Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-09-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2025:150

Zaaknummer

25-144/A/NH

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Uit de voorzittersbeslissing blijkt dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht van klager de juiste maatstaf heeft toegepast en dat de voorzitter ook rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het klachtdossier blijken. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 1 september 2025  in de zaak 25-144/A/NH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 14 april 2025 op de klacht van:

klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 7 oktober 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2    Op 4 maart 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk re/ss/24-446/2381420 van de deken ontvangen.  1.3    Bij beslissing van 14 april 2025 heeft de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard. 1.4    Op 17 april 2025 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde dag digitaal ontvangen.  1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 7 juli 2025. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig.   1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 23 maart 2025. Tot slot heeft de raad kennisgenomen van de spreekaantekeningen van klager en van hetgeen partijen ter zitting voor het overige nog naar voren hebben gebracht.

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven in dat klager het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. In dat verband stelt klager dat de voorzitter zijn klacht veel te summier heeft beschreven. Volgens klager zijn de feiten veel ernstiger en uitgebreider.  Verder stelt klager dat de voorzitter in haar beslissing enkel ingaat op het verweer van verweerster en niet op het verwijtbare handelen van verweerster dat met harde feiten is onderbouwd. Daarbij wijst klager op een brief van de Waag van 16 juli 2020 die hem is onthouden en waarvan de inhoud volgens klager door verweerster is verdraaid in de door haar opgestelde stukken. Volgens klager kiest de voorzitter daarmee de kant van verweerster, waardoor geen enkele sprake meer is van een neutrale oordeelsvorming. Tot slot stelt klager dat hij, zijn advocaten, de politie en het functioneel parket de onregelmatigheden in het dossier herkennen en heel stelling zijn met het advies om alle partijen civiel aansprakelijk te stellen. Volgens klager is sprake van zorgfraude en fraude voor de rechtbank die uiteindelijk het proces beïnvloedt en waar verweerster aan heeft meegewerkt. 2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.  2.3    De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen van klager ingaan. 

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING 4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2    De raad ziet op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Uit de voorzittersbeslissing blijkt dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht van klager de juiste maatstaf heeft toegepast en dat de voorzitter ook rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het klachtdossier blijken. Het verzet van klager slaagt dan ook niet. Het is duidelijk dat klager het niet eens is met de gang van zaken rondom de zorgregeling van zijn dochter, maar daarover kan de tuchtrechter in het kader van een klachtprocedure niet oordelen. Bovendien blijkt uit de voorzittersbeslissing dat de voorzitter is ingegaan op de door klager gestelde feiten en omstandigheden die hij aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd en heeft geoordeeld dat deze feiten en omstandigheden niet leiden tot tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster. Het is duidelijk dat klager daarover anders denkt, maar dat betekent niet dat de beslissing van de voorzitter onjuist is. Ten aanzien van de door klager aangehaalde brief van de Waag heeft verweerster ter zitting onweersproken toegelicht dat zij haar cliënte pas sinds 2022 bijstaat en dat zij die brief niet in de gevoerde procedures heeft overgelegd. De raad begrijpt dat klager het niet eens is met de inhoud van deze brief van de Waag, maar dat betekent niet dat verweerster ten aanzien van deze brief klachtwaardig heeft gehandeld.  4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, en mrs. C.C. Horrevorts en P. Mijnssen, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 september 2025. 

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 1 september 2025