Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-09-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2025:127
Zaaknummer
25-502/DB/OB
Zaaknummer
25-503/DB/OB
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaten in een familierechtelijk geschil. Verweerders hebben klager voldoende geïnformeerd over de risico’s van problemen binnen de familie op de benoeming van een bewindvoerder en mentor uit familiale kring en hebben het standpunt van klager op adequate wijzen aar voren gebracht. Dat de rechter hen daarin niet is gevolgd, is iets wat verweerders niet kan worden aangerekend. Niet gebleken dat verweerders zich onvoldoende voor klagers belangen heeft ingezet. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 9 september 2025
in de zaken 25-502/DB/OB en 25-503/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
(zaaknummer: 25-502/DB/OB)
en
verweerster
(zaaknummer: 25-503/DB/OB)
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brieven van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 29 juli 2025 met kenmerken 48|25|055K en 48|25|056K, en van de op de inventarissen genoemde bijlagen.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft drie broers en één zus. Broer L heeft niet-aangeboren hersenletsel. Broer L beschikt over een levenstestament. Tussen klager en broer T enerzijds en broer K anderzijds is een geschil ontstaan over de zorg voor broer L. Broer K heeft een verzoekschrift tot benoeming van een externe bewindvoerder en mentor ingediend bij de rechtbank.
1.2 Op 9 juli 2024 hebben klager, broer T en verweerders een bespreking gehouden.
1.3 Op 19 juli 2024 heeft verweerster een conceptverweerschrift voorgelegd aan klager en broer T. Daarbij heeft zij geschreven:
“(…) Jullie zouden nog nadenken wie jullie het liefst als bewindvoerder en mentor willen laten benoemen. Ik heb de discussie over het kwalijke beheer van het vermogen van [broer L] niet te groot gemaakt om te voorkomen dat de rechtbank alleen daarin al voldoende reden ziet om een externe bewindvoerder aan te stellen in geval jullie toch zelf in eerste instantie benoemd willen worden. Daarnaast bespraken wij dat het doorlichten van de financiële gang van zaken pas op een later moment zal plaatsvinden. De kantonrechter zal hier in deze procedure geen oordeel over geven.”
In het conceptverweerschrift is het volgende opgenomen:
“(…) 2. [Broer T] en [klager] kunnen zich niet vinden in het ingediende verzoek tot benoeming van een onafhankelijke en professionele bewindvoerder en mentor van (het vermogen van) [broer L].
(…) 5. [Broer L] is vanwege zijn psychoses en geestelijke gesteldheid niet meer in staat om zijn belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Aangezien [broer T] en [klager] onderkennen dat de onderlinge verhoudingen tussen enerzijds hen en [zus M] en anderzijds [broer K] al enige tijd niet meer optimaal zijn, achten [broer T] en [klager] het evenals [broer K] het in het belang van [broer L] dat bewindvoering en mentorschap wordt ingesteld.
6. Primair wensen [broer T] en [klager] evenwel zichzelf te laten benoemen tot bewindvoerder betreffende het vermogen van [broer L] en tot mentor van [broer L]. Subsidiair wensen [broer T] en [klager] [broer T] te laten benoemen tot bewindvoerder betreffende het vermogen van [broer L] en tot mentor van [broer L]. Meer subsidiair wensen [broer T] en [klager] mevrouw [naam] van Buro [naam] te laten benoemen tot bewindvoerder betreffende het vermogen van [broer L] en tot mentor van [broer L].
(…) 12. [Broer L] heeft [broer T] nauw betrokken bij de totstandkoming van zijn levenstestament en is meerdere avonden op de fiets naar [broer T] gereden om daarover met [broer T] te overleggen. De bedoeling van [broer L] was duidelijk dat hij zijn financiële en niet financiële belangen door zijn familie, in dit geval zijn broers [K] èn [T] wilde laten behartigen.
(…) 19. Daarnaast doet [broer K] het voorkomen alsof er forse geschillen bestaan tussen hem enerzijds en [broer T] en [klager] en [zus M] anderzijds. [Broer T] en [klager] hebben dat in het voorgaande ook al weerlegd. De discussies die er zijn worden grotendeels door [broer K] veroorzaakt, maar ook uitvergroot.
Zelfstandige verzoeken
20. [Broer T] en [klager] blijven van mening dat het in het belang van [broer L] is en gelet op het levenstestament ook door hem gewenst wordt dat de financiële en niet financiële zorg voor [broer L] door zijn familie blijft worden verleend.
21. [Broer T] en [klager] zijn van mening dat zij tezamen dan wel [broer T] alleen absoluut en bij uitstek in staat zijn c.q. is om die belangen van [broer L] te (blijven) behartigen. [Broer T] en [klager] achten [broer K] daartoe niet (meer) in staat. (…) [Broer T] en [klager] zijn van mening dat de financiële situatie van [broer L] waarover [broer K] het beheer heeft gevoerd nader dient te worden onderzocht in opdracht van de bewindvoerder en dat waar nodig passende actie dient te worden ondernomen jegens [broer K]. (…)
23. In zoverre komen de verzoeken van [broer K] overeen met het meer subsidiaire verzoek van [broer T] en [klager] dat ook [broer K] in zijn verzoekschrift opteert voor benoeming van een onafhankelijke en professionele bewindvoerder. [Broer T] en [klager] vinden het echter het meest in het belang van [broer L] dat deze taak binnen het gezin blijft en geen extra kosten voor [broer L] met zich brengt voor een externe bewindvoerder en mentor. (…)”
1.4 Op 24 juli 2024 heeft klager mede namens broer T gereageerd:
“We zien een mooi verweerschrift en willen wat aanvullingen en wijzigingen doorgeven. (…) Buro [naam] wil NIET meewerken aan alle lopende schulden bij [broer L] en PGB transacties uit het verleden. Te kostbaar en hier is het ons inziens het juist om te doen bij [broer K] om van zijn zeer schimmige verleden af te komen. Mocht dit beslist worden door de rechter voor een externe bewindvoerder / mentor dan heeft een levenstestament totaal geen zin. Verder zien wij het als een sterk en net verweerschrift. (…)”
1.5 Op 29 juli 2024 heeft klaagster gereageerd:
“Dank voor jullie eerste reactie op het concept verweerschrift hieronder. Fijn dat jullie er tevreden over zijn. Ik heb de aangegeven wijzingen doorgevoerd in het verweerschrift, zie bijgaand (…) Gelet op de discussie die speelt zou ik zeker een andere professionele bewindvoerder aandragen als Buro [naam] dat niet wil doen als jullie op de benoeming enige invloed willen hebben en willen kortsluiten hoe zij over het financiële beheer door [broer K] in het verleden denken. Anders zal de kantonrechter een buro benoemen als zij vinden dat externe bewindvoering noodzakelijk is en ben je daarvan afhankelijk.”
1.6 In augustus 2024 heeft verweerder met klager en broer T gecorrespondeerd over het eventueel aanpassen van het verweerschrift.
1.7 Op 10 september 2024 heeft klager telefonisch contact gezocht met het advocatenkantoor. De secretaresse heeft een telefoonnotitie opgesteld voor verweerder:
“Hij had je verweerschrift ontvangen. Hij wil dat het hele stuk over externe bewindvoering uit het verweerschrift wordt gehaald. In het levenstestament van hun broer zou staan dat de bewindvoering binnen de familie moet zijn en zo niet, geen bewindvoering. Hij zegt: mocht de rechtbank toch iets beslissen en iemand aanwijzen, prima maar wij zijn het daar NIET mee eens gelet op wat hun broer heeft gewild. Hoe het nu in het verweerschrift staat, lijkt het of zij ermee eens zijn dat er om externe bewindvoering wordt verzocht en dat is niet zo. (…)”
1.8 Diezelfde dag heeft verweerder aan klager en broer T geschreven:
“Hierbij een aangepaste versie van het verweerschrift (*). Na jullie akkoord ga ik het indienen. Wat mij betreft kan het meer subsidiaire verweer blijven staan gelet op de opbouw van het verweer, maar op jullie verzoek heb ik deze thans verwijderd.”
1.9 Het verweerschrift is op 13 september 2024 ingediend. Daarin is het meer subsidiaire verzoek tot benoeming van een externe bewindvoerder en mentor niet meer opgenomen. Voor zover relevant volgt uit het aangepaste verweerschrift:
“(…) 20. [Broer T] en [klager] blijven van mening dat het in het belang van [broer L] is, en gelet op het levenstestament ook door hem gewenst wordt, dat de financiële en niet financiële zorg voor [broer L] door zijn familie blijft worden verleend. Dit sluit ook aan bij de zorg en hulpverlening die thans al wordt geboden. Een externe bewindvoerder c.q. mentor zal bovendien voor veel prikkers en stress zorgen bij [broer L]. Dit zet zijn gezondheid verder op het spel. Ook deze rechtszaak leidt daartoe, omdat [broer L] hiervan helaas het nodige meekrijgt. (…)”
1.10 Na indiening van het verweerschrift heeft de zus van klager een reactie ingediend op het verzoekschrift, waarin zij kenbaar maakt een externe bewindvoerder en mentor in te willen schakelen.
1.11 Klager heeft verweerder daarna verzocht een persoonlijke brief in te mogen dienen. Daarop heeft verweerder gereageerd:
“De persoonlijke brief van [klager] zou ik wat inkorten en ontdoen van de eigen emoties / beschuldigingen. Alsdan kan [klager] deze prima gebruiken als laatste woord / eigen toelichting ter zitting. Dit herhaalt jullie verweer en standpunt. Ik zie niet direct meerwaarde van deze brief op voorhand overleggen. Ik wil hiermee geen afbreuk doen aan de gevoelens van [klager], maar ik verwacht dat de rechtbank hier niets mee zal doen en zelfs in jullie nadeel zou kunnen werken (bevestiging dat onafhankelijke bewindvoering / mentorschap wenselijk is gelet op verstoorde familieverhoudingen). Ik denk dat krachtiger is om te wijzen op de verbeterde huidige situatie, de rol die jullie thans al vervullen, de passende hulpverlening die er is en de wens van [broer L] (in zijn levenstestament).
Verder staat buiten discussie dat het niet in het belang van [broer L] is als [broer K] bewindvoerder / mentor zal worden. Dit is ook niet verzocht. Vandaar dat ook deze laatste e-mail niet overgelegd hoeft te worden nu dit alsdan enkel bevestigd dat er een verstoorde communicatie is tussen hem en hulpverleners. Dit kan ter zitting toegelicht worden.
De kern van de procedure is of een bewindvoering / mentorschap ingesteld moet worden (daarover zijn jullie het eens) en wie dat dan moet doen (daarover verschillen jullie van mening). Laten we ons daarop focussen hetgeen we al uitgebreid hebben gedaan in het verweerschrift.
Kunnen jullie je in deze aanpak vinden?”
1.12 Op 3 oktober 2024 heeft een zitting plaatsgevonden bij de kantonrechter.
1.13 Op 31 oktober 2024 heeft verweerder aan klager en broer T geschreven:
“Ik mail jullie omtrent het volgende. Op 3 oktober jl. heeft de zitting plaatsgevonden over de mogelijke bewindvoering/het mogelijke mentorschap. Op de zitting is aangegeven dat er gestreefd zou worden om uiterlijk 17 oktober jl. vonnis te wijzen, waarbij een bewindvoerder dan wel mentor zou worden benoemd.
Tot op heden heb ik echter nog geen vonnis mogen ontvangen van de rechtbank. Hierover hebben wij eerder vandaag telefonisch contact gehad met de rechtbank. Het was de rechtbank helaas niet gelukt om vonnis te wijzen, omdat zij vanwege de drukte nog geen bewindvoerder/mentor hadden kunnen vinden. Zij hebben op dit moment iemand op het oog die geïnteresseerd was om de taak op zich te nemen. Het was echter lastig – vanwege reeds toegenomen drukte – om een precieze termijn te noemen waarbinnen we het vonnis kunnen verwachten. We zullen dus nog even moeten afwachten. Wel blijkt hieruit dat de rechtbank voornemens lijkt te zijn een externe bewindvoerder en / of mentor te benoemen. Zodra ik nader verneem van de rechtbank, horen jullie van me.”
1.14 Op 20 november 2024 heeft de kantonrechter een beschikking gegeven.
1.15 Op 28 november 2024 heeft verweerder aan klager en broer T geschreven:
“In goede orde ontving ik jullie emailbericht van 22 november jl., welke ik op dinsdag 26 november jl. met [klager] heb besproken. Ik heb getracht de beschikking van de rechtbank nader toe te lichten, alsmede toe te lichten waarom de rechtbank tot deze beslissing is gekomen.
Van [klager] begreep ik dat jullie het gevoel hebben dat de rechtbank jullie argumenten niet heeft meegewogen. Daarnaast heb ik gemerkt dat met name de opmerking dat onderzoek moet worden gedaan naar de leningen van beide broers jullie in het verkeerde keelgat is geschoten. Ik heb [klager] al toegelicht dat dit voortvloeit uit de opmerking die in dit kader door ons is gedaan in verband met de onttrekkingen die [broer K] had gedaan, alsmede op de opmerking van [zus M] over de leningen aan enkele broers. Vanuit die optiek bezien is het verdedigbaar dat de kantonrechter de bewindvoerder ter zake een ruime opdracht heeft gegeven. Dit is ook in het belang van [broer L], zodat zijn vermogen wordt beschermd en de kantonrechter hier toezicht op kan houden. Van belang is dat jullie de bewindvoerder informeren over het reeds door jullie gedane onderzoek. Verder steekt het jullie met name dat de rechtbank heeft besloten het mentorschap buiten de familie te plaatsen ondanks de wensen van [broer L] in zijn levenstestament om dit in de familie te laten. In dit kader heb ik aangegeven dat de rechtbank dit met name heeft gedaan, gelet op de spanningen in de familie tussen [broer K] enerzijds en jullie anderzijds. In dit kader kan de bewindvoerder/mentor ook voor rust voor jullie zorgen nu jullie in dit kader niet meer rechtstreeks met [broer K] hoeven te communiceren. Jullie kijken hier anders tegenaan en hadden dit graag zelf gedaan. Vooral ook op de reeds bereikte resultaten en de impact van dit besluit op [broer L]. Jullie zijn van mening dat dit ten onrechte niet lijkt te zijn meegewogen door de rechter in zijn overwegingen. Ook hebben jullie de indruk dat zijn beslissing al voor de zitting vaststond.
Nu jullie je niet kunnen vinden in de beschikking van de rechtbank, en dan met name ter zake het instellen van een mentorschap, heb ik jullie gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep. [Klager] gaf evenwel aan dat jullie hiervoor niet wensen te opteren nu jullie niet verwachten dat de uitkomst in hoger beroep anders zal zijn, [broer L] thans al geconfronteerd is met de mentor/bewindvoerder en gelet op de kosten. Mochten jullie ter zake nog van gedachten wisselen dan verneem ik dit graag. In dit kader wijs ik jullie wel op de lopende hoger beroepstermijn van drie maanden na de dag van de uitspraak.
Tenslotte heeft [klager] aangegeven een klacht te willen gaan indienen. Jullie kunnen een klacht indienen bij de rechtbank door het sturen van een brief aan het bestuur van de rechtbank. Dit moeten jullie binnen één jaar na het voorval doen. In dit kader adviseer ik jullie wel de uitspraak even te laten bezinken. Ik laat het aan jullie om deze klacht al dan niet in te dienen, maar ik zie daarvoor alsnog zelf weinig redenen toe hetgeen ik heb proberen uit te leggen.”
1.16 Op 9 maart 2025 heeft klager een klacht ingediend bij het advocatenkantoor van verweerders:
“(….) In het eerste kennismakingsgesprek met [verweerster] hebben wij alles uitgelegd over de zaak [broer L] wat betreft bewindvoerder en mentor. En wat onze wensen hierin waren en [broer L] duidelijke eigen zijn wens was, zoals hij zelf aangeeft en zelfs in zijn levenstestament heeft vast laten leggen. [Verweerster] heeft nagelaten om ons mede te delen dat als er problemen binnen de familie zijn dat een rechter zal kiezen voor een externe bewindvoerder en mentor. Dus de uitspraak was vooraf al bekend bij [het advocatenkantoor]. Ook [verweerder] heeft nagelaten om ons mede te delen dat een recht zaak geen enkele nut heeft en dat de rechter zal kiezen voor een externe bewindvoerder en mentor. Ik voel me belazerd en opgelicht door [het advocatenkantoor], gezien het feit dat een recht zaak zoals deze geen enkele nut heeft en ook helemaal niets maar dan ook helemaal niets met rechtspraak te maken heeft.
Een rechter die geen aantoonbare feiten meeneemt in zijn overweging is geen rechter maar een onrechter. [Naam rechter] is geen rechter en maakt de hele rechtspraak op deze manier totaal ongeloofwaardig en geheel onbetrouwbaar. In de uitspraak van de rechter staan valse beschuldigingen, beledigingen en veel leugens. En totaal geen feiten!!!
In het nieuws kreeg ik mee dat rechters en advocaten steeds vaker bedreigd worden. Ik juich dit zeker niet toe, maar het is duidelijk totaal mis bij rechters en advocaten dat bewijst onze recht zaak wel. Dit is daarom mijns inziens een logisch gevolg van onrecht bij de rechtspraak en advocaten zoals ik zelf heb meegemaakt in deze zaak. [Verweerder] die overduidelijk de rechter staat te verdedigen en niet ons.
Ik zie heel duidelijk dat [broer L] “het slachtoffer” keihard gestraft is door de rechter met enorme gevolgen voor [broer L] en ons zelf. Maar ook dat de dader [K] met enorme schulden nagenoeg vrijuit gaat!!! In woord samengevat: WALGELIJK
Ik eis dat [het advocatenkantoor] de totale advocaatkosten terug gaat betalen. Gezien wij misleid en vals zijn voorgelicht.”
1.17 Op 20 maart 2025 heeft de klachtenfunctionaris aan klager gereageerd:
“(…) U kwam met uw broer [T] bij ons op kantoor omdat u verweer wilde voeren tegen het verzoek van uw andere broer om een externe bewindvoerder en mentor van uw broer [L] te benoemen. Aanvankelijk wilden u en uw broer [T] ook een externe partij laten benoemen en hadden jullie een concrete naam in gedachten. Tijdens het gesprek dat [verweerster] met u beiden had bleek dat u toch twijfels daarover had en dat u wellicht samen zou willen worden benoemd of een van u, een en ander in lijn met het levenstestament van uw broer [L]. Jullie zouden daarover nadenken. Besproken is ook dat als er een externe partij zou worden benoemd jullie het liefst een bekende partij wilden om enige invloed te kunnen hebben op het uitvoeren van financieel onderzoek door die bewindvoerder naar de financiële zaken die uw broer [K] voor uw broer [L] had verricht. De eerder door u aangedragen externe partij heeft zich kennelijk op enig moment teruggetrokken. Zij wilden volgens u namelijk niet meewerken aan onderzoek naar financiële zaken uit het verleden.
[Verweerster] en [verweerder] hebben wel met jullie besproken dat de kans bestaat dat jullie niet zelf als bewindvoerder worden benoemd als er discussie in de familie is. Het is immers de rechter die uiteindelijk een beslissing moet nemen, vaak op basis van verschillende visies van verschillende familieleden, waarbij de rechter het belang van degene over wie het bewind wordt ingesteld laat prevaleren. Dat dit besproken is blijkt ook uit de verzonden mails.
Op 19 juli 2024 heeft [verweerster] gemaild: “Jullie zouden nog nadenken wie jullie het liefst als bewindvoerder en mentor willen laten benoemen. Ik heb de discussie over het kwalijke beheer van het vermogen van [broer L] niet te groot gemaakt om te voorkomen dat de rechtbank alleen daarin al voldoende reden ziet om een externe bewindvoerder aan te stellen in geval jullie toch zelf in eerste instantie benoemd willen worden.”
Op 29 juli 2024 mailt [verweerster] jullie: “Gelet op de discussie die speelt zou ik zeker een andere professionele bewindvoerder aandragen als [naam] dat niet wil doen als jullie op de benoeming enige invloed willen hebben en willen kortsluiten hoe zij over het financiële beheer van [broer K] in het verleden denken. Anders zal de kantonrechter een buro benoemen als zij vinden dat externe bewindvoering noodzakelijk is en ben je daarvan afhankelijk.”
In het verweerschrift dat namens u is ingediend is verzocht om u beiden gezamenlijk of een van u te benoemen als bewindvoerder. De kantonrechter heeft na een debat daarover op de zitting een externe partij benoemd. Zoals eerder gezegd is het uiteindelijk aan de rechter om die beslissing te nemen. Hierbij heeft waarschijnlijk een rol gespeeld dat een andere zus ook heeft gevraagd om een onafhankelijke bewindvoerder. Hoe de beslissing uitpakt is op voorhand niet te voorspellen.
Hoewel ik uw gevoel begrijp, kan ik niet vaststellen dat u onjuist geïnformeerd bent en dat vooraf bekend was dat de procedure geen enkel nut had. Ik zie derhalve geen aanleiding voor terugbetaling van de kosten.
Ook kan ik niet vaststellen dat [verweerder] de rechter verdedigt en niet jullie. In het verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling zijn jullie standpunten en argumenten naar voren gebracht. Dat een rechter uiteindelijk op basis van alle standpunten een andere beslissing neemt dan door u gewenst is spijtig voor u. De uitspraken die u doet over de rechterlijke macht kunnen wij echter niet onderschrijven.
In zijn mail van 28 november 2024 aan u heeft [verweerder] niet de rechter verdedigd, maar uitgelegd op grond waarvan de uitspraak tot stand is gekomen en u geïnformeerd over de mogelijkheid van hoger beroep. Ook heeft hij jullie geadviseerd over de manier waarop jullie een klacht bij de rechtbank kunnen indienen. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij daarvoor zelf weinig redenen ziet. Dat heeft hij ook uitgelegd.
Hoewel uw teleurstelling begrijpelijk is, kan ik uw klachten helaas niet gegrond verklaren. Wel hoop ik met het voorgaande meer inzicht te hebben gegeven in de gang van zaken.”
1.18 Op 26 en 27 maart 2025 heeft klager en de klachtenfunctionaris nog enkele berichten gewisseld over de klacht. Bij brief van 28 maart 2025 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerders.
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerders het volgende.
a) Verweerders hebben klager voorgelogen en belazerd. Zij hebben nagelaten om klager te informeren dat een rechter zal kiezen voor een externe bewindvoerder en mentor als er problemen binnen de familie zijn. Ook hebben zij klager niet geïnformeerd dat er veel malafide bewindvoerders en mentoren zij in Nederland en nemen zij geen actie tegen corrupte rechters en malafide bewindvoerders en mentoren. Verweerders hebben de rechter verdedigd en niet de belangen van klager of zijn broer
2.2 Klager eist daarnaast het volledige bedrag terug dat hij aan verweerders heeft betaald.
3. VERWEER
3.1 Verweerders hebben heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4. BEOORDELING
Opmerkingen vooraf
4.1 In deze tuchtrechtelijke procedure kan enkel een oordeel worden gegeven over het handelen van verweerders. Het is niet aan de tuchtrechter om een oordeel te geven over de vele verwijten die klager maakt aan het adres van de rechter en de benoemde externe bewindvoerder en mentor. Daar gaat de voorzitter hierna dus niet op in.
Toetsingskader
4.2 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
Beoordeling
4.3 Verweerders hebben in overleg met en na goedkeuring van klager en broer T een verweerschrift ingediend op het verzoekschrift van broer K. Voorafgaand aan het indienen, hebben verweerders al kenbaar gemaakt dat onderlinge problemen in een familie aanleiding kunnen zijn voor het benoemen van een externe partij als bewindvoerder en mentor. Verweerders hebben daarop willen anticiperen door de onderlinge problemen niet te groot te maken in het processtuk, zoals ook volgt uit de e-mail van verweerster van 19 juli 2024, maar door zekerheidshalve ook een eigen voorstel te doen voor een externe bewindvoerder en mentor om nog invloed te hebben op de benoeming daarvan, zoals volgt uit de e-mail van 29 juli 2024.
4.4 Daarna zijn op verzoek van klager de passages over het eventueel benoemen van een externe bewindvoerder en mentor verwijderd en is nadruk gelegd op de wensen van broer L zelf om het binnen de familie te houden. De voorzitter is gelet daarop van oordeel dat verweerders klager voldoende hebben geïnformeerd over de risico’s van problemen binnen de familie op de benoeming van een bewindvoerder en mentor uit familiale kring en dat zij het standpunt van klager op adequate wijze naar voren hebben gebracht. De omstandigheid dat de rechter hen daarin niet is gevolgd, is iets wat verweerders niet kan worden aangerekend.
4.5 De voorzitter ziet evenmin dat verweerders de rechter hebben verdedigd. Verweerder heeft in zijn bericht van 28 november 2024 uitgelegd hoe de rechter tot zijn oordeel is gekomen. Verweerder heeft het oordeel van de rechter daarbij in perspectief proberen te plaatsen. Dat is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Vervolgens blijkt uit het bericht dat verweerder ook de mogelijkheid van een hoger beroep met klager heeft besproken, maar dat daarvoor destijds niet is gekozen. Dat verweerders de rechter hebben verdedigd, althans zich onvoldoende zouden hebben ingezet voor de belangen van klager is niet gebleken.
4.6 Dat klager – op basis van tv-programma’s – meent dat er in Nederland veel malafide bewindvoerders en mentoren zijn, vormt geen redenen waarom verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld door daar in het algemeen geen actie tegen de ondernemen. Advocaten zijn geen toezichthouders op bewindvoerders en mentoren, maar dat is aan de rechter. Voor zover verweerders geen actie hebben ondernomen tegen de externe bewindvoerder en mentor die benoemd is voor klagers broer L, geldt dat zij daartoe geen opdracht hebben aangenomen van klager. Daarin zijn verweerders dus niet tekortgeschoten.
Conclusie
4.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter beide klachten, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.
4.8 Omdat de klachten ongegrond zijn, bestaat er geen aanleiding om verweerders te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding. Overigens geldt dat de mogelijkheid tot het toewijzen van schadevergoedingsvorderingen in het tuchtrecht beperkt is.
BESLISSING
De voorzitter:
- verklaart de klacht met zaaknummer 25-502/DB/OB, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond;
- verklaart de klacht met zaaknummer 25-503/DB/OB, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. V.E.J. Noelmans, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 september 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 9 september 2025