Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-08-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2025:141
Zaaknummer
25-418/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij; verweerster heeft de belangen van haar cliënten behartigd aan de hand van het feitenmateriaal dat haar cliënten haar hebben verstrekt en er was geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de door haar cliënten verstrekte informatie. Van schending van gedragsregel 8 is geen sprake. Verweerster is binnen de grenzen van het betamelijke gebleven.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 25 augustus 2025 in de zaak 25-418/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 24 juni 2025 met kenmerk 2455941/JS/AP, door de raad ontvangen op 24 juni 2025, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van het door klager op 19 juli 2025 nagezonden stuk.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Verweerster is de advocaat van een notaris en twee kandidaat-notarissen (hierna: de cliënten). 1.2 Klager en zijn ex-partner zijn verwikkeld (geweest) in een echtscheidingsprocedure. In het kader van die echtscheiding is onder meer de gezamenlijke woning verdeeld en aan klager geleverd. Voor de verdeling en de levering van de woning had klager in 2023 de cliënten van verweerster ingeschakeld. Op 22 september 2023 heeft een passeerafspraak plaatsgevonden. De gevolmachtigde van de ex-partner was hierbij niet aanwezig. 1.3 Klager heeft tegen de cliënten van verweerster klachten ingediend. Klager verwijt de cliënten van verweerster dat zij hun geheimhoudingsplicht hebben geschonden en zijn ex-partner hebben bevoordeeld. Dat is volgens klager onder meer gebeurd door tijdens de passeerafspraak op 22 september 2023 een vroeger tijdstip in de akte te vermelden en direct daarna de gelden uit te boeken. Volgens klager hebben de cliënten van verweerster een vriendschappelijke band met de advocaat van zijn ex-partner en hebben zij bewust frauduleus gehandeld bij het ondertekenen van de akten. 1.4 De Kamer voor het Notariaat Den Haag heeft op 15 mei 2024 uitspraak gedaan. Klager heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Notariskamer van het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof). 1.5 Verweerster heeft in hoger beroep namens haar cliënten op 19 september 2024 een verweerschrift ingediend. Hierin heeft zij namens haar cliënten betoogd dat de afwezigheid van de gevolmachtigde van de ex-partner van klager tijdens het passeren van de akten verband hield met onderbezetting op het notariskantoor (par. 2.11 t/m 2.15 en 4.5 van het verweerschrift). Verder heeft verweerster in haar verweerschrift (par. 2.11 t/m 2.15 en 4.5) aangevoerd wat volgens haar cliënten de volgorde van het passeren is geweest, te weten: 1) de akte van verdeling, 2) onderhandse akte van ontslag, 3) de hypotheekakte en 4) de offerte ING. Tot slot heeft verweerster in haar verweerschrift namens haar cliënten een toelichting gegeven over het uitboeken van de gelden op 26 september 2023 (par. 2.15 en 2.16 van het verweerschrift). 1.6 Ook heeft verweerster haar cliënten bijgestaan op de zitting bij het hof op 23 januari 2025. Tijdens deze zitting heeft verweerster zich bediend van spreekaantekeningen. 1.7 Op 7 februari 2025 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende: a) verweerster heeft in het verweerschrift van 19 september 2024 alsook op de zitting betoogd dat de reden van afwezigheid van de gemachtigde voor de ex-partner van klager onderbezetting op het notariskantoor was terwijl dit volgens klager niet waar is; b) verweerster heeft in het verweerschrift en ter zitting, zonder bewijs aan te leveren, benadrukt dat de volgorde van passeren van akten door haar cliënten op een bepaalde manier gegaan zou zijn terwijl dit volgens klager niet op waarheid berust; c) verweerster heeft betoogd dat de gelden op 26 september 2023 aan de daartoe gerechtigden zijn uitgekeerd zonder bewijs te leveren. Niet aangetoond is dat de storting ook echt op die datum aan de ex-partner van klager heeft plaatsgevonden.
3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Maatstaf 4.1 De klacht betreft het handelen van de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen. Klachtonderdelen a), b) en c) 4.2 De voorzitter ziet aanleiding voor een gezamenlijke behandeling van de klachtonderdelen, omdat deze alle drie betrekking hebben op gedragsregel 8. Deze gedragsregel bepaalt dat een advocaat geen feitelijke informatie mag verstrekken waarvan de advocaat weet, althans behoort te weten dat die onjuist is. 4.3 Klager verwijt verweerster dat zij in haar verweerschrift en tijdens de zitting bij het hof feiten heeft verkondigd waarvan zij weet dan wel behoort te weten dat deze onjuist zijn. Het gaat daarbij om de door verweerster namens haar cliënten gegeven uitleg over de afwezigheid van de gevolmachtigde van zijn ex-partner in de passeerkamer op 22 september 2023 (klachtonderdeel a), wat de volgorde van ondertekenen is geweest (klachtonderdeel b) en wanneer de gelden aan de ex-partner zijn uitgeboekt (klachtonderdeel c). 4.4 Naar het oordeel van de voorzitter slagen de klachtonderdelen niet. Verweerster heeft aangevoerd dat zij de belangen van haar cliënten heeft behartigd aan de hand van het feitenmateriaal dat haar cliënten haar hebben verstrekt en dat zij geen aanleiding had om te twijfelen aan de juistheid van de door haar cliënten verstrekte informatie. Zoals volgt uit het onder rov. 4.1 gegeven toetsingskader mocht verweerster ook uitgaan van de juistheid van de informatie van haar cliënten. Van een uitzonderingssituatie op grond waarvan verweerster gehouden was deze informatie op juistheid te controleren, is de voorzitter niet gebleken. Hetgeen klager verder naar voren heeft gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden. Op grond hiervan verklaart de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING - de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 25 augustus 2025
