Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-09-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2025:198
Zaaknummer
25-231/AL/OV
Inhoudsindicatie
Naar het oordeel van de raad heeft verweerster de zaak van klager en zijn familieleden totaal niet onder controle gehad. Zij heeft niet gecontroleerd of de dagvaarding was verstuurd en heeft de zaak daarna zelfs uit het oog verloren. Ook de daarna van de wederpartij ontvangen brief heeft bij verweerster niet tot actie of overleg met haar cliënten geleid. Zij heeft haar cliënten aan hun lot overgelaten wat tot de maatregel van berisping leidt.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 1 september 2025 in de zaak 25-231/AL/OV naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 2 november 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 8 april 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2484792 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 juni 2025. Daarbij waren klager, tijdens de zitting bijgestaan door zijn persoonlijk begeleidster mevrouw G. en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager en tien familieleden hebben de overeenkomst van opdracht van verweerster van 5 juli 2021 voor akkoord ondertekend en daardoor aan verweerster de volgende opdracht gegeven: Verweerster zal een rechtszaak starten bij de rechtbank Overijssel om zodoende broer J te gebieden alle administratie van moeder [achternaam] te overhandigen, voor recht te verklaren dat de onttrokken bedragen onrechtmatig dan wel zonder grondslag zijn onttrokken en dat het hiermee gemoeide bedrag vergoed dient te worden met veroordeling van hem in de proceskosten.
2.2 In haar e-mail van 17 september 2021 aan haar cliënten heeft verweerster bericht dat de deurwaarder de stukken nog niet heeft afgeleverd maar dat dat in de week erna zal gebeuren. Ook heeft zij daarin gemeld dat zij het laat weten zodra zij de stukken retour heeft. Verweerster heeft haar cliënten hierover niets meer laten weten.
2.3 Op 28 oktober 2021 heeft broer J verweerster aangeschreven. Verweerster heeft haar cliënten op 4 november 2021 voorgesteld om namens hen daarop te reageren. Diezelfde dag heeft klager, zonder zijn familieleden in cc, daarop als volgt bij verweerster gereageerd: Gezien het feit dat broer J op de vele brieven van ons toch niet reageert lijkt ons dat een zeer goed voorstel. Dus bij deze leggen we dat dan ook graag bij jou neer. Met vriendelijke groet, namens ons allen, [klager].
2.4 Verweerster heeft daarna niets ondernomen. Zij heeft geen opdracht tot betekening van een dagvaarding aan de deurwaarder verstrekt.
2.5 Klager is met broer J blijven communiceren en heeft zijn berichten in cc aan verweerster gestuurd. Verweerster heeft dit ter kennisgeving aangenomen.
2.6 In april 2024 heeft verweerster het dossier van haar cliënten gesloten zonder hen daarover te informeren.
2.7 Op 1 juni 2024 heeft verweerster zich laten uitschrijven als advocaat en is vertrokken bij het advocatenkantoor, zonder haar cliënten daarover te informeren.
2.8 Op 3 juli 2024 heeft klager zich tot het advocatenkantoor van verweerster gewend en heeft toen vernomen dat verweerster niet meer werkzaam is. Klager heeft zich over de gang van zaken met verweerster diezelfde dag beklaagd bij het advocatenkantoor.
2.9 Na tussenkomst van mr. S van het advocatenkantoor heeft verweerster daarna zelf met klager contact onderhouden, zowel telefonisch als per e-mail. Verweerster heeft geprobeerd om de zaak bij een andere advocaat onder te brengen maar dat is niet gelukt.
2.10 Rond 23 juli 2024 heeft klager het zaaksdossier en het ook het digitale dossier ontvangen. Verweerster heeft in een e-mail aan klager bevestigd dat hij de door hem betaalde eigen bijdrage terug ontvangt en de zaak met klager daarmee volledig is afgewikkeld.
2.11 Klager heeft zich op 17 september 2024 opnieuw tot mr. S van het advocatenkantoor gewend. Hij heeft klager opnieuw met verweerster in contact gebracht.
2.12 Op 11 oktober 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager, mr. S en verweerster op het advocatenkantoor. Diezelfde dag heeft verweerster aan klager de volgende e-mail gestuurd: Ook vandaag heb ik u nogmaals toegelicht waar de miscommunicatie is ontstaan, wanneer het dossier is gesloten (omstreeks mei 2024) en dat dit anders had gemoeten. Opnieuw hebben wij gesproken over dat u niet alleen een opdracht kunt verstrekken maar dat de anderen dat ook dienen te doen. Dit is al vaker met u besproken. Dit ziet niet alleen op de oorspronkelijke opdracht maar ook op deelopdrachten waaronder die uit november 2021. Er is nooit een akkoord van u allen gegeven op het voorstel dat destijds door mij is gedaan. Er is geen volmacht aanwezig. Zowel de heer [S] als ik hebben u vandaag en ook al eerder (telefonisch en schriftelijk) medegedeeld dat een andere advocaat bijstand zal moeten verlenen. Ik heb geprobeerd om de zaak onder te brengen bij een ander kantoor maar dat kantoor is daar om onbekende reden kennelijk niet toe in staat. De heer [S] en ik hebben nadrukkelijk gewezen op het feit dat een andere advocaat de zaak zal moeten gaan voortzetten. Dit is bekend en bevestigd tijdens ons gesprek. Het dossier is enkele maanden geleden al aan u afgegeven zowel digitaal als fysiek. De eigen bijdrage is in juli 2024 aan u teruggeboekt omdat dit ook zo is afgesproken en bevestigd per e-mail (23 juli 2024). Meer kunnen wij niet voor u betekenen.
2.13 Klager heeft op 17 oktober 2024 aan de interne klachtenfunctionaris van het advocatenkantoor, aan mr. G, een drietal vragen gesteld. Daarop heeft mr. G op 28 oktober 2024 geantwoord dat 1) verweerster de dossiers op 4 en 22 april 2024 heeft afgesloten, 2) zij geen opdracht heeft gegeven aan de deurwaarder zodat daarvan geen ontvangstbevestiging bestaat en 3) verweerster geen brief voor broer J heeft opgesteld zodat daarvan geen afschrift kan worden verstrekt. De klachtenfunctionaris heeft verder verklaard niets meer voor klager te kunnen doen en dat de kwestie daarmee is afgehandeld.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) geen uitvoering aan de verstrekte opdracht te geven;
b) vanaf 5 november 2021 niet meer te reageren op correspondentie van klager of van de wederpartij en die stukken niet aan het dossier toe te voegen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster erkent dat zij niet heeft gehandeld zoals zij had moeten doen in de zaak van klager en andere cliënten. Zij ziet in dat zij beter had moeten communiceren en ook pro-actiever had moeten optreden.
4.2 In september 2021 was zij in de veronderstelling dat de dagvaarding door de administratie van haar kantoor naar de deurwaarder was gestuurd. Dat bleek toch niet het geval te zijn. Het dossier is toen uit haar zicht verdwenen en blijven liggen. Na ontvangst van de brief van broer J, de wederpartij, heeft zij al haar cliënten voorgesteld om daarop te reageren. Alleen klager heeft met dat idee ingestemd. Van haar andere cliënten hoorde zij niets. Klager was niet gevolmachtigd voor hen. Dat is toen ook zo meermaals besproken. Daarna is klager zelf met broer J gaan communiceren, met verweerster telkens in de cc. Omdat in die correspondentie geen concreet verzoek door alle cliënten of door klager aan haar werd gedaan, heeft zij daar toen niet op gereageerd.
4.3 Na haar besluit om in juni 2024 te stoppen met de advocatuur, heeft zij het dossier van klager en de andere cliënten in april 2024 gesloten. Vanaf juli 2024 heeft zij nog veelvuldig met klager over de gang van zaken gecommuniceerd en haar verontschuldigingen gemaakt.
5 BEOORDELING
Maatstaf
5.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan die advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn vanwege het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet.
5.2 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet hanteert de raad als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
5.3 Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Klachtonderdelen a) en b)
5.4 Gelet op de samenhang van deze verwijten zal de raad deze gelijktijdig behandelen.
5.5 Verweerster heeft tijdens de zitting verklaard dat zij een concept dagvaarding aan haar cliënten heeft gestuurd en daarop alleen een positieve reactie van klager heeft ontvangen. Of haar andere cliënten toen ook hun akkoord hebben gegeven, kan verweerster zich niet herinneren. Volgens verweerster is door een interne administratieve vergissing en buiten haar medeweten de dagvaarding daarna niet naar de deurwaarder gestuurd. De raad leidt hieruit af dat verweerster kennelijk wel de bedoeling had om de dagvaarding namens haar cliënten te laten betekenen, zoals haar ook was opgedragen. De daarna door verweerster van de wederpartij ontvangen brief was voor verweerster, aldus haar verklaring, geen aanleiding om de situatie rondom de dagvaarding te controleren en dat weer op te pakken. Verweerster heeft als reden daarvoor gegeven dat zij wachtte op een reactie van alle cliënten op de van de wederpartij ontvangen brief en dat zij toen de opdracht om tot dagvaarding over te gaan uit het oog was verloren.
5.6 Als verantwoordelijk advocaat had het op de weg van verweerster gelegen om regie te voeren bij de van haar cliënten verkregen opdracht. Verweerster is daarin naar het oordeel van de raad serieus tekortgeschoten. Uit de stukken is de raad verder gebleken dat verweerster onvoldoende heeft gecommuniceerd met haar cliënten. Klager heeft haar herhaaldelijk gevraagd naar de stand van zaken, maar verweerster heeft daar niet of onvoldoende op gereageerd. Dat klager op enig moment zelf met de wederpartij is gaan corresponderen, ontsloeg verweerster niet van haar verantwoordelijkheid om de opgedragen werkzaamheden voor klager en de andere cliënten uit te voeren. Verweerster heeft echter niets voor klager en zijn familie hierin gedaan.
5.7 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerster in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld richting klager. Dat betekent dat de klachtonderdelen a) en b) gegrond worden verklaard.
6 MAATREGEL
De raad heeft twee klachtonderdelen gegrond verklaard. Verweerster heeft de zaak van klager en zijn familieleden totaal niet onder controle gehad. Zij heeft niet gecontroleerd of de dagvaarding was verstuurd en heeft de zaak daarna zelfs uit het oog verloren. Ook de daarna van de wederpartij ontvangen brief heeft verweerster niet tot actie aangezet. Ook toen is zij niet alsnog tot dagvaarding overgegaan of heeft contact gezocht met haar cliënten. Zij heeft niets gedaan, geen regie gevoerd, maar haar cliënten, waaronder klager, aan hun lot overgelaten. Hoewel verweerster op de zitting duidelijk inzicht heeft getoond in het foutieve van haar handelen, acht de raad gezien de ernst van de zaak een berisping nodig en passend.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Omdat raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager, b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline: - verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond; - legt aan verweerster de maatregel van berisping op; - veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1; - veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; - veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. A.E. Mulder en Y.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 september 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 1 september 2025
