Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-08-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2025:172

Zaaknummer

25-059/DH/DH

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht van een VvE-lid over de advocaat van de VvE. Verweerder was gemachtigd om namens het bestuur op te treden. Of het bestuur zelf gemachtigd was door de ALV, is een interne aangelegenheid. De getroffen schikking is aan de ALV voorgelegd, zodat niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt daarvan aan verweerder valt te maken. Datzelfde geldt wat betreft de nietigverklaring van de schikking. De schikking is getroffen door het bestuur. Verweerder heeft ten aanzien daarvan geen evident onpleitbaar standpunt ingenomen. Niet gebleken dat verweerder (bewust) verkeerde of onjuiste informatie aan de ALV heeft verstrekt over de kansen en risico’s. Verweerder heeft geen rekening hoeven houden met de minderheidsbelangen binnen de VvE, maar kon ervan uitgaan dat het bestuur handelde naar de belangen van de meerderheid van de VvE. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 25 augustus 2025

in de zaak 25-059/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 23 juni 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 28 januari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K126 2024 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 juli 2025. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventaris genoemde bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de aanvullende stukken van klager van 6 maart 2025, 29 juni 2025 en 30 juni 2025.

 

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Klager is eigenaar van een garage die behoort tot een appartementencomplex. Hij is daarmee van rechtswege lid van de Vereniging van Eigenaren van [gebouw] (hierna: de VVE). Binnen de VVE loopt een langdurig conflict over de verdeling van kosten voor onder meer de videofooninstallatie, de receptie en nachtbewaking van het gebouw. Klager zou op basis van een nieuwe verdeelsleutel meer moeten gaan betalen. Diverse andere leden waaronder de heer L (hierna: L c.s.) menen dat zij ten onrechte te veel hebben moeten betalen door de oude verdeelsleutel, omdat deze in strijd zou zijn met de splitsingsakte, en hebben daarop diverse procedures gevoerd tegen de VVE. De VVE is daarbij aanvankelijk bijgestaan door een andere advocaat.

2.3 Bij beschikking van de kantonrechter van 3 mei 2018 is samengevat geoordeeld dat de kosten voor de receptie en nachtwaker tot de gemeenschappelijke huishouding behoren en dat deze niet in strijd met de splitsingsakte in rekening zijn gebracht. Een eerder genomen besluit om deze kosten alsnog over alle eigenaren om te slaan, is als strijdig met de splitsingsakte nietig verklaard.

2.4 Op 3 april 2019 heeft de Algemene Ledenvergadering van de VVE (hierna: de ALV) een procesmachtiging afgegeven aan het bestuur van de VVE.

2.5 Bij vonnis van de kantonrechter van 11 december 2020 zijn L c.s. veroordeeld tot betaling van de achterstanden van de kosten.

2.6 Per juli 2022 staat verweerder de VVE bij als advocaat, nadat een nieuw bestuur van de VVE was aangetreden.

2.7 Op 18 augustus 2022 heeft de advocaat van klager aan verweerder geschreven:

“(…) Cliënten beschikken over een aantal argumenten die kunnen worden gebruikt om verweer te voeren tegen de standpunten van [L] c.s. Alhoewel ik niet beschik over een volledig procesdossier, lijkt het erop dat deze argumenten niet, althans onvoldoende over het voetlicht zijn gebracht in de procedure die tot nog toe is gevoerd.

Cliënten hebben een aantal maal geprobeerd om contact te krijgen met de vorige advocaat van de VvE (VDL) en dit toe te lichten, zodat de VvE deze argumenten zou kunnen meenemen in het verweer. Dit is niet gelukt. Het bestuur noch de advocaat was bereikbaar voor cliënten. Dit is niet alleen jammer -het is in het belang van de VvE dat op adequate wijze verweer wordt gevoerd- ook is VDL eraan voorbij gegaan dat zij als advocaat op grond van de gedragsregels is gehouden rekening te houden met de belangen van individuele leden (zie bijv. https://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TADRAMS_2021_117).

Cliënten hebben in een brief aan VDL (bestaande uit drie aanvullende brieven) hun argumenten kenbaar gemaakt aan VDL. Wij vragen ons af of VDL deze brieven aan u heeft doorgezonden en of u deze brief in uw dossier heeft. Zou dat niet het geval zijn, dan kunnen cliënten deze brief alsnog aan u toezenden.

(…)

Graag stem ik met u af op welke wijze deze argumenten het beste kunnen worden meegenomen in het verweer van de VvE. Denkbaar is dat door cliënten (via u) alsnog nadere producties worden ingediend, waaruit het vorenstaande blijkt, alsmede dat dit wordt meegenomen in het pleidooi van de VvE.

Ik hoor graag van u en houd mij beschikbaar voor overleg.”

2.8 Op 23 augustus 2022 is ter zitting van het Gerechtshof Amsterdam een schikking getroffen tussen L c.s. en de VVE. Daarin is onder meer opgenomen:

“(…) Partijen komen ter beëindiging van hun geschil, bij dit hof aanhangig onder bovenvermeld zaaknummers het volgende overeen:

De VvE zal een bijzondere algemene ledenvergadering uitroepen waarin het besluit om deze minnelijke regeling wordt overeengekomen onder het voorbehoud dat goedkeuring van de algemene ledenvergadering wordt verkregen. (…)

2.9 Op 24 augustus 2022 heeft verweerder aan de advocaat van klager geschreven:

“Uw cliënten en mijn cliënte hebben uiteenlopende belangen. De “input” die u mij stuurde ondersteunen het belang van uw cliënten en die zijn nu eenmaal anders dan de belangen van cliënte. Vandaar dat ik niets met de ongevraagd door u toegestuurde “input” heb gedaan. (…)”

2.10 Op 20 september 2022 heeft de ALV met meerderheid van stemmen ingestemd met de schikking. In de notulen staat vermeld:

“(…) Dhr. [K] vraagt of er uitleg kan komen voor de leden over de geschiedenis van de zaak en wat de uitkomst van de stemming voor gevolg zal hebben voor de leden. [Verweerder] geeft een toelichting. De kantonrechter heeft een uitspraak gedaan over een juridische procedure van twee leden van de VvE; deze twee leden zijn daarna in hoger beroep gegaan. De rechter heeft bepaald dat er een mondelinge behandeling moet plaatsvinden. Het bestuur is echter van mening dat de VvE de regels in de splitsingsakte strikt moet naleven en wil afstand nemen van de afwijkende kostenverdeling die in het verleden is gebruikt. In feite is het bestuur het met de appellanten eens. Omdat het bestuur niet gemachtigd is om de VvE wettelijk te vertegenwoordigen, evenals de advocaat, wordt de vergadering gevraagd akkoord te gaan met de voorgestelde kostenverdeling. In overleg met de rechtbank is besloten een voorstel tot schikking aan de vergadering voor te leggen; hierover kunnen de leden tijdens deze ALV hun stem uitbrengen. Mocht de vergadering het voorstel afwijzen, dan zal er een nieuwe koers bepaald moeten worden en volgt een mondelinge behandeling van de zaak.

(…)

Dhr. [B] merkt op dat de procedure ging over een incasso tussen twee VvE leden en de VvE; het proces-verbaal gaat alleen over deze twee leden en niet over de kostenverdeling van de andere eigenaren. Dhr. [B] heeft een advocaat om advies gevraagd en deze bevestigt dat het proces-verbaal alleen een overeenkomst is tussen de VvE en twee leden. [Verweerder] antwoordt dat dit feitelijk inderdaad het geval is maar het bestuur wil het breder treffen en, als de vergadering akkoord gaat, deze kostenverdeling voor alle eigenaren te laten gelden. Daarom wordt vanavond de mening van alle eigenaren gevraagd.

(…)

[Klager] wil een besluit nemen als zijn eigen advocaat aanwezig is. [Verweerder] geeft aan dat tijdens deze ALV een besluit genomen moet worden. De scheefgroei is in het verleden ontstaan omdat er in de RvS van uit is gegaan dat alle garage-eigenaren ook appartementseigenaren waren. De kantonrechter die eerder een uitspraak heeft gedaan, heeft niet juist geoordeeld omdat deze geschiedenis niet is meegenomen. (…)”

2.11 Op 3 maart 2023 heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat de schikking nietig is, omdat deze de eerdere beschikking van de kantonrechter van 3 mei 2018, die gezag van gewijsde heeft verkregen, zou doorkruisen. Verweerder heeft op 28 maart 2023 namens de VVE hoger beroep ingesteld tegen de beschikking. Op 14 juni 2024 heeft verweerder, voor zover hier van belang, daarop de volgende toelichting gegeven:

“Bij beschikking van 3 mei 2018 heeft de kantonrechter te Amsterdam geoordeeld dat de kosten voor de diensten receptie en nachtwaker tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding behoren en daarmee tot de uitzondering genoemd in artikel 23 lid 3 van de splitsingsakte.

(…)

Hoewel het bestuur het met deze uitspraak niet eens was is daartegen geen hoger beroep ingesteld. De overwegingen van de kantonrechter in deze uitspraak zijn evenwel niet bindend, nu deze niet in het dictum zijn opgenomen en er ook geen verklaring voor recht is gevraagd. De kantonrechter heeft uitsluitend de verzoeken over en weer afgewezen, maar niet rechtens vastgesteld hoe de kostenverdeling dan wel zou dienen te geschieden.

Het bestuur heeft naar aanleiding van deze uitspraak de leden van de VvE wel laten weten dat de kosten van de receptie en nachtwacht in het vervolg alleen over de eigenaren van de woonappartementen zouden worden verdeeld en dat de eigenaren van de bergingen en garages daarmee niet meer zouden worden belast. In juli 2018 heeft er aldus een herberekening plaatsgevonden.

(…)

Ten onrechte heeft de kantonrechter in deze beschikking geoordeeld dat de in het besluit van 20 september 2022 vastgestelde kostenverdeling de door de kantonrechter bij beschikking van 3 mei 2018 aan hand van de uitleg van de splitsingsakte bepaalde kostenverdeling doorkruist en zodoende jegens verzoekers 1,2 en 10 nietig is.

Ten onrechte, nu de kantonrechter in zijn beschikking van 3 mei 2018 weliswaar heeft geoordeeld dat de kosten voor de diensten receptie en nachtwaker tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding behoren, maar daarbij niet heeft geoordeeld hoe deze kosten dan wel verdeeld dienen te worden.

Ook de splitsingsakte zelf geeft daarover geen uitsluitsel. Artikel 23 lid 3 van de splitsingsakte bepaalt weliswaar dat de eigenaars verplicht zijn bij te dragen in de schulden en kosten, die voor gemeenschappelijke rekening zijn en dat de kosten die voor de diensten, zoals omschreven in artikel 29 lid 4 worden gemaakt daarvan zijn uitgesloten, maar de splitsingsakte bepaalt niet hoe laatstgenoemde kosten dan wel dienen te worden verdeeld. (…)”

2.12 Op 23 juni 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2.13 Op 27 en 28 juni 2024 heeft klager brieven geschreven aan het bestuur van de VvE.

2.14 Op 28 juni 2024 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Ik stel u op de hoogte dat over uw voorgaande optreden bij het Gerechtshof zonder procesmachging door mij een klacht is ingediend bij de deken van Den Haag. Het bestuur weigert mededeling te doen over de komende hoorzitting, o.a. wordt niet vemeld of u weer voor het Hof gaat optreden. Het zou me verbazen gezien het ontbreken van een procesmachtiging. Maar we hebben geleerd dat bij dit bestuur alles mogelijk is. Indien u toch gaat optreden wijs ik u op de mail van [klagers advocaat] aan u dd. 18 augustus 2022. Speciaal punt 4. Rekening houden met het belang van alle leden van de VvE. En punt 6. De stelling van [de voorgaande advocaat] in zijn Memorie van Antwoord dat de kosten van de gemeenschappelijke huishouding onder BW 5 vallen is onjuist. Hetgeen hem in verschillende mails is medegedeeld. 29 mei 2022, 1 juni 2022, 3 juni 2022, 6 juni 2022. Deze mails horen in het dossier van [de voorgaande advocaat] te zien dat aan u is overgedragen. Wij gaan ervan uit dat u deze mails in bezit heeft, op het aanbod ze eventueel toe te zenden bent u niet ingegaan. Mocht de hoorzitting op 2 juli inhoudelijk voortgezet worden en u daarin participeert dan gaan wij ervan uit dat u deze informatie en de andere argumenten uit de mail van u dd. 18 augustus voorlegt aan het Hof. Zie punt 4. Of bij advisering van het bestuur deze argumenten inbrengt.”

2.15 Op 28 oktober 2024 heeft de ALV ingestemd met het aanstellen van verweerder als advocaat van het bestuur.

 

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a) Verweerder heeft ten onrechte opgetreden als advocaat van de VVE, omdat hij niet is benoemd of een procesmachtiging heeft;

b) Verweerder heeft op de hoorzitting van 23 augustus 2022 een schikking getroffen, terwijl hij had moeten weten dat die schikking nietig was wegens strijd met de splitsingsakte en de ALV ook geen toestemming had gegeven;

c) Verweerder heeft geen toelichting gegeven op de ALV over de kansen en risico’s van de procedures, waaronder dat de aangepaste kostenverdeling al door twee kantonrechters was afgewezen;

d) Verweerder heeft geen rekening gehouden met de belangen van alle leden van de VVE;

3.2 In zijn aanvullend stuk van 6 maart 2024 beklaagt klager zich ook over een beschikking van de kantonrechter van 13 december 2024, die ging over de jaarrekeningen van 2021 en 2022. Klager meent dat verweerder de kantonrechter onjuist heeft geïnformeerd. Ook zou verweerder het gerechtshof op twee zittingen, van 23 augustus 2022 en 2 juli 2024, verkeerd hebben geïnformeerd, waardoor het gerechtshof bij arrest van 12 november 2024 gedwongen was om een onjuiste beslissing te nemen, althans het standpunt zonder enige beoordeling heeft moeten overnemen.

 

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5. BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 Naar vaste jurisprudentie van het hof van discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid, (financiële) integriteit, partijdigheid en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen.

Waarover kan de raad in deze klacht beslissen?

5.2 Klager heeft in zijn aanvullende stukken, na afsluiting van de onderzoeksfase bij de deken, aanvullende klachtonderdelen naar voren gebracht. Deze zijn weergegeven in overweging 3.2. Nieuwe klachten moeten op grond van artikel 46c van de Advocatenwet echter bij de deken worden ingediend. Verweerder heeft ook bezwaar gemaakt tegen het betrekken van deze nieuwe klachtonderdelen in de beoordeling. De raad gaat dan ook niet in op deze nieuwe klachtonderdelen.

5.3 Ook maakt de raad uit het dossier op dat klager veel verwijten uit jegens het bestuur van de VVE. Ook daar gaat de raad niet op in, omdat de raad slechts kan oordelen over het handelen van advocaten.

Klachtonderdeel a)

5.4 Verweerder is door het bestuur van de ALV verzocht om bijstand in diverse procedures. Daarmee is verweerder gemachtigd geweest om namens het bestuur op te treden. Dat het bestuur zelf mogelijk niet gemachtigd was door de ALV om deze procedures te starten, staat daar los van. Dat is iets waarover de ALV het bestuur intern ter verantwoording kan roepen of waarover wederpartijen in de procedure een ontvankelijkheidsverweer kunnen opwerpen. Verweerder heeft het bestuur kunnen bijstaan zonder daarmee tuchtrechtelijk laakbaar te handelen. Voor zover klager bedoeld heeft dat verweerder het bestuur had moeten informeren over de ontbrekende machtiging van de ALV, raakt dit aan de kwaliteit van de dienstverlening en kan slechts de cliënte zelf hierover klagen. Klachtonderdeel a) is ongegrond.

Klachtonderdeel b)

5.5 Klager en verweerder hebben ieder een verschillende uitleg over de gang van zaken bij het tot stand komen van de schikking op de zitting van 23 augustus 2022. Volgens klager heeft het gerechtshof opgemerkt dat de ALV nog met de schikking diende in te stemmen. Volgens verweerder is dit door partijen zelf opgenomen in de voorwaarden voor de schikking. De raad acht de precieze gang van zaken echter niet relevant voor de beoordeling van de klacht. Blijkens de schikking is overeengekomen dat de VvE de schikking ter goedkeuring zou voorleggen aan de ALV en dat is gebeurd. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt daarvan aan verweerder valt te maken.  

5.6 Evenmin kan worden gezegd dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat de schikking uiteindelijk nietig is bevonden. Vooropgesteld moet worden dat niet verweerder maar het bestuur de schikking heeft getroffen. Voor zover verweerder zijn cliënt in onvoldoende mate zou hebben gewezen op het risico van nietigheid van die schikking – en klager daarover al zou kunnen klagen – geldt dat verweerder een andere uitleg had over de mogelijkheid om de kostenverdeling aan te passen, zoals volgt uit overweging 2.11. Hoewel verweerder daarin niet is gevolgd door de rechter, betekent dat niet dat hij daarom tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het is nu eenmaal eigen aan juridische procedures dat iemand in het ongelijk wordt gesteld. Het is de raad bovendien niet gebleken dat het door verweerder in die procedure ingenomen standpunt evident onpleitbaar is geweest.

5.7 Klachtonderdeel b) is ongegrond.

Klachtonderdeel c)

5.8 Verweerder moet zijn cliënt, in dit geval het bestuur van de VVE, inlichten over de kansen en risico’s van de procedure. Het is slechts aan de cliënt om daarover te klagen. Of het aan het bestuur van de VVE is om dit vervolgens met de ALV te bespreken, is iets waar de tuchtrechter niet over gaat. Wel wordt vastgesteld dat verweerder op 20 september 2022 kennelijk een toelichting heeft gegeven over de procedure en daarin het standpunt van het bestuur heeft toegelicht. Voor zover al voldoende waarde kan worden gehecht aan de notulen van de ALV in het kader van deze tuchtrechtelijke procedure, kan de raad daaruit niet afleiden dat verweerder verkeerde of (bewust) onjuiste informatie heeft verstrekt. Dat klager het niet met het standpunt van verweerder of het bestuur eens is, is daarvoor onvoldoende. Klachtonderdeel c) is ongegrond.

Klachtonderdeel d)

5.9 Zoals hiervoor al is overwogen, is verweerder de advocaat van het bestuur. Hij is dus partijdig in de behartiging van de belangen van het bestuur. Ook kan hij er in beginsel van uitgaan dat het bestuur handelt naar de belangen van de meerderheid van de VVE. Anders dan in de door klager aangehaalde beslissing (ECLI:NL:TADRAMS:2021:117) is niet gebleken dat sprake was van een belangenverstrengeling tussen het bestuur en (de meerderheid van) de leden van de VVE. Die vergelijking gaat dus niet op. Hoewel de advocaat van een VVE in sommige gevallen rekening moet houden met de belangen van de individuele leden, gaat dat niet zo ver – zoals klager lijkt te betogen – dat hij geen standpunten meer naar voren mag brengen in procedures omdat een minderheid van de leden het daarmee niet eens is. Dat zou er immers toe leiden dat de advocaat van een VVE vleugellam wordt gemaakt en het bestuur van een VVE geen effectieve rechtsbijstand meer kan hebben als er geen goedkeuring van 100% van de leden is. Klachtonderdeel d) is ongegrond.

Conclusie

5.10 De klacht is in het geheel ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. F.G.L. van Ardenne, A.T. Bol, M.G. van den Boogerd en J.G. Colombijn-Broersma, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2025.

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 25 augustus 2025