Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-09-2025
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2025:174
Zaaknummer
250294
Inhoudsindicatie
Beklag artikel 13 ongegrond. De advocaat die klaagster bijstond, moet wegens ziekte terugtreden en heeft een opvolger gezocht en gevonden. Het staat klaagster vrij om niet met die opvolger akkoord te gaan, maar dat betekent nog niet dat de deken nu een advocaat moet aanwijzen die aan de wensen van klaagster moet voldoen. Daarbij is ook niet gebleken dat klaagster zelf heeft geprobeerd een advocaat te vinden.
Uitspraak
Beslissing van 11 september 2025 in de zaak 250294 naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:
klaagster tegen: de deken
1 DE PROCEDURE
Bij de deken 1.1 Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.
1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 20 augustus 2025. Zij heeft deze beslissing nog eens bevestigd op 26 augustus 2025. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat klaagster niet heeft aangetoond dat zij zich voldoende heeft ingespannen om zelf een advocaat te vinden. Bovendien heeft klaagsters vorige advocaat voor opvolging gezorgd, maar klaagster heeft die advocaat afgewezen.
Bij het hof 1.3 Klaagster heeft op 20 augustus 2025 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof). Verder bevat het dossier: - de e-mail van klaagster van 21 augustus 2025; - de e-mail van klaagster van 23 augustus 2025; - de e-mails van klaagster van 26 augustus 2025; - het verweer van de deken; - de repliek; - de dupliek; - de e-mails van klaagster van 9 september 2025.
1.4 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
2 FEITEN
2.1 Klaagster is betrokken in twee lopende procedures bij het gerechtshof Den Haag. Naar het hof begrijpt, gaat het om procedures tegen de Nederlandse Staat en zijn in de procedures mondelinge behandelingen gepland op respectievelijk 25 september 2025 en 7 oktober 2025. 2.2 Klaagster werd in deze zaken oorspronkelijk bijgestaan door mr. E te Amsterdam. Deze advocaat heeft zich aan de procedures onttrokken. Mr. G te Amsterdam heeft de behandeling van de lopende zaken van mr. E overgenomen. Mr. G is vanwege gezondheidsproblemen echter niet in staat om klaagster tijdens de zittingen bij het gerechtshof bij te staan. Mr. G heeft mr. C bereid gevonden om de behandeling van de zaken van haar over te nemen.
3 BEKLAG EN VERWEER
Beklag 3.1 Klaagster stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen, omdat mr. G niet heeft te bepalen wie zij kiest als advocaat. Klaagster wil niet werken met mr. C, zij wil niets met mr. C te maken hebben. Klaagster is zwart en de meeste Turkse en Marokkaanse mensen zijn volgens haar niet goed voor zwarte mensen in dit land. Klaagster vindt het grensoverschrijdend dat ook de deken haar een advocaat door de strot wil duwen die klaagster niet wil. Het gaat om gevoelige zaken, verband houdend met internationale kinderontvoering, die niet elke advocaat zomaar even kan doen. Klaagster wil een advocaat bij wie zij zich veilig voelt.
3.2 Klaagster meent dat de ernstige ziekte van haar huidige advocaat reden voor de deken moet zijn om af te wijken van de standaard gang van zaken in artikel 13 Advocatenwet. De deken heeft de omstandigheden niet meegewogen. Klaagster vindt het onredelijk en juridisch onhoudbaar dat zij zelf nog vijf afwijzingen zou moeten verzamelen, terwijl haar advocaat wegens ernstige ziekte is uitgevallen en er nog geen overdracht van het dossier heeft plaatsgevonden. Het hof en de orde hebben juist de plicht om te waarborgen dat klaagster, als procespartij in hoger beroep waar verplichte procesvertegenwoordiging geldt, niet zonder advocaat komt te staan.
3.3 Klaagster is naar de deken gestapt omdat mr. G zonder haar toestemming het dossier heeft overgedragen aan een advocaat die zij niet wil en klaagster daarbij geen keuze heeft gegeven. De deken is meegegaan in het ontnemen van klaagsters vrijheid om zelf een advocaat te kiezen. Klaagster ervaart dit handelen als puur machtsvertoon in plaats van het zoeken van een oplossing.
Verweer 3.4 De deken heeft aangevoerd dat klaagster op 7 augustus 2025 bij de deken Amsterdam om aanwijzing van een advocaat heeft gevraagd. Het verzoek is op 8 augustus 2025 aan de deken doorgeleid. De deken heeft telefonisch contact gehad met beide (voormalige) advocaten van klaagster. Mr. G heeft de deken bevestigd dat zij de zaak zou willen overdragen aan mr. C en dat mr. C deskundig is op het rechtsgebied waarvoor klaagster rechtsbijstand zoekt.
3.5 De deken heeft klaagster op 20 augustus 2025 per e-mail en telefonisch geadviseerd om contact op te nemen met mr. C, die haar wil bijstaan. Omdat er een advocaat is die klaagster wil bijstaan en klaagster geen vijf afwijzingen van advocaten heeft overgelegd, bestonden er geen redenen om een advocaat aan te wijzen. Los van het feit dat mr. G een opvolgend advocaat had gevonden, heeft zij zich nog niet aan de zaak onttrokken. Er is dus nog steeds een advocaat en dat betekent dat artikel 13 Advocatenwet niet van toepassing is. Ingevolge artikel 13 Advocatenwet dient een rechtszoekende inspanningen te verrichten om een advocaat te vinden en dat geldt ook voor klaagster.
4 BEOORDELING
Toetsingskader 4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
Overwegingen 4.2 Het hof stelt voorop dat de voorziening van artikel 13 Advocatenwet als vangnet is bedoeld voor het geval dat een rechtszoekende zelf geen advocaat kan vinden voor een zaak waarin verplichte procesvertegenwoordiging geldt. Dit betekent dat de rechtszoekende eerst zelf zal moeten proberen om een advocaat te vinden, die bereid en in staat is om hem/haar bij te staan. Pas als dat niet lukt, geeft artikel 13 Advocatenwet de mogelijkheid dat de deken op verzoek van de rechtzoekende een advocaat aanwijst. Dat het niet is gelukt, kan de rechtzoekende aantonen met de afwijzingen van benaderde advocaten.
4.3 Klaagster had een advocaat die haar bijstond. Zij kan klaagster vanwege ziekte echter niet verder bijstaan, maar heeft wel geprobeerd een geschikte opvolger te vinden en meende daarin geslaagd te zijn. Het staat klaagster uiteraard vrij om niet akkoord te gaan met overdracht van haar dossier aan die voorgestelde opvolger, maar dat betekent nog niet dat de deken op grond daarvan tot aanwijzing van een (andere) advocaat verplicht zou zijn die aan de wensen van klaagster moet voldoen. Er is immers al een advocaat die bereid is om klaagster bij te staan en daarmee doet de situatie van artikel 13 Advocatenwet zich niet voor.
4.4 Anders dan klaagster stelt, wordt haar hiermee noch door de deken, noch door haar laatste advocaat een advocaat opgedrongen. Als de voorgestelde advocaat klaagster niet bevalt, kan zij zelf een andere advocaat zoeken, aan wie ze haar zaken wel wil toevertrouwen. Dat klaagster enige poging daartoe heeft ondernomen, is niet gebleken. Gesteld al dat de situatie van artikel 13 Advocatenwet zich zou voordoen, heeft klaagster daarmee niet voldaan aan de belangrijkste eis daarvan, namelijk dat zij eerst zelf – zonder succes – heeft geprobeerd een advocaat te vinden.
4.5 De conclusie uit het voorgaande is dat de deken klaagsters verzoek tot aanwijzing van een advocaat terecht en wegens gegronde redenen heeft afgewezen, omdat er een advocaat is die bereid is klaagster bij te staan. Daarbij is ook niet gebleken dat klaagster heeft geprobeerd – zonder succes – zelf een andere advocaat te vinden voor zover zij met de voorgestelde advocaat niet in zee wil gaan. Het beklag is daarom ongegrond.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissingen van 20 en 26 augustus 2025 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M.S.A. van Dam en J.M. Frons, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 11 september 2025.