Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-08-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2025:144
Zaaknummer
25-437/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij; Niet gebleken is dat verweerder bewust onjuiste informatie heeft verstrekt aan de rechter. Evenmin is gebleken dat verweerder heeft geweigerd relevante informatie aan de rechter te verstrekken.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 25 augustus 2025 in de zaak 25-437/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 2 juli 2025 met kenmerk 2478349/JS/AS, door de raad ontvangen op 2 juli 2025, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.3.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 De bestuurder en aandeelhouder van klaagster en de heer Z hebben waren gezamenlijk eigenaar van een bedrijf. De heer Z heeft op enig moment laten weten dat hij het bedrijf wilde verlaten. In een schriftelijke overeenkomst van 22 juli 2023 hebben partijen de overname van de aandelen van de heer Z in het bedrijf en overige vorderingen van Z op het bedrijf die te maken hadden met de ontvlechting vastgelegd. In een notariële akte van 9 november 2023 is de verkoop en levering van de aandelen in het bedrijf door de heer Z aan klaagster vastgelegd. Ook is op die datum een notariële akte opgemaakt waarin klaagster verklaart dat zij een geldbedrag van de heer Z heeft geleend en dat het bedrag zal worden afgelost in maandelijkse termijnen te beginnen met ingang van november 2023. 1.2 Op enig moment is over de aflossing van dit geldbedrag tussen klaagster en de heer Z een geschil ontstaan. Verweerder staat in dit geschil de heer Z als advocaat bij. 1.3 Verweerder heeft namens de heer Z op Curaçao executoriaal beslag gelegd op verschillende onroerende zaken van klaagster. Er zijn ook meerdere executoriale derdenbeslagen ten laste van klaagster gelegd. 1.4 Klaagster is bij het gerecht op Curaçao een kortgedingprocedure gestart om de executie door de heer Z per direct te verbieden en de beslagen op te heffen. Op 30 december 2024 heeft het gerecht op Curaçao vonnis gewezen en de vorderingen van klaagster afgewezen. Klaagster is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. De tuchtklacht van klaagster heeft betrekking op handelingen van verweerder in deze hogerberoepsprocedure. 1.5 Bij brief van 10 februari 2025 heeft de Rabobank aan de (door verweerder ingeschakelde) deurwaarder een verklaring afgegeven (hierna: de derdenverklaring) dat het beslag ten laste van klaagster doel heeft getroffen voor een bedrag van € 37.440,10. 1.6 Bij e-mail van 12 februari 2025 om 10:12 uur heeft de deurwaarder het volgende meegedeeld aan het kantoor van verweerder: “De verklaring die hoort bij bij[ge]sloten beslag onder de Rabobank hebben wij vooralsnog niet ontvangen ondanks een verzoek hiertoe richting deze bank.” 1.7 Op 12 februari 2025 heeft een zitting in de kortgedingprocedure plaatsgevonden. 1.8 Op 13 februari 2025 heeft de deurwaarder een brief gestuurd aan verweerder waarmee de derdenverklaring aan verweerder is doorgestuurd. De brief luidt als volgt: “Hierbij doen wij u een afschrift van de derdenverklaring van de Rabobank als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv toekomen. Deze verklaring werd door de daarin vermelde derde ingevuld en ondertekend aan ons retour gezonden.” 1.9 Op 25 februari 2025 is het bedrag van € 37.440,10 ontvangen op de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder. 1.10 Bij klachtformulier van 12 maart 2025 (met bijlage) heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende: a) verweerder heeft op de zitting van 12 februari 2025 namens zijn cliënt (de heer Z) betoogd dat hij geen kennis had van de derdenverklaring gedateerd op 10 februari 2025, terwijl deze stelling volgens klaagster aantoonbaar onjuist is. b) verweerder heeft namens zijn cliënt (de heer Z) in de kortgedingprocedure geweigerd informatie te verstrekken over de derdenverklaring en de overboeking van het bedrag van € 37.440,10 in verband met het gelegde beslag. Verweerder tracht daarmee de feiten te verdoezelen door zich te verliezen in speculatieve beschouwingen. Ondanks herhaalde verzoeken heeft verweerder geweigerd deze informatie op eigen initiatief aan de rechter ter hand te stellen.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING 4.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen. Klachtonderdeel a) 4.2 In klachtonderdeel a) verwijt klaagster verweerder dat hij tijdens de zitting op 12 februari 2025 heeft verklaard dat hij geen kennis had van de derdenverklaring. Verweerder zou nog wel contact hebben gehad met de deurwaarder, maar geen bericht hebben ontvangen dat de derdenverklaring al was afgegeven. Gelet op de reputatie van dit deurwaarderskantoor rijzen er ernstige twijfels over de juistheid van de mededelingen van verweerder, aldus klaagster. 4.3 Dit klachtonderdeel slaagt niet. Uit het klachtdossier blijkt dat de deurwaarder bij e-mail van 12 februari 2025 om 10.12 uur (op de dag van de zitting) aan het kantoor van verweerder heeft meegedeeld nog niet te beschikken over de derdenverklaring (rov. 1.6). Vervolgens heeft de deurwaarder op 13 februari 2025 - en dus een dag na de zitting - de derdenverklaring aan verweerder toegezonden (rov. 1.8). Deze feiten stroken met de verklaring van verweerder op de zitting van 12 februari 2025 dat hij nog geen kennis had van de derdenverklaring. Dat deze mededeling onjuist is, is dan ook niet gebleken. Klachtonderdeel a) is daarmee kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel b) 4.4 In klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerder - kort gezegd - dat hij geweigerd heeft aan de rechter informatie te verstrekken over de derdenverklaring en de overboeking van het bedrag van € 37.440,10 in verband met het gelegde beslag. Ook dit klachtonderdeel faalt. Zoals de voorzitter bij de bespreking van klachtonderdeel a) reeds heeft overwogen, is niet gebleken dat dat verweerder tijdens de zitting al kennis had van de derdenverklaring en de inhoud daarvan. Deze informatie heeft de deurwaarder pas een dag na de zitting (op 13 februari 2025) verstrekt. Daarnaast blijkt uit de stukken dat het geldbedrag pas op 25 februari 2025 op de derdengeldenrekening van verweerder is ontvangen. Dat verweerder informatie heeft achtergehouden voor de rechter is gelet hierop niet komen vast te staan. Klachtonderdeel b) is daarmee eveneens kennelijk ongegrond. 4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: - de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 25 augustus 2025
