Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-09-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2025:178
Zaaknummer
24-820/DH/RO
Zaaknummer
24-821/DH/RO
Zaaknummer
24-822/DH/RO
Zaaknummer
24-824/DH/RO
Zaaknummer
24-825/DH/RO
Inhoudsindicatie
Verzet van klager ongegrond verklaard. Ook het verzet van verweerder 1 wordt ongegrond verklaard. De vermelding in de voorzittersbeslissing waar dit verzet op ziet is weliswaar feitelijk onjuist, maar de raad is van oordeel dat uit de beoordeling blijkt dat de voorzitter haar beslissing niet mede op die onjuiste datum heeft gebaseerd. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. De raad laat de voorzittersbeslissing (hersteld) in stand.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline
in het ressort Den Haag
van 1 september 2025
in de zaken 24-820/DH/RO, 24-821/DH/RO, 24-822/DH/RO, 24-824/DH/RO en 24-825/DH/RO
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 januari 2025 op de klacht van:
klager
tegen:
[…] (24-820/DH/RO) […] (24-821/DH/RO) […] (24-822/DH/RO) […] (24-824/DH/RO) […] (24-825/DH/RO)
verweerders
gemachtigde: mr. R.M. Bertens
1. Verloop van de procedure
1.1 Op 7 april 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder 1. Op 28 april 2024 heeft klager bij de deken klachten ingediend over de andere vier verweerders.
1.2 Op 12 november 2024 heeft de raad de klachtdossiers met kenmerken R 2024/96 (verweerder 1), R 2024/97 (verweerster 2), R 2024/98 (verweerster 3), R 2024/99 (verweerder 4) en R 2024/100 (verweerster 5) van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 22 januari 2025 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klachten tegen alle vijf verweerders kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is diezelfde dag verzonden aan partijen.
1.4 Op 27 januari 2025 heeft de gemachtigde van verweerders (hierna ook: de gemachtigde) verzocht om herstel van een drietal (kennelijke) fouten/verschrijvingen. Klager heeft zich hiertegen verzet.
1.5 Op 19 februari 2025 heeft de voorzitter het rectificatieverzoek afgewezen en de gemachtigde gewezen op het rechtsmiddel van verzet.
1.6 Op 21 februari 2025 heeft de gemachtigde, namens verweerder 1, verzet ingesteld tegen de beslissing om het rectificatieverzoek af te wijzen.
1.7 Op 21 februari 2025 heeft klager (in alle zaken) verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.8 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 21 juli 2025 . Daarbij was klager aanwezig. Verweerders en hun gemachtigde zijn, zoals vooraf aangekondigd, niet ter zitting verschenen.
1.9 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van de verzetschriften .
2. VERZET klager
2.1 De gronden van klagers verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat hij zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Klager heeft onder meer het volgende aangevoerd:
2.2 Ten aanzien van de feiten:
- Klager stelt dat er sprake is van onvolledige feiten/citaten (in 1.7 en 1.11 van de voorzittersbeslissing). Klager stelt dat als er geciteerd wordt, de volledige e-mails geciteerd hadden moeten worden, zodat belanghebbenden inzicht krijgen in de volledige context. In de voorzittersbeslissing zijn in 1.11 citaten onjuist weergegeven: de formulering is aangepast en er is een zin opgenomen die helemaal niet in het document stond.
- Klager stelt dat een aantal namen in het citaat in 1.7 zijn weggelaten, terwijl deze personen in het openbaar treden. Klager stelt dat deze namens volgens de Wob/Woo jurisprudentie geopenbaard behoren te worden.
2.3 Ten aanzien van de klacht:
- Klager stelt dat de voorzittersbeslissing stelt dat verweerder 1 niet inzag dat bepaalde handelingen onrechtmatig waren. Klager is het daar niet mee eens, want verweerder 1 had als advocaat volledige kennis van de strafbaarheid van zijn handelen en wist dus dat hij zowel het tuchtrecht als het strafrecht overtrad.
- Klager stelt dat in de voorzittersbeslissing ten onrechte wordt gesteld dat hij meerdere klachten heeft ingediend tegen niet-advocaten van de EUR, terwijl hij in werkelijkheid per verweerder afzonderlijk een tuchtrecht heeft ingediend.
2.4 Ten aanzien van de beoordeling:
- Klager stelt dat het onjuist is geweest om de tuchtklachten tegen de vijf verweerders samen te voegen in één beslissing. De inhoud en aard van zijn klachten verschillen per persoon en de tuchtklachten vereisen een afzonderlijke beoordeling, omdat elke advocaat op een andere manier tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
- Klager stelt dat sprake is van een onjuiste norm c.q. verkeerde maatstaf: de voorzitter stelt onterecht dat klager eerdere onderwerpen opnieuw op basis van het tuchtrecht wil behandelen, terwijl klagers klacht zich uitsluitend richt op het handelen van elk van de verweerders in relatie tot de gedragsregels.
- Klager stelt dat sprake is van een motiveringsgebrek, omdat de beoordeling van de klachtonderdelen nauwelijks wordt onderbouwd. Het blijft voor klager onduidelijk op welke gronden de voorzitter tot zijn oordeel is gekomen.
- Klager stelt dat ook sprake is van onzorgvuldigheid, omdat niet per klachtonderdeel een afzonderlijke oordeel te geven. Door de klacht als geheel af te wijzen zonder concrete motivering, ontbreekt het aan transparantie en kan klager de juridische redenering niet goed controleren.
- Klager stelt dat verweerders zich hebben beperkt tot het betwisten van de ontvankelijkheid en niet inhoudelijk op de klachtonderdelen zijn ingegaan. Doordat zij geen verweer hebben gevoerd tegen de inhoud, ziet klager geen juridische grond om de klacht af te wijzen en acht klager gegrondverklaring op zijn plaats.
2.5 Klager heeft verder opmerkingen gemaakt over het feit dat de voorzitter (anders dan de deken) zijn klachten ontvankelijk heeft geacht en geen misbruik van recht heeft aangenomen.
3. VERZET verweerder 1
3.1 De gemachtigde heeft, namens verweerder 1, verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter om het rectificatieverzoek af te wijzen. In de voorzittersbeslissing is in 1.9 een onjuistheid opgenomen met betrekking tot de datum van uitschrijving van het tableau van verweerder 1. In de voorzittersbeslissing is vermeld dat dit na 7 april 2024 is geweest, terwijl verweerder 1 zich reeds op 29 december 2023 op eigen verzoek heeft doen schrappen van het tableau.
3.2 Het verzet richt zich expliciet niet tegen de kennelijke ongegrondverklaring van de klachten van klager tegen verweerder 1, maar enkel tegen de hiervoor genoemde feitelijke onjuistheid.
4. feiten en klacht
4.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter en naar hetgeen daarover bij de beoordeling is overwogen.
5. BEOORDELING
5.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
Verzet klager
5.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Met betrekking tot de specifiek door klager aangevoerde gronden overweegt de raad als volgt:
5.3 Ten aanzien van de feiten geldt dat de voorzitter op grond van het klachtdossier een selectie maakt van de voor de beoordeling relevante feiten. Er is geen rechtsregel die de voorzitter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet (voldoende) weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak op te nemen. Er is evenmin een rechtsregel die verplicht om berichten of e-mails integraal weer te geven. De voorzitter heeft in de betreffende passages (1.7 en 1.11) uitgebreid geciteerd. De raad ziet niet in wat daarin mist of waarom die selectie onvolledig is. Het staat de voorzitter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten een selectie van feiten te maken die hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomen. De voorzitter heeft daarbij kennelijk de namen van personen die niet relevant zijn voor de beoordeling van de tuchtklacht weggelaten. Dat is gebruikelijk en vormt geen reden om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Dat de voorzitter in de vaststelling van de relevante feiten onjuist of onvolledig is geweest, is de raad op grond van het verzet en de verdere stukken niet gebleken.
5.4 Het is de raad evenmin gebleken dat in 1.11 citaten onjuist zijn weergegeven. De door de voorzitter in 1.11 geciteerde e-mail maakt – op de manier waarop deze door de voorzitter is weergegeven – onderdeel uit van het klachtdossier.
5.5 Ten aanzien van de klacht geldt dat de voorzitter als klacht heeft opgenomen dat verweerder 1 niet heeft ingezien dat bepaalde handelingen onrechtmatig waren. Uit het verzet en de verdere stukken maakt de raad op dat klager verweerder 1 inderdaad onder meer verwijt dat verweerder 1 dit niet heeft ingezien. Van een onjuiste klachtweergave is niet gebleken.
5.6 Uit het klachtdossier blijkt dat klager, naast de klachten gericht tegen verweerders, ook klachten uit aan het adres van (medewerkers van) de EUR. Die vermelding van de voorzitter is daarmee niet onjuist. Deze klachten bestaan naast de door klager tegen elke van de vijf verweerders ingediende tuchtklachten.
5.7 Ten aanzien van de beoordeling overweegt de raad dat – hoewel er verschillen zijn tussen de tegen verweerders ingediende tuchtklachten – steeds geldt dat het om hetzelfde toetsingskader gaat. Bij alle verweerders gaat het namelijk om handelen in een andere hoedanigheid dan die van advocaat. De gedragsregels zijn daarbij uitdrukkelijk niet aan de orde. De raad acht het niet onbegrijpelijk noch onjuist dat de voorzitter een gezamenlijke beslissing heeft genomen. Datzelfde geldt voor de keuze van de voorzitter om alle klacht(onderdel)en gezamenlijk te behandelen, in plaats van afzonderlijk. Ook dat is een keuze die niet onjuist noch onbegrijpelijk is. Het feit dat verweerders onvoldoende verweer zouden hebben gevoerd, maakt niet dat de klachten daarmee gegrond zouden zijn. De raad is van oordeel dat in redelijkheid niet hoeft te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is.
5.8 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet van klager daarom ongegrond verklaren.
Verzet verweerder 1
5.9 De raad merkt dit verzet aan als gericht tegen de voorzittersbeslissing en niet als een verzet tegen de beslissing tot afwijzing va het rectificatieverzoek, omdat dit laatste geen grond vindt in de Advocatenwet.
5.10 Niet ter discussie staat dat de vermelding in 1.9 van de voorzittersbeslissing over de uitschrijving van verweerder 1 van het tableau onjuist is. In verzet is duidelijk geworden dat verweerder 1 zich al op 29 december 2023 als advocaat heeft laten uitschrijven in plaats van na 7 april 2024. De vermelding in de voorzittersbeslissing (in 1.9) is daarmee weliswaar feitelijk onjuist, maar de raad is van oordeel dat uit de beoordeling blijkt dat de voorzitter haar beslissing niet mede op die onjuiste datum heeft gebaseerd. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. De raad verklaart het verzet van verweerder daarom ongegrond en laat de voorzittersbeslissing (hersteld) in stand, waarbij de raad opmerkt dat 1.9 moet luiden: “Mr. [verweerder 1] heeft zich op 29 december 2023 op eigen verzoek van het Tableau laten schrappen.”
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet van klager ongegrond;
- verklaart het verzet van verweerder 1 ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot , voorzitter, mrs. D.G.M. van den Hoogen en N. de Boer, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2025 .
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 1 september 2025