Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-08-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2025:146

Zaaknummer

25-411/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening van de eigen advocaat is in alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond. Dat verweerder klaagster niet goed zou hebben geadviseerd, heeft klaagster onvoldoende onderbouwd. Ook uit de overige inhoud van het dossier, kan de voorzitter niet opmaken dat sprake was van onjuiste advisering. Van een onzorgvuldige onttrekking door verweerder is evenmin sprake geweest en klaagster evenmin worden gevolgd in haar klacht dat verweerder het dossier en de urenspecificaties niet heeft willen verstrekken aan klaagster.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 25 augustus 2025 in de zaak 25-411/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 23 juni 2025 met kenmerk 2381026/JS/KV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klaagster heeft een conflict met haar (voormalige) buren (hierna: de buren) over de heg en over geluidsoverlast.  1.2    Verweerder heeft klaagster in dit conflict op pro deo basis bijgestaan.  1.3    In een e-mailbericht van 9 mei 2023 heeft verweerder aan klaagster geschreven:  “Ik stel vast dat we niet op een lijn zitten, ik probeer in overleg met de advocaat van de wederpartij tot een oplossing te komen, jij kiest voor een hardere benadering die mijns inziens niets gaat opleveren. Naar mijn mening gaat dit niet werken, de resultaten die ik voor je kan bereiken zul jij niet toereikend vinden, als ik mee ga in jouw wensen escaleert dit alleen maar verder. Is het niet beter dat je eens kijkt of je een andere advocaat kunt vinden die meer op jouw lijn zit? Hoe dan ook ga ik er in een conflict tussen buren niet keihard in omdat dit averechts gaat werken. We kunnen wel een afspraak maken om de zaak door te nemen, maar je moet je wel realiseren dat ik je bij wil staan op de wijze die ik verstandig vindt. Als je het daar niet mee eens bent, dan scheiden onze wegen.” 1.4    Op 26 juni 2023 heeft verweerder in een e-mailbericht aan klaagster opnieuw laten weten dat klaagster beter een andere advocaat kan zoeken als zij het niet eens is met de aanpak van verweerder. Na overleg met klaagster op het kantoor van verweerder, heeft verweerder hierna besloten om toch door te blijven werken voor klaagster. 1.5    Op 28 september 2023 heeft verweerder aan klaagster geschreven, voor zover relevant:  “(…) Tenslotte meld ik u dat ik keer op keer constateer dat u geen vertrouwen heeft in mijn rechtsbijstand. In ons telefoongesprek vanmorgen meende u met een klacht te moeten dreigen als ik niet zou doen wat u wilde. Het is goed recht een klacht in te dienen bij de deken, maar u kunt van mij niet verwachten dat ik intussen voor u doorwerk. Dan moet u zich maar wenden tot een van de advocaten die het kennelijk wel met u eens is. Dus ofwel u wenst dat ik voor u doorwerk, waarbij ik zelf bepaal wat de inhoud van mijn communicatie naar derden is, op of u zoekt een andere advocaat.” 1.6    In een tweetal e-mailberichten van 29 september 2023 heeft verweerder aan klaagster bericht dat hij zijn bijstand (definitief) zal beëindigen.  Om 08:48 uur schrijft verweerder klaagster:  “In uw mail maakt u wederom duidelijk dat u ontevreden bent over mijn rechtsbijstand. Voor mij is de maat nu vol, ik zal de Raad voor Rechtsbijstand vragen de toevoeging te beëindigen wegens een vertrouwensbreuk.” Om 10:28 uur schrijft verweerder aan klaagster:  “Uw mail bevestigt denk ik dat we beter afscheid van elkaar kunnen nemen. Als u een andere advocaat heeft zal ik die het dossier en de toevoeging met urenspecificaties toezenden, hoor ik niet binnen een week wie uw nieuwe advocaat is dan zal ik de raad voor de rechtsbijstand benaderen.” 1.7    Klaagster heeft op 29 september 2023 om 10:03 uur aan verweerder geschreven, voor zover relevant:  “(…) Ik wil graag dat U vermeld per mail hoeveel uur u heeft “gewerkt” aan mijn dossier (…)” 1.8    In een e-mailbericht van 6 november 2023 heeft klaagster verweerder gevraagd de zaak weer verder te behandelen. Verweerder heeft hierop dezelfde dag gereageerd met, voor zover relevant:  “U heeft keer op keer duidelijk gemaakt geen vertrouwen in mij te hebben en u doet dit in deze mail weer. U bedreigt mij met een klacht om anderen tegen mij te beschermen, maar u wenst tegelijkertijd dat ik uw zaak afmaak. (…) Mogelijk kunt u overleg met uw nieuwe buren tot een oplossing komen? Dit lijkt me geen kwestie voor advocaten maar iets om in onderling overleg op te lossen met uw nieuwe buren.”  1.9    Op 6 mei 2024 heeft verweerder de toevoeging voor klaagster ingediend bij de Raad voor de Rechtsbijstand. 1.10    Op 27 juni 2024 heeft klaagster een interne klacht tegen verweerder ingediend, waarna klaagster op 8 juli 2024 een gesprek met de klachtenfunctionaris op het kantoor van verweerder heeft gevoerd.  1.11    Op 16 juli 2024 heeft de klachtenfunctionaris nog enkele aanvullende vragen aan klaagster gesteld.  1.12    In een e-mailbericht van 3 oktober 2024 heeft klaagster aan de klachtenfunctionaris geschreven, voor zover relevant:  “Ik heb U in ons gesprek d.d. 8 juli jl., aangegeven niet, maar dan ook nooit meer in gesprek te willen gaan met [verweerder]. Nadat ik U gesproken heb en de daar opvolgende mail waarin in de eerste twee zinnen van Uw mail als iets stond wat niet klopt had ik meteen ook in U geen vertrouwen meer. U voerde bet gesprek met mij als een 'soort rechter' i.p.v. een advocaat die de zaak goed behartigt voor een dient. Ik heb inmiddels bij de Raad van Advocaten een klacht ingediend op aanraden van het juridisch loket.” 1.13    Op 3 oktober 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder: a)    haar belangen niet goed te behartigen;  b)    (te) laat te reageren op e-mailberichten van de wederpartij;  c)    zich plotseling te onttrekken aan de zaak in september 2023;  d)    ondanks herhaalde verzoeken geen afschrift van het dossier en geen urenspecificaties aan klaagster te verstrekken.

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht. Klachtonderdeel a)  4.2    Klaagster is van mening dat verweerder niet goed met haar heeft meegedacht over een oplossing van de geluidsoverlast. Verweerder heeft zich er te gemakkelijk vanaf gemaakt. Hij toonde weinig empathie en luisterde niet goed naar haar, aldus klaagster.  4.3    Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder gemotiveerd aangevoerd dat hij zich voldoende heeft ingezet om voor klaagster tot een werkbaar compromis te komen over het plaatsen van een nieuwe erfafscheiding op de erfgrens. Voor wat betreft de geluidsoverlast, heeft verweerder aangevoerd dat hij klaagster heeft geadviseerd om de zaak na het compromis niet verder op de spits te drijven. Er was volgens verweerder immers niet aangetoond dat de geluidsnormen door de buren werden overtreden. Deze aanpak had volgens verweerder bovendien de voorkeur omdat het speelt tussen buren die mogelijk nog lang met elkaar te maken zullen hebben. Dat verweerder klaagster niet goed zou hebben geadviseerd, heeft klaagster onvoldoende onderbouwd. Ook uit de overige inhoud van het dossier, kan de voorzitter niet opmaken dat sprake was van onjuiste advisering. Uit de mailwisselingen tussen klaagster en verweerder komt vooral een beeld naar voren van een situatie waarin klaagster en verweerder niet op één lijn zaten en van inzicht verschilden over de aanpak van de zaak. Dit betekent echter niet dat dat verweerder de belangen van klaagster niet goed zou hebben behartigd.  4.4    Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is.  Klachtonderdeel b)  4.5    Klaagster verwijt verweerder dat hij te traag reageerde op e-mails van de advocaat van de buren. Klaagster heeft verweerder meerdere keren moeten vragen om vaart in de zaak te maken. Verweerder beaamt dat er soms wat tijd is verstreken tussen de ontvangst van een bericht van de wederpartij en de beantwoording daarvan. Deels was dit te wijten aan een verschil van inzicht tussen hem en klaagster. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is volgens hem geen sprake.  4.6    De voorzitter overweegt dat het aan de klaagster is om haar verwijten voldoende met bewijsstukken te onderbouwen, zodat de tuchtrechter de feiten die de klaagster daaraan ten grondslag legt, kan vaststellen en beoordelen. Dit heeft klaagster niet gedaan. Dat verweerder aantoonbaar en verwijtbaar te laat zou hebben gereageerd op berichten van de wederpartij, is de voorzitter - ook op basis van de inhoud van het dossier - niet gebleken.  4.7    Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.  Klachtonderdeel c)  4.8    De voorzitter stelt voorop dat het een advocaat vrijstaat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe gelet op het bepaalde in gedragsregel 14 zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. 4.9    Klaagster verwijt verweerder dat hij zich in september 2023 opeens heeft onttrokken nadat klaagster hem had verteld dat de buren gingen verhuizen. Verweerder heeft het toen maar op een vertrouwensbreuk gegooid om er vanaf te zijn, aldus klaagster.  4.10    De voorzitter stelt op grond van de inhoud van de overgelegde correspondentie vast dat verweerder meermaals (te weten op 29 mei 2023, 26 juni 2023 en op 28 september 2023) aan klaagster heeft laten weten dat zij niet op één lijn zaten en dat hij niet de advocaat van klaagster kon blijven als ze het niet eens waren of als klaagster geen vertrouwen meer in verweerder had. Uiteindelijk heeft verweerder zich op 29 september 2023 definitief als advocaat van klaagster onttrokken. In de aanloop naar zijn definitieve onttrekking heeft verweerder klaagster dus meermaals en in duidelijke bewoordingen te kennen gegeven dat zij misschien beter op zoek kon gaan naar een andere advocaat. Van een onzorgvuldige of plotselinge onttrekking door verweerder is dan ook geen sprake geweest. Klachtonderdeel c) is daarom kennelijk ongegrond.  Klachtonderdeel d)  4.11    Verweerder heeft in reactie op klachtonderdeel d) naar voren gebracht dat hij steeds kopieën van zijn berichten aan klaagster heeft verstrekt. Toen verweerder zich op 29 september 2023 definitief als advocaat van klaagster onttrok, heeft hij haar meteen dezelfde dag nog geïnformeerd over de wijze van dossieroverdracht. Verweerder heeft klaagster geschreven dat hij het dossier en de toevoeging aan de opvolgend advocaat zou verstrekken, indien klaagster hem binnen een week zou berichten over haar nieuwe advocaat en dat hij anders de raad voor rechtsbijstand zou benaderen. Omdat verweerder hierop niets meer van klaagster hoorde, heeft hij op 6 mei 2024 de toevoeging bij de Raad voor de Rechtsbijstand ingediend. Verweerder heeft bovendien op 19 februari 2025 per e-mail aan de klager en de orde nog eens schriftelijk laten weten bereid te zijn (nogmaals) een afschrift van het dossier en van zijn urenoverzichten aan klaagster te verstrekken. Tegen deze achtergrond kan klaagster niet worden gevolgd in haar klacht dat verweerder het dossier en de urenspecificaties niet wil verstrekken aan klaagster. Gelet op de schriftelijke toezegging van verweerder van 19 februari 2025, gaat de voorzitter er vanuit dat verweerder deze toezegging – voor het geval klaagster de gestelde kopieën niet meer in haar bezit mocht hebben, maar nog wel over dossierstukken en urenoverzichten wenst te beschikken – ook daadwerkelijk des verzocht gestand zal doen.  4.12    Klachtonderdeel d) is gelet op het voorgaande kennelijk ongegrond. 

 

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2025. 

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op: 25 augustus 2025