heeft overwogen dat verweerster meer zorgvuldigheid had moeten betrachten. Verweerster had kunnen en moeten beseffen dat het zo kort voor de zitting voor klager méér van belang was om tijdig over de benodigde stukken te beschikken, dan dat zij zelf absolute zekerheid had over de bijstand van een advocaat. Het feit dat de rechtbank heeft besloten de zaak wel te behandelen op zitting en de door verweerster namens haar cliënte ingediende stukken te accepteren, heeft voor de raad niet afgedaan aan het tuchtrechtelijke verwijt dat in deze procedure aan het adres van verweerster wordt gemaakt.
ten aanzien van klachtonderdeel C)
6.3 Aan de aangifte zoals die door verweerster is doorgestuurd, zitten foto’s gehecht en daar zijn commentaren aan toegevoegd. Uit de aangifte is niet gebleken dat deze foto’s en commentaren onderdeel uitmaken van de oorspronkelijke aangifte. De raad heeft geoordeeld dat er vanuit moet worden gegaan dat de aangifte is bewerkt. Verweerster heeft aangevoerd dat zij de aangifte van haar cliënte heeft ontvangen en deze sec heeft doorgestuurd. Daarmee gaat verweerster volgens de raad voorbij aan haar eigen verantwoordelijkheid als advocaat. Zeker in gevoelige familiezaken zoals de onderhavige waarin emoties hoog oplopen, mag van een advocaat een verhoogde zorgplicht en zorgvuldigheid worden verwacht over hoe met strafrechtelijke aangiftes moet worden omgegaan. Het doorsturen van een bewerkte en van foto’s voorziene aangifte past hier niet bij. Door de aangifte zonder nader onderzoek door te sturen, heeft verweerster haar zorgplicht geschonden. Verweerster had zich bewust moeten zijn van de potentiële impact van het doorsturen van de bewerkte aangifte en zorgvuldiger moeten handelen. Verweerster heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Maatregel)
6.4 Aangezien de klachtonderdelen b2) en c) door de raad gegrond zijn verklaard, heeft de raad aan verweerster de maatregel van een waarschuwing opgelegd met de toevoeging dat het tuchtrechtelijk verleden van verweerster in de toekomst mogelijk aanleiding kan vormen voor een zwaardere maatregel.
7 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER
Beroepsgronden verweerster
Klachtonderdeel b2) het niet toesturen aan klager van bij de rechtbank ingediende stukken
7.1 Tussen klager en de cliënte van verweerster zijn sinds 2019 meerdere procedures gevoerd waarin klager zich afwisselend wel en niet door een advocaat heeft laten bijstaan. Daarom is de vraag van verweerster in haar e-mail van 3 oktober 2023 of klager door een advocaat wordt bijgestaan verklaarbaar en gerechtvaardigd. Verweerster kon niet uitsluiten dat klager werd bijgestaan door een advocaat. Het gebrek aan zekerheid daarover is niet hetzelfde als “weten dat een partij [niet] door een advocaat wordt bijgestaan”. De twijfel van verweerster was ook gegrond gelet op de e-mails van klager van 4 en 16 oktober 2023 waarin klager expliciet gewag maakt van “zijn advocaat”.
7.2 Verweerster stelt, naar het hof begrijpt, dat Gedragsregel 21 niet van toepassing nu klager niet werd bijgestaan door een advocaat. Verweerster wijst op een recente uitspraak van de raad van discipline Den Haag van 3 juni 2024 (ECLI:NL:TADRSGR:2024:117). 7.3 Verweerster stelt in lijn met de gedragsregels 25 en 21 te hebben gehandeld. Omdat het een gezag- en omgangprocedure ging en klager niet werd bijgestaan door een advocaat, mocht verweerster er vanuit gaan dat de door haar voor de zitting van 6 oktober 2023 bij de rechtbank ingediende stukken door de griffier naar klager (de pro se optredende partij) zou doorzenden dan wel dat de stukken ter zitting zouden worden gedeeld.
Klachtonderdeel c) Het plakken van foto’s onder de verkeerde aangifte en het schenden van de privacy van klager.
7.4 Verweerster heeft aangevoerd dat de raad als feit heeft vastgesteld (r.o. 2.5) dat klager tekstballonnen met commentaar op de aangifte heeft geplaatst. Dit strookt niet met wat de raad vervolgens stelt in r.o. 5.11, namelijk dat aan de aangifte zoals die door verweerster is doorgestuurd foto’s zijn gehecht en commentaren zijn toegevoegd die geen onderdeel uitmaken van de oorspronkelijke aangifte.
7.5 Verweerster heeft de aangiften op verzoek van haar cliënte opgestuurd naar SAVE omdat haar cliënte niet over een scanner beschikte. Wat verweerster heeft opgestuurd naar SAVE is als bijlage 3 bij het beroepschrift meegestuurd. Dit zijn geen “bewerkte” aangiften aldus verweerster. Het oordeel van de raad is daarmee feitelijk onjuist.
Verweer klager
7.6 Klager heeft gemotiveerd verweer gevoerd in beroep. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep. Daarbij heeft klager nog verzocht om een zwaardere maatregel en een schadevergoeding.
8 BEOORDELING HOF
Maatstaf
8.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Overwegingen hof
Klachtonderdeel b2) Het niet toesturen aan klager van bij de rechtbank ingediende stukken
8.2 Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 279 lid 1 Rechtsvordering dient het verzoekschrift aan alle belanghebbenden te worden toegezonden. Het Procesreglement Gezag en Omgang (versie geldend tot 1 juli 2025, van toepassing op de onderhavige procedure die zich in 2023 afspeelde) bepaalt voorts dat alle voorafgaand aan de zitting bij de rechtbank ingediende stukken door degene die de stukken indient, rechtstreeks aan de overige belanghebbenden moeten worden toegezonden. Dit betreft een verantwoordelijkheid die in dit geval, bij een civielrechtelijke procedure, bij verweerster rustte (zie onder meer HvD 14 oktober 2024, ECLI:NL:TAHVD:2024:265).
8.3 Verweerster heeft bij klager navraag gedaan of hij werd bijgestaan door een advocaat, waarop geen antwoord volgde. Nu zij geen antwoord ontving en dus (nog steeds) niet wist of klager door een advocaat werd bijgestaan lag op verweerster de verplichting om de processtukken aan klager, als belanghebbende in de procedure waarbij de omgang centraal stond, zelf te zenden. Het hof verwijst in dit verband ook op het beginsel van fair play. Alle betrokken partijen moeten voldoende gelegenheid hebben zich op een zitting voor te bereiden, hetgeen meebrengt dat zij tijdig de relevante processtukken moeten ontvangen. Het hof sluit zich verder aan bij wat de raad hierover heeft overwogen.
8.4 Nu klager geen rechtsbijstand had en in persoon procedeerde, had verweerster, gelet op voormeld procesreglement, de door haar ingediende stukken rechtstreeks aan klager moeten zenden. Dat dit niet is gebeurd, is onzorgvuldig. Dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Er is niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het beroep op dit onderdeel slaagt niet en het hof bekrachtigt het oordeel van de raad over klachtonderdeel b2).
Klachtonderdeel c) Het plakken van foto’s onder de verkeerde aangifte en het schenden van de privacy van klager
8.5 Ter zitting is duidelijk geworden dat verweerster geen bewerkte aangifte heeft doorgestuurd naar SAVE. Verweerster heeft onweersproken aangevoerd dat zij de aangifte zoals zij die van haar cliënte ontving, heeft doorgestuurd en dat daarbij geen sprake was van ‘bewerkingen’ in de vorm van commentaar. Zij heeft de e-mail, met daarbij de aangiften, die zij aan SAVE heeft gezonden in hoger beroep overgelegd. Die bijgevoegde aangiften bevatten geen “wolkjes” met commentaar van klager; zij bevatten in het geheel geen commentaar. De bijgevoegde foto’s betreffen de foto’s zoals deze ook bij de (verschillende) aangiften aan de politie zijn overhandigd. Het hof heeft geen reden aan die verklaring te twijfelen. Klager heeft bovendien ter zitting toegelicht dat hij met het oog op deze klachtprocedure de aangifte zelf heeft bewerkt en van commentaar heeft voorzien.
8.6 Het hof is van oordeel dat het onder deze omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat verweerster de aangiften heeft doorgestuurd. De overweging van de raad dat verweerster zich bewust had moeten zijn van het doorsturen van een bewerkte aangifte, vindt geen steun in de feiten zoals die nu zijn komen vast te staan. Dit betekent dat klachtonderdeel c) alsnog ongegrond is en het beroep in zoverre slaagt.
Slotsom
8.7 Het hof concludeert dat klachtonderdeel b2) gegrond is en klachtonderdeel c) ongegrond.
9 MAATREGEL
Hoewel het hof klachtonderdeel c) ongegrond verklaart, rechtvaardigt de gegrondheid van klachtonderdeel b2) op zichzelf de oplegging van de maatregel van waarschuwing. Een zakelijke terechtwijzing van verweerster is in dit geval op zijn plaats. Verweerster had de bij de rechtbank ingediende stukken ook vooraf aan klager moeten sturen.
10 PROCESKOSTEN
10.1 Omdat het hof een beslissing bekrachtigt waarin een maatregel is opgelegd, zal het hof verweerster op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021: a) € 50,- kosten van klager (forfaitair); b € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten; c) € 1.000,- kosten van de Staat.
10.2 Verweerster moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 50,- aan kosten van klager binnen vier weken na deze beslissing betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
10.3 Verweerster moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.
11 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
11.1 vernietigt de beslissing van 5 september 2025 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 24-298/A/A, voor zover de beslissing ziet op klachtonderdeel c);
en doet opnieuw recht:
11.2 verklaart klachtonderdeel c) ongegrond;
11.3 bekrachtigt de beslissing van 5 september 2025 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 24-298/A/A, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, voor het overige; 11.4 veroordeelt verweerster tot betaling van de kosten in de procedure bij het hof van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;
11.5 veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.
Deze beslissing is genomen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. R. van der Hoeven en M. van Roosmalen, leden, in tegenwoordigheid van M. Uri, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 5 september 2025.
